ECLI:NL:RBLIM:2020:2443

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 maart 2020
Publicatiedatum
30 maart 2020
Zaaknummer
03/201124-19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan hennepkwekerij en diefstal elektriciteit met vrijspraak voor medeplegen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 25 maart 2020, stond de verdachte terecht voor het telen van hennepplanten, diefstal van elektriciteit en het voorhanden hebben van een stroomstootwapen. De tenlastelegging omvatte drie feiten: het telen van 178 hennepplanten op 31 oktober 2018, het illegaal afnemen van elektriciteit van Enexis in de periode van 1 mei tot en met 31 oktober 2018, en het voorhanden hebben van een stroomstootwapen op dezelfde datum. Tijdens de zitting op 11 maart 2020 heeft de verdachte verklaard dat zij toestemming had gegeven aan een ander om een hennepplantage in haar woning op te zetten, maar dat zij geen feitelijke beschikkingsmacht had over de kwekerij. De officier van justitie eiste vrijspraak voor het medeplegen, maar achtte de verdachte wel schuldig aan de andere feiten. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepkwekerij en de diefstal van elektriciteit, en sprak haar vrij van deze feiten. Wel werd het voorhanden hebben van het stroomstootwapen bewezen verklaard. De rechtbank legde een voorwaardelijke geldboete op van € 550,00, met een proeftijd van twee jaar.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/201124-19
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 maart 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. F.E.L. Teerling, advocaat kantoorhoudende te Heerlen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 maart 2020. De verdachte en
mr. W.W.J. Houben, een kantoorgenoot van haar raadsman, zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1: op 31 oktober 2018samen met een ander 178 hennepplanten opzettelijk heeft geteeld, in elk geval opzettelijk ten minste 30 gram aanwezig heeft gehad;
Feit 2: in de periode 1 mei tot en met 31 oktober 2018elektriciteit toebehorend aan Enexis heeft weggenomen door middel van braak;
Feit 3: op 31 oktober 2018een stroomstootwapen voorhanden heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht met betrekking tot feit 1 wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in haar eentje op 31 oktober 2018 delen van 178 hennepplanten opzettelijk aanwezig heeft gehad. Zij verwijst hiervoor naar hetgeen op 31 oktober 2018 in de woning van de verdachte is aangetroffen en naar de verklaring van de verdachte. De officier van justitie vraagt vrijspraak voor het medeplegen.
Met betrekking tot feit 2 acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte stroom heeft weggenomen van Enexis in de periode van de plantages. Zij verwijst hiervoor naar de aangifte van Enexis en het gegeven dat de verdachte degene was die verantwoordelijk was voor de rekening van Enexis. De verdachte wist dat er een plantage in haar woning was en het is een feit van algemene bekendheid dat voor een plantage veel stroom nodig is en dat deze doorgaans illegaal wordt afgenomen. Daarnaast liep de kabel zichtbaar naar de ruimte met de plantage. De officier van justitie vraagt vrijspraak voor de verbreking.
De officier van justitie acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen. Het stroomstootwapen is als zodanig beschreven en de verdachte heeft ter zitting verklaard dat dit van haar is en dat zij dit meenam ter beveiliging als ze haar hond ging uitlaten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het dossier geen bewijs bevat voor actieve betrokkenheid van de verdachte bij het onder 1 tenlastegelegde opzettelijk telen, bereiden, bewerken en verwerken van hennep. Voor die handelingen dient de verdachte dan ook te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder feit 1 tenlastegelegde opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat hiervoor - gelet op de jurisprudentie - zowel wetenschap als (feitelijke) beschikkingsmacht is vereist. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij weliswaar wetenschap had van de plantage, maar dat zij geen sleutel had van de ruimte waar de kwekerij stond. Uit het dossier volgt ook niet dat zij anderszins daadwerkelijk feitelijke beschikkingsmacht had. De verdachte dient om die reden geheel te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onder feit 1.
Met betrekking tot feit 2 heeft de verdediging betoogd dat de verdachte iedere vorm van betrokkenheid bij diefstal van stroom betwist. Zij wist niet dat er een illegale aansluiting in haar meterkast zat. Op basis van het dossier kan geen wetenschap c.q. opzet - ook niet in voorwaardelijke zin - worden vastgesteld. Om die reden vraagt de verdediging verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde onder feit 2.
Met betrekking tot feit 3 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1 en 2
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat het tenlastegelegde onder de feiten 1 en 2 niet bewezen is.
Op 31 oktober 2018 heeft de politie in de woning van de verdachte een hennepplantage aangetroffen die niet meer in gebruik was. In twee kweekruimtes op de bovenste verdieping zijn in totaal 178 lege vervuilde plantenpotten aangetroffen en vuilniszakken gevuld met teelaarde en met resten van hennepplanten. Ook in de kelder van de woning van de verdachte zijn vuilniszakken aangetroffen met resten van hennepplanten.
Een fraude-inspecteur van Enexis heeft geconstateerd dat de stroomvoorziening voor de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. Over de trap liep een stroomkabel vanuit de meterkast naar de hennepkwekerij.
Verdachte heeft ter terechtzitting als volgt, zakelijk weergegeven, verklaard:
Ik heb aan [naam] toestemming gegeven om een hennepplantage op de eerste verdieping van mijn woning op te zetten. Het was maar één keer. De ruimte waar de hennepplantage stond was afgesloten en ik had geen sleutel. [naam] had wel een sleutel. Ik mocht daar niet komen. Ik heb geen sleutel van de voordeur gegeven, ik heb de voordeur altijd opengemaakt. Ik deed de voordeur open zodat hij de plantage kon verzorgen. Hij kwam ongeveer 2 tot 3 keer per week. [naam] had soms een andere man bij zich. Ik heb één keer € 500,00 gekregen nadat er geoogst was. Daarna is [naam] met de noorderzon vertrokken en was hij telefonisch niet meer bereikbaar. Ik wist niet dat er een illegale aftakking voor de stroom in de meterkast was aangelegd.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte niet op voorhand onaannemelijk is. Uit het dossier blijkt dat de deur die toegang gaf tot de hennepkwekerij, inderdaad was afgesloten. Niet is gebleken dat verdachte een sleutel had van deze deur.
De rechtbank kan dan ook niet vaststellen dat verdachte, naast de wetenschap van de hennepplantage, ook daadwerkelijk feitelijke beschikkingsmacht had over de kwekerij. Daarnaast is tenlastegelegd het kweken op 31 oktober 2018. Uit het dossier volgt dat op die datum de kwekerij echter niet meer in bedrijf was. De planten waren reeds geoogst onder achterlating van het hennepafval.
Met betrekking tot de vraag of verdachte de feitelijke beschikkingsmacht had over het hennepafval dat deels in de kelder was opgeslagen, overweegt de rechtbank dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte in de kelder kwam en dus weet had van de vuilniszakken met hennepafval. Voor zover er afval lag opgeslagen in de voormalige kwekerij, verwijst de rechtbank naar hetgeen zij hiervoor in dit verband met betrekking tot de kwekerij heeft overwogen. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde onder feit 1.
Met betrekking tot de diefstal van stroom, is de rechtbank van oordeel dat niet uit het dossier blijkt dat verdachte als pleger op enige manier betrokken is bij dit feit.
Uit de verklaring van verdachte volgt dat zij opzettelijk aan een ander gelegenheid heeft verschaft tot het inrichten van een hennepplantage in haar woning. Het is een feit van algemene bekendheid dat illegale hennepkweek vaak gepaard gaat met diefstal van stroom. Daarbij komt dat er vanuit de meterkast zichtbaar een kabel richting de trap ging. Deze omstandigheden maken dat verdachte zich er bewust van moet zijn geweest dat ook de hennepplantage in haar woning gepaard ging met diefstal van elektriciteit. Zij heeft hiertoe opzettelijk gelegenheid verschaft door het ter beschikking stellen van haar woning en het toegang verlenen tot haar woning ten behoeve van de aanleg van de kwekerij inclusief illegale stroomaansluiting en de verzorging en oogst van de planten.
Het handelen van verdachte is te omschrijven als medeplichtigheid aan de hennepkweek en de diefstal van elektriciteit. Medeplichtigheid is echter niet tenlastegelegd.
Feit 3
De rechtbank acht het tenlastegelegde onder feit 3 wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
  • proces-verbaal van binnentreden in woning d.d. 31 oktober 2018, waarbij het stroomstootwapen (“taser”) is vermeld onder de goederen die in beslag zijn genomen, pagina 17;
  • kennisgeving van inbeslagneming stroomstootwapen d.d. 5 november 2018, pagina 21;
  • proces-verbaal van bevindingen omschrijving stroomstootwapen d.d. 5 november 2018, pagina 32;
  • de (bekennende) verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
3.
op 31 oktober 2018, in de gemeente Heerlen een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een
elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of
pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van drie jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden moet worden gematigd. De verdediging verzoekt aan de verdachte een taakstraf op te leggen. Mocht de rechtbank besluiten in het kader van het derde feit een geldboete op te leggen, dan verzoekt de verdediging om betaling in termijnen in verband met de beperkte draagkracht van de verdachte. Tot slot verzoekt de verdediging de proeftijd te matigen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een stroomstootwapen. Dat het wapen niet opgeladen was, maakt dit niet anders.
Voor de straftoemeting heeft de rechtbank acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten (LOVS). Voor het voorhanden hebben van een stroomstootwapen geldt als oriëntatiepunt oplegging van een geldboete van € 550,00.
Ook houdt de rechtbank bij de straftoemeting rekening met de omstandigheid dat de draagkracht van de verdachte zeer beperkt is en dat het verrichten van een taakstraf niet eenvoudig uitvoerbaar zal zijn gezien haar medische situatie.
Alles afwegende zal de rechtbank de verdachte een voorwaardelijke geldboete opleggen ter hoogte van € 550,00, subsidiair 11 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak feit 1 en feit 2
- verklaart niet bewezen dat de verdachte het haar tenlastegelegde onder feit 1 en feit 2 heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
Bewezenverklaring feit 3
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor feit 3 tot
  • bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.D. Kock, voorzitter, mr. F.H. Machiels en mr. M.J.A.G. van Baal, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Eroktay, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 25 maart 2020.
Buiten staat
Mr. D.D. Kock en mr. M.J.A.G.van Baal zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
zij op of omstreeks 31 oktober 2018, in de gemeente Heerlen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of
verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan
[adresgegevens verdachte] ) een hoeveelheid die van (in totaal) ongeveer
178, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk
geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal
bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst II;
( art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet )
2
zij in of omstreeks de periode 01 mei tot en met 31 oktober 2018, in de
gemeente Heerlen electriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Enexis, heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft verschaft en/of die weg te nemen electriciteit onder haar bereik
heeft gebracht door middel vanonder haar bereik heeft gebracht door
middel van verbreking van de verzegeling;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van
Strafrecht )
3
zij op of omstreeks 31 oktober 2018, in de gemeente Heerlen
een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te
weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een
elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of
pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )