3.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Op 11 januari 2017, kort na 21.00 uur, komen via het alarmnummer meerdere meldingen binnen van een schietpartij op de Weggebekker. De Weggebekker is een klein industrieterrein in Heerlen. De politie komt omstreeks 21.15 uur ter plaatse. In een aldaar gelegen loods wordt een manspersoon, naar later blijkt [slachtoffer] (hierna te noemen: [slachtoffer] ), aangetroffen. Hij ligt op de grond en [getuige 1] (hierna te noemen: [getuige 1] ), zijnde de eigenaar van het in de loods gevestigde garagebedrijf, zit naast hem en drukt een hoofdsteun van een autostoel tegen het linker bovenbeen van [slachtoffer] . Verder wordt niemand in de loods aangetroffen. [slachtoffer] wordt vervolgens met meerdere schotverwondingen naar het ziekenhuis overgebracht. Door de politie wordt een onderzoek naar de schietpartij ingesteld.
De aangifte van [slachtoffer]
heeft op 12 januari 2017 aangifte gedaan van een poging doodslag c.q. een poging moord. Hij heeft verklaard dat hij op 11 januari 2017 tussen 20.30 en 21.00 uur samen met [betrokkene 1] naar een loods aan de Weggebekker is gegaan. [slachtoffer] dacht daar geld te kunnen gaan verdienen aan een drugsdeal. Toen [slachtoffer] de loods binnenging, zag hij drie mannen staan. Een van deze mannen vroeg aan [slachtoffer] : ‘
Heb je blok?’, waarop [slachtoffer] zei dat hij geen blok of drugs had, maar de man wel kon voorstellen aan mensen die dat wel hadden. [slachtoffer] hoorde opeens een schot, waarna hij zijn rechterbeen niet meer voelde. Hij viel op de grond. [slachtoffer] zag dat de mannen opeens wapens hadden. Hij werd geslagen en er werd tegen hem gezegd dat hij drugs zou hebben gestolen.
Opeens kwamen er nog twee mannen tevoorschijn, ook allebei met een wapen. Een van deze twee mannen kent [slachtoffer] onder de bijnaam [bijnaam 2] . [slachtoffer] geeft tijdens de aangifte een signalement van deze persoon, onder meer hieruit bestaande dat hij [naam] heet, uit [S.] komt en dat hij tijdens de schietpartij witte uitslag op de linkerzijde van zijn kin had. De andere persoon kent [slachtoffer] onder de bijnaam [bijnaam 1] , hij noemt hem [bijnaam 3] . Zijn echte naam kent [slachtoffer] niet. [bijnaam 1] komt uit [M.] , is ongeveer 27 jaar oud, heeft een opvallend dik hoofd, kort Arabisch haar met slag, is een Arabier en heeft een korte zwarte baard. [bijnaam 2] en [bijnaam 1] schoten ook meerdere keren in de richting van de verdachte. Een van de mannen riep opeens: ‘
flikken, flikken, flikken’, waardoor de mannen de loods uitvluchten. [bijnaam 1] kwam op dat moment echter terug. Tot dat moment was [slachtoffer] één keer in zijn rechterbeen geraakt. [bijnaam 1] kwam op hem afgelopen en [slachtoffer] hoorde ‘
bam bam bam’. Hij werd door [bijnaam 1] in zijn rechterbeen en in zijn linkerbeen geschoten. [bijnaam 1] schoot nog een keer op zijn hoofd. [slachtoffer] weerde zich af met zijn hand, maar voelde dat hij in zijn gezicht werd geraakt. Hierna rende ook [bijnaam 1] de loods uit.
De verklaringen van getuigen
[getuige 1] heeft – kort gezegd – verklaard dat hij die avond aan het werk was in zijn loods toen drie mannen binnenkwamen. Dit was iets na 21.00 uur. Daarna kwam [slachtoffer] binnen. [getuige 1] zag dat twee van de drie mannen een wapen trokken. Zodra [getuige 1] dit zag, wilde hij de loods verlaten. Bij het verlaten van de loods kwam [getuige 1] nog een ander manspersoon tegen. Deze persoon had een wapen in zijn hand en duwde [getuige 1] tegen de deurstijl aan. Toen de mannen in de loods iets tegen deze man schreeuwden, liet hij [getuige 1] los en ging de loods verder binnen. [getuige 1] rende vervolgens naar buiten. [getuige 1] heeft een signalement van deze persoon gegeven. Zo heeft hij verklaard dat deze persoon een soort koortslip had, een wond die roodkleurig was opgezet, nabij zijn lip en richting zijn kin.
[getuige 2] was die avond ook in de garage van [getuige 1] aan het werk. Hij heeft verklaard dat eerst drie mannen de loods binnenkwamen. Daarna kwam er nog een andere man binnen. Het gesprek tussen deze mannen liep al snel uit de hand. Onder het naar buiten lopen hoorde [getuige 2] een schot. Bij het naar buiten gaan kwam [getuige 2] nog twee best lange jongens tegen, dit waren volgens [getuige 2] buitenlandse types, die uitzagen als Marokkaans.
[betrokkene 2] , zijnde de broer van aangever [slachtoffer] , is door de politie gehoord over de identiteit van de persoon die [bijnaam 1] wordt genoemd. Door [betrokkene 2] is vervolgens meer informatie over de identiteit van deze [bijnaam 1] aan de politie verstrekt, waardoor de politie op het spoor van de verdachte is gekomen. Aan [betrokkene 2] is vervolgens door de politie een foto getoond van de verdachte. [betrokkene 2] heeft op deze foto de verdachte herkend als de persoon die [bijnaam 1] wordt genoemd.
De verdachte
De verdachte is vervolgens op 5 februari 2019 door de politie aangehouden. Bij de politie heeft de verdachte onder meer verklaard: ‘
Ik heb wel wat gezien, maar ik kan niet zeggen wat ik heb gezien, want die mensen komen terug naar mij’.
Het verweer van de verdediging
De verdediging heeft – kort gezegd – aangevoerd dat de kern van het verwijt – namelijk het schieten op [slachtoffer] door de verdachte of het medeplegen hiervan – in beslissende mate stoelt op de verklaring(en) van [slachtoffer] en dat deze getuigenverklaring(en) zowel in strijd is/zijn met artikel 6 EVRM als onbetrouwbaar.
Pogingen tot verhoor van [slachtoffer]
In deze zaak heeft de getuige [slachtoffer] verschillende malen geweigerd medewerking te verlenen aan een verhoor en/of fotoconfrontatie, waarbij ook de verdediging vragen kon stellen. De verdediging had daar om gevraagd en de rechter-commissaris heeft daartoe het nodige ondernomen. Zelfs aan het begin van de inhoudelijke behandeling heeft [slachtoffer] geweigerd een verklaring af te geven en zich zeer agressief gedragen, waardoor een getuigenverhoor illusoir werd. De slotsom is dan ook dat [slachtoffer] geweigerd heeft antwoord te geven op vragen die de verdediging hem had willen stellen, waardoor een behoorlijke en effectieve mogelijkheid tot ondervraging heeft ontbroken (vgl. HR 6 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1017). Juridisch kader
Voor dergelijke situaties heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1016 met het oog op artikel 6 EVRM onder meer het volgende overwogen: “3.2.1. (...) De omstandigheid dat de verdediging, ondanks het nodige initiatief daartoe, geen gebruik heeft kunnen maken van die mogelijkheid, staat niet eraan in de weg dat een door een getuige afgelegde verklaring voor het bewijs wordt gebezigd, mits is voldaan aan de eisen van een eerlijk proces, in het bijzonder doordat de bewezenverklaring niet in beslissende mate op die verklaring wordt gebaseerd dan wel - indien de bewezenverklaring wel in beslissende mate op die verklaring wordt gebaseerd - het ontbreken van een behoorlijke en effectieve mogelijkheid om de desbetreffende getuige te ondervragen in voldoende mate wordt gecompenseerd.
3.2.2.Voor de beantwoording van de vraag of de bewezenverklaring in beslissende mate steunt op de verklaring van - kort gezegd - een, ondanks het nodige initiatief daartoe, niet door de verdediging ondervraagde getuige, is van belang in hoeverre die verklaring steun vindt in andere bewijsmiddelen. Het benodigde steunbewijs moet betrekking hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaring die de verdachte betwist. Of dat steunbewijs aanwezig is, wordt mede bepaald door het gewicht van de verklaring van deze getuige in het licht van de bewijsvoering als geheel.
3.2.3.Voor de in cassatie aan te leggen toets of de bewijsvoering voldoet aan het hiervoor overwogene, kan van belang zijn of de feitenrechter zijn oordeel hieromtrent nader heeft gemotiveerd. In het algemeen geldt dat voor de beoordeling van de vraag of het benodigde steunbewijs aanwezig is, niet kan worden volstaan met een op de betrouwbaarheid van de verklaring van de desbetreffende getuige toegesneden overweging.”
Het oordeel van de rechtbank
Vooropgesteld moet worden dat een goede reden waarom [slachtoffer] niet als getuige is of kon worden gehoord, ontbreekt. [slachtoffer] heeft telkens aangegeven om hem moverende redenen geen medewerking te verlenen. Kennelijk wilde hij eerst toezeggingen van de officier van justitie over de executie van de straf die hij op dit moment uitzit. De rechtbank leidt uit de gang van zaken af dat een – in de ogen van [slachtoffer] – bevredigende toezegging achterwege is gebleven. Gijzeling om de getuige te bewegen alsnog mee te werken aan een verhoor is zinloos, nu hij nog geruime tijd gedetineerd zit.
Een volgende vraag is dan of een bewezenverklaring in beslissende mate op de verklaring van [slachtoffer] zal worden gebaseerd en – indien dit het geval is – in hoeverre die verklaring steun vindt in andere bewijsmiddelen.
De rechtbank stelt op basis van bovengenoemde verklaringen vast dat – behalve [getuige 1] en [getuige 2] – drie mannen in de loods aanwezig waren op het moment dat [slachtoffer] in de loods arriveerde. Even later kwamen daar nog twee andere personen bij, te weten de personen met de bijnamen [bijnaam 2] en [bijnaam 1] . De rechtbank acht voorts aannemelijk geworden dat de verdachte de persoon is die met de bijnaam [bijnaam 1] wordt aangeduid. Een volgende vraag is dan of een bewezenverklaring van de kern van het verwijt – namelijk het al of niet samen met een ander of anderen schieten door de verdachte op [slachtoffer] – in beslissende mate op de verklaring van [slachtoffer] is gebaseerd of dat deze verklaring in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen. Dat de verdachte in de loods was en een wapen in zijn bezit heeft gehad, is alleen uit de verklaring van [slachtoffer] en niet uit een ander bewijsmiddel af te leiden. De rechtbank stelt vast dat de verklaring van [slachtoffer] , inhoudende dat de verdachte in de loods was, een wapen bij zich had en op hem heeft geschoten, geen steun vindt in andere bewijsmiddelen. Daargelaten de vraag of [getuige 2] deze verdachte bij het verlaten van de loods heeft gezien, het signalement is wel erg summier, heeft hij niet verklaard over een wapen bij (een van) die twee personen die hij bij het verlaten van de loods tegenkwam. [getuige 1] heeft, in aanvulling op de eerste drie personen in de loods, slechts een vierde persoon gezien, namelijk de man met de opvallende koortslip of wond nabij zijn lip. Dat [getuige 1] de verdachte tijdens een meervoudige fotoconfrontatie heeft herkend als degene die hem met een wapen heeft tegengehouden, berust op een kennelijke vergissing. [getuige 1] haalt daarbij de foto’s van twee verdachten, met de bijnamen [bijnaam 2] en [bijnaam 1] , door elkaar. [getuige 1] heeft niet in een andere verklaring aangegeven dat hij deze verdachte, [bijnaam 1] , op enig moment in de loods heeft gezien, laat staan in het bezit van een wapen. De verklaring van [slachtoffer] is naar het oordeel van de rechtbank voor het bewijs in de zaak van deze verdachte dan ook
sole or decisive. Nu een behoorlijke en effectieve mogelijkheid van ondervraging van [slachtoffer] door de verdediging heeft ontbroken, kan deze verklaring wegens strijd met artikel 6 EVRM niet tot het bewijs worden gebezigd. Dat geldt tevens voor andere door [slachtoffer] bij de politie afgelegde verklaringen.
Ook voor betrokkenheid van deze verdachte in de vorm van medeplegen ontbreekt voldoende bewijs. Als er al vanuit moet worden gegaan dat de verdachte in de loods is geweest, dan kan uit andere bewijsmiddelen niet in voldoende mate worden afgeleid dat verdachte als medepleger betrokken was bij deze poging tot moord of doodslag. Onvoldoende blijkt van een materieel of intellectueel aandeel van voldoende gewicht van deze verdachte bij een dergelijk strafbaar feit.
De verdachte zal – nu ander bewijs ontbreekt – dientengevolge worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.