ECLI:NL:RBLIM:2020:2323

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 maart 2020
Publicatiedatum
24 maart 2020
Zaaknummer
03.104042.19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan hennepteelt en diefstal van elektriciteit

Op 24 maart 2020 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die medeplichtig was aan hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De verdachte had zijn woning ter beschikking gesteld aan een Turkse jongen, die daar een hennepplantage had opgezet. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.F.M. Geeratz. Tijdens de zitting op 10 maart 2020 werd de zaak inhoudelijk behandeld. De officier van justitie vorderde vrijspraak voor de primaire tenlasteleggingen, maar achtte de medeplichtigheid aan de hennepteelt en diefstal van elektriciteit wel bewezen. De verdediging was het eens met de vrijspraak voor de primaire feiten, maar betwistte de medeplichtigheid aan de diefstal van elektriciteit.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de medeplichtigheid aan de hennepteelt, maar dat de verdachte wel opzettelijk gelegenheid had geboden tot de diefstal van elektriciteit. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte wist dat zijn woning werd gebruikt voor hennepteelt en dat hij daarmee de kans op illegale elektriciteitsafname had aanvaard. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf van 180 uren. Daarnaast werd de benadeelde partij, [Energiemaatschappij], schadeloosgesteld voor de illegaal afgenomen elektriciteit, met een bedrag van € 2.269,60, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03.104042.19
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 maart 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [Geboorteplaats] op [Geboortedatum] ,
wonende te [Adres 1]
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M.F.M. Geeratz, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 maart 2020. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er – na wijziging van de tenlastelegging – kort en feitelijk weergegeven op neer dat de verdachte:
Feit 1:samen met (een) ander(en), of alleen, opzettelijk 766 hennepplanten heeft geteeld/bereid/bewerkt/verwerkt of aanwezig heeft gehad dan wel medeplichtig is geweest daaraan;
Feit 2:samen met (een) ander(en) elektriciteit heeft gestolen dan wel medeplichtig is geweest daaraan.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het (medeplegen van) telen van hennep (feit 1 primair) en voor (het medeplegen van) diefstal van elektriciteit (feit 2 primair).
Dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot de teelt van hennep en de diefstal van elektriciteit kan niet worden bewezen, nu het dossier daarvoor geen aanknopingspunten biedt. De officier van justitie gaat uit van de verklaring van de verdachte, dat hij voor een vergoeding zijn woning ter beschikking heeft gesteld aan een Turkse jongen die daar vervolgens een hennepplantage heeft neergezet. De verdachte kocht wiet bij deze persoon en hij had een schuld van € 1.500,00 bij hem openstaan. Uitgaande van die verklaring acht de officier van justitie de medeplichtigheid aan het telen van 766 hennepplanten (feit 1 subsidiair) en de medeplichtigheid aan diefstal van elektriciteit (feit 2 subsidiair) wel bewezen. Het is volgens de officier van justitie een feit van algemene bekendheid dat ten behoeve van een hennepplantage elektriciteit buiten de meter om wordt afgenomen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is het met de officier van justitie eens dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het (medeplegen van) telen van hennep (feit 1 primair) en voor (het medeplegen van) diefstal van elektriciteit (feit 2 primair). De medeplichtigheid aan het telen van hennep (feit 1 subsidiair) kan volgens de raadsman wèl worden bewezen.
In tegenstelling tot de officier van justitie heeft de raadsman vrijspraak bepleit voor de medeplichtigheid aan de diefstal van stroom (feit 2 subsidiair). Volgens de raadsman kan niet worden gezegd dat bij iedere hennepplantage ook sprake is van diefstal van stroom. Niet bewezen kan worden dat de verdachte wist dat er buiten de meter om elektriciteit werd afgenomen. Van (voorwaardelijk) opzet is volgens de raadsman dan ook geen sprake.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Vrijspraak feit 1 primair en feit 2 primair
De rechtbank is het met de officier van justitie en de raadsman eens dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het aan hem onder feit 1 primair en feit 2 primair tenlastegelegde. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zijn woning ter beschikking heeft gesteld aan een Turkse man om daar een hennepkwekerij te kunnen opzetten. In het dossier is geen bewijs voorhanden dat de verdachte bemoeienis heeft gehad met de opbouw van de kwekerij of het telen van de hennepplanten. Ook kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat de verdachte feitelijke beschikkingsmacht heeft gehad over de kwekerij. Dat betekent dat de verdachte niet kan worden aangemerkt als medepleger van het telen dan wel het opzettelijk aanwezig hebben van de aangetroffen hennepplanten en van de diefstal van elektriciteit.
Bewijsmiddelen feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair
Op 10 mei 2018 zijn in een woning aan de [Straat] in Lomm (gemeente Venlo) drie ruimtes aangetroffen die waren ingericht voor de kweek van hennep. In de drie kweekruimtes stonden respectievelijk 290, 274 en 202 hennepplanten, in totaal 766 planten. Op dat adres stond [verdachte] ingeschreven. [2]
Er was sprake van illegale elektriciteitsafname ten behoeve van de hennepplantage. In de hoofdaansluitkast was een illegale aansluiting gecreëerd na de hoofdbeveiliging die buiten de elektriciteitsmeter om naar de hennepplantage liep, waardoor het elektriciteitsverbruik van de hennepplantage niet werd geregistreerd. Voor het aanleggen van deze illegale aansluiting moest het door [Energiemaatschappij] verzegelde deksel van de hoofdaansluitkast worden gedemonteerd waarvoor de door [Energiemaatschappij] aangebrachte zegels verwijderd moesten worden. [3]
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij begin februari 2018 de sleutel van zijn woning aan een Turkse jongen heeft afgegeven, zodat deze in zijn woning een hennepkwekerij kon opbouwen en exploiteren. De verdachte kocht regelmatig wiet bij deze jongen en hij had een schuld van € 1.500,00 bij deze jongen opgebouwd. Per oogst zou hij als vergoeding een bedrag van € 5.000,00 krijgen. De verdachte heeft verklaard dat hij zich door de jongen onder druk gezet voelde om zijn woning ter beschikking te stellen voor de hennepteelt.
Overwegingen en conclusies van de rechtbank
Aan de hand van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte wist dat zijn woning [Straat] in Lomm door derden zou worden gebruikt voor het telen van hennep. Daarmee had de verdachte opzet op zowel de hennepteelt als op zijn medeplichtigheid daaraan.
Het mag als een feit van algemene bekendheid worden verondersteld dat voor het telen van hennep in de regel elektriciteit illegaal wordt afgenomen. Door zijn woning en daarmee ook de aansluiting en toevoer van elektriciteit aan anderen beschikbaar te stellen, heeft de verdachte bewust de aanmerkelijk kans aanvaard dat die anderen – juist om ontdekking van de plantage te voorkomen – illegaal stroom zouden afnemen en daartoe de hoofdaansluiting zouden manipuleren. Uit de aangifte van [Energiemaatschappij] blijkt ook dat die aanmerkelijke kans zich heeft gerealiseerd.
Gelet hierop acht de rechtbank bewezen dat de verdachte opzettelijk gelegenheid heeft geboden tot de diefstal en dat hij daarmee medeplichtig is aan de diefstal.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat
Feit 1 subsidiair:
een of meer onbekend gebleven personen, op 10 mei 2018 te Lomm, gemeente Venlo, opzettelijk heeft/hebben geteeld in een pand gelegen aan de [Straat] een hoeveelheid van 766 hennepplanten, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 10 mei 2018 te Lomm, gemeente Venlo, opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt van hennepplanten ter beschikking te stellen;
Feit 2 subsidiair:
een of meer onbekend gebleven personen in de periode van 1 februari 2018 tot en met 10 mei 2018 te Lomm, gemeente Venlo, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen elektriciteit toebehorende aan [Energiemaatschappij] waarbij die onbekend gebleven persoon/personen het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van verbreking, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 februari 2018 tot en met 10 mei 2018 in Lomm, in de gemeente Venlo, medeplichtig is geweest door opzettelijk gelegenheid en middelen te verschaffen, door opzettelijk de woning gelegen aan de [Straat] voor die diefstal ter beschikking te stellen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 subsidiair:
medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
Feit 2 subsidiair:
medeplichtigheid aan diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van
180 uren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat hij de strafeis te hoog vindt. Nu in de visie van de raadsman alleen feit 1 subsidiair kan worden bewezen, verzoekt hij de rechtbank de eis te matigen tot een taakstraf van 120 uren waarvan een gedeelte voorwaardelijk. Het daarnaast opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf acht hij niet passend.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zijn woning aan een ander ter beschikking gesteld voor hennepteelt. Gezien de hoeveelheid aangetroffen planten kan het niet anders dan dat de hennep voor verdere verspreiding bedoeld was. Het gebruik van hennep kan schadelijke gevolgen hebben voor de gezondheid van gebruikers. Daarnaast leidt de teelt van hennep veelal tot negatieve maatschappelijke effecten en overlast voor buurtbewoners met een serieus risico dat er brand uitbreekt. De hennepteelt in de woning van de verdachte is gepaard gegaan met diefstal van elektriciteit, hetgeen schade en overlast heeft bezorgd aan de leverancier. Deze diefstal vond plaats gedurende een periode van ruim drie maanden.
Kennelijk vond de verdachte eigen financieel gewin van groter belang dan de gezondheid en veiligheid van anderen. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
Het betreft een hoeveelheid van 766 hennepplanten. De wetgever heeft hieraan een hoger strafmaximum verbonden dan aan geringere hoeveelheden.
Bij het bepalen van de strafmaat hanteert de rechtbank de uitgangspunten die in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) ten aanzien van Opiumwetdelicten worden geformuleerd. De oriëntatiepunten gaan uit van 180 uren taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden voor het telen van 500 tot 1000 planten. Voor de strafmaat voor de medeplichtigheid aan de diefstal van elektriciteit zal de rechtbank aansluiting zoeken bij straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd, nu het LOVS hiervoor geen oriëntatiepunten kent.
In strafverzwarende zin houdt de rechtbank rekening met het strafblad van de verdachte. Daaruit blijkt dat hij al eerder is veroordeeld ter zake van een bij de Opiumwet strafbaar gesteld feit.
De rechtbank acht, alles afwegende, oplegging van een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden passend en geboden. De voorwaardelijke gevangenisstraf is om de verdachte er in de toekomst van te weerhouden wederom soortgelijke feiten te plegen.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [Energiemaatschappij] heeft een schriftelijke vordering tot schadevergoeding ingediend van € 3.660,02 ter zake van feit 2. Dit bedrag bestaat uit geleden materiële schade en omvat de posten illegaal afgenomen elektriciteit, uurtarief fraude-inspecteur, netwerkkosten, afsluitkosten elektra binnen en administratiekosten.
De vordering gaat uit van illegaal afgenomen energie ten behoeve van een aangetroffen teelt van 9 weken en 1 voorgaande teelt.
Op de terechtzitting heeft de gemachtigde van de benadeelde partij de vordering verhoogd tot
€ 3.842,95, nu in de eerdere berekening van het verbruik uitgegaan zou zijn van een onjuist aantal lampen in één van de teeltruimtes (er waren volgens de benadeelde partij 10 lampen van 1000W in plaats van 8 lampen van 1000W).
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat alleen het verbruik voor de aangetroffen teelt (in de drie ruimtes) voor toewijzing in aanmerking komt en niet ook het berekend verbruik voor de voorgaande teelt. Op basis van het dossier kan volgens de officier van justitie de voorgaande oogst niet worden bewezen. Ook de netwerkkosten komen niet voor vergoeding in aanmerking, nu uit de aangifte niet volgt dat sprake is geweest van verzwaarde zekeringen. De officier van justitie acht een bedrag van € 2.269,60 toewijsbaar. Het toe te wijzen bedrag dient vermeerderd te worden met de wettelijke rente en daarnaast dient ook de schadevergoedingsmaatregel opgelegd te worden.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, de vordering inhoudelijk niet betwist maar aangevoerd dat de verdediging zich aansluit bij de berekening van de officier van justitie.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij [Energiemaatschappij] als gevolg van het onder feit 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank zal de berekening van de officier van justitie - die niet door de verdediging is betwist - volgen en de vordering hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van in totaal € 2.269,60, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2018. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed zal de rechtbank ook de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
Door de verdachte is ter terechtzitting naar voren gebracht dat hij op 9 maart 2020 een bedrag van € 50,00 heeft betaald aan de benadeelde partij. De verdachte heeft ter onderbouwing van zijn stelling een rekeningafschrift overgelegd, waaruit de overboeking van genoemd bedrag op de rekening van [Energiemaatschappij] volgt. Ten tijde van de zitting was dit bedrag echter nog niet zichtbaar op de rekening van de benadeelde partij. Mocht de benadeelde partij het bedrag van € 50,00 hebben ontvangen, dan gaat de rechtbank ervan uit dat met deze betaling rekening wordt gehouden.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 48, 49, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat onder 1 subsidiair en 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Gevangenisstraf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 2 maanden;
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
Taakstraf
  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 180 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [Energiemaatschappij] toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [Energiemaatschappij] , [Adres 2] , te betalen € 2.269,60, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • wijst het meer of anders gevorderde af;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, [Energiemaatschappij] , van € 2.269,60, bij niet-betaling en verhaal te vervangen door 32 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E.C.M. Hurkens, voorzitter, mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe en mr. M.M. Beije, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Schmeets, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 24 maart 2020.
Buiten staat
Mr. drs. E.C.M. Hurkens is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 10 mei 2018 te Lomm, gemeente Venlo, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer (onbekend gebleven) anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt en/of verwerkt (in een pand gelegen aan de [Straat] ), in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,een (grote) hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten 766 hennepplanten en/of delen daarvan, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden,
een of meer onbekend gebleven personen, op of omstreeks 10 mei 2018 te Lomm, gemeente Venlo, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer (onbekend gebleven) anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt en/of verwerkt (in een pand gelegen aan de [Straat] ), in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,een (grote) hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten 766 hennepplanten en/of delen daarvan, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 10 mei 2018 te Lomm, gemeente Venlo, in elk geval in Nederland,opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
hij op of omstreeks 10 mei 2018 te Lomm, gemeente Venlo, in ieder geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een (onbekend gebleven) ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit (te weten ongeveer 45.808 kWh), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Energiemaatschappij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn (onbekend gebleven) mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden,
een of meerd onbekend gebleven personen, op of omstreeks 10 mei 2018 te Lomm, gemeente Venlo, in ieder geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een (onbekend gebleven) ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit (te weten ongeveer 45.808 kWh), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Energiemaatschappij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn (onbekend gebleven) mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 10 mei 2018, in Lomm, in de gemeente Venlo, in elk geval in Nederland, medeplichtig is geweest door opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of opzettelijk behulpzaam te zijn geweest, door opzettelijk de woning gelegen aan de [Straat] voor die diefstal ter beschikking te stellen.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van Politie Eenheid Limburg, District Noord- en Midden-Limburg, Basisteam Venlo / Beesel, proces-verbaalnummer [Nummer] , gesloten op
2.Het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, dossierpagina 5 en 6.
3.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, pagina’s 6 tot en met 8, en de aangifte diefstal/verduistering van elektriciteit door [Energiemaatschappij] d.d. 16 mei 2018, pagina’s 17 tot en met 19.