ECLI:NL:RBLIM:2020:2210

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 maart 2020
Publicatiedatum
17 maart 2020
Zaaknummer
03-061975-19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in verkeerszaak met letsel door ongeval

Op 17 maart 2020 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 17 september 2017 te Velden. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. J.H.M. Verstraten, werd beschuldigd van het veroorzaken van een ongeval waarbij een fietser zwaar lichamelijk letsel opliep en van het verlaten van de plaats van het ongeval. Tijdens de zitting op 3 maart 2020 zijn de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De officier van justitie achtte het primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen, maar het subsidiair ten laste gelegde feit wel. De verdediging stelde dat de verdachte niet roekeloos had gereden en dat hij niet op de hoogte was van de aanrijding door zijn FAS-syndroom.

De rechtbank oordeelde dat het primair ten laste gelegde feit niet bewezen kon worden, omdat de verdachte niet voldoende verwijtbaar had gehandeld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde feit en het feit van doorrijden na een ongeval wel bewezen. De rechtbank legde een taakstraf op van 60 uren voor het subsidiair ten laste gelegde feit en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken voor het doorrijden na het ongeval, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd de verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 24 maanden opgelegd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van het ongeval op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03-061975-19
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 maart 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [Geboorteplaats] op [Geboortedatum] ,
wonende te [Adres] .
Verdachte wordt bijgestaan door mr. J.H.M. Verstraten, advocaat kantoorhoudende te Tegelen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 maart 2020. Verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1 primair:
met zijn auto op 17 september 2017 te Velden een ongeval heeft veroorzaakt, waarbij een ander zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen,
subsidiair:
op 17 september 2017 te Velden door zijn rijgedrag gevaar of hinder op de weg heeft veroorzaakt;
Feit 2: op 17 september 2017 te Velden, na een verkeersongeval te hebben veroorzaakt, de plaats van het ongeval heeft verlaten terwijl hij wist of redelijk moest vermoeden dat hij een ander aan wie letsel was toegebracht in hulpeloze toestand heeft achtergelaten.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft met zijn auto gereden op de weghelft bestemd voor het hem tegemoetkomende verkeer. Er is daarbij een verkeersongeval ontstaan tengevolge waarvan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Behalve deze enkele verkeersfout valt verdachte, gelet op de inhoud van het dossier, geen verwijt te maken. Weliswaar heeft een getuige verklaard over een hoog toerental van de auto maar de snelheid waarmee verdachte heeft gereden kan niet worden vastgesteld. Gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad leidt dit tot de conclusie dat het onder 1 primair tenlastegelegde, artikel 6 van de Wegenverkeerswet, niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte dient om die reden daarvan te worden vrijgesproken.
De officier van justitie acht het onder 1 subsidiair tenlastegelegde wel wettig en overtuigend bewezen, nu door toedoen van verdachte bedoeld verkeersongeval werd veroorzaakt en door zijn handelen gevaar en hinder op de weg werd veroorzaakt.
De officier van justitie acht het onder 2 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Zij wijst daarbij op het feit dat als gevolg van de aanrijding kennelijk een harde knal ontstond en uit het schadebeeld van de auto niet anders kan worden geconcludeerd dan dat verdachte de aanrijding wel móet hebben gemerkt.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde.
De raadsvrouw is van mening dat verdachte niet ‘roekeloos’ heeft gereden. Verdachte heeft de bocht op de [straatnaam] verkeerd ingeschat waardoor hij met zijn auto op de weghelft bestemd voor het hem tegemoetkomende verkeer is gekomen en daarbij in botsing is gekomen met het slachtoffer [slachtoffer] . Verdachte heeft daarmee een enkele inschattingsfout gemaakt en dat is onvoldoende voor een bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet. Verdachte dient van het primair tenlastegelegde feit te worden vrijgesproken.
De raadsvrouw acht het subsidiair tenlastegelegde wel wettig en overtuigend bewezen.
De raadsvrouw acht het onder 2 tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen zodat verdachte ook voor dit feit moet worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen fietser heeft gezien én geen klap heeft gehoord. Hij wist niet dat hij iets had geraakt. De verdachte is gediagnostiseerd met het FAS-syndroom (Foetaal Alcohol Syndroom) waardoor hij de gevolgen van zijn handelen niet goed kan overzien. Mede door het opgefokte gedrag van medepassagier [Bijrijder] is verdachte doorgereden. Verdachte heeft de schade aan zijn auto pas opgemerkt nadat hij [Bijrijder] in Velden had afgezet.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Vrijspraak feit 1 primair
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigd kan worden bewezen, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Bij de beoordeling van de vraag of verdachte zich zodanig heeft gedragen dat kan worden gesproken van schuld in de zin van artikel 6 WVW, komt het aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Vaste rechtspraak is dat de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag geen factor is bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet.
Uit het dossier blijkt dat verdachte niet voldoende rechts heeft gehouden en op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer heeft gereden. Weliswaar heeft getuige [Getuige] verklaard dat hij hoorde dat een auto heel hard optrok en zag dat deze auto hard weg reed, maar nu de snelheid niet nader kan worden vastgesteld, is deze verklaring naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te concluderen dat er sprake is van een misdrijf. Noch uit het proces-verbaal VOA, noch uit de andere stukken in het dossier, blijkt dat verdachte een ander verwijt in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet kan worden gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat de ondergrens voor het aannemen van aanmerkelijke schuld in deze zaak niet wordt gehaald. De rechtbank zal verdachte van het onder 1 primair tenlastegelegde vrijspreken.
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Het proces-verbaal aanrijding misdrijf [2] opgemaakt door verbalisant [Naam 2] houdt, zakelijk weergeven, het volgende in:
Op 17 september 2017 heeft er omstreeks 22.19 uur een verkeersongeval plaatsgevonden op de voor het verkeer openstaande weg [straatnaam] t.h.v. perceelnummer [nummer 1] .
De toestand van het wegdek was nat/vochtig en de wegverlichting brandend. De maximum snelheid ter plaatse bedroeg 60 kilometer per uur.
Bij het verkeersongeval waren vermoedelijk betrokken:1 de bestuurder van een personenauto, merk Daihatsu en 2. De bestuurder van een fiets, merk Trek.
Bestuurder 1 reed over de [straatnaam] komend uit de richting van de [Straat 1] en rijdend in de richting van de [Straat 2] . De bestuurder van de personenauto verliet na de botsing de plaats van het ongeval. De bestuurder van de fiets reed over dezelfde weg in de tegenovergestelde richting in de richting van de Hoevestraat.
De plaats van het ongeval is afgezet om een sporenonderzoek te kunnen laten verrichten. Op 17 september 2017 omstreeks 23.10 uur werd er op de plaats van het ongeval een uitgebreid sporenonderzoek ingesteld door de dienst Verkeersongevallenanalyse (VOA)
Relaas van onderzoek ongeval
Op zondag 17 september 2017, omstreeks 22:19 uur, vond in de [straatnaam] te Velden, een
letselongeval plaats. De fietser raakte als gevolg van de aanrijding ernstig gewond.
De bestuurder van de personenauto verliet de plaats van het ongeval zonder zijn identiteit of die van het door hem bestuurde voertuig kenbaar te maken. Hij liet het gewonde slachtoffer daarbij in hulpeloze toestand achter.
Van [slachtoffer] werd informatie omtrent het door hem bij het ongeval opgelopen letsel
opgevraagd. Dit letsel bestond uit:
- wond rechts op de schedel
- hersenschudding
- halswervel fractuur C7 rechts
- enkelfractuur links
- tibiaplateaufractuur links
Het proces-verbaal VOA houdt, zakelijk weergegeven, het volgende in [3] :
Op basis van de aangetroffen sporen en schade aan beide voertuigen:
- de locatie van het bandenspoor in de linker berm (gezien richting [Straat 1] ), (foto’s 8 en 9);
- de onderlinge schadepassing (botsconfiguratie foto 13);
- de spreiding van de aangetroffen sporen (zie bijgevoegde tekening 1/2;
- de eindpositie van de bestuurder van de fiets;
- de bocht naar links (gezien in de richting van de [Straat 1] );
- de eindpositie van de fiets kon worden vastgesteld dat de bestuurder van de Daihatsu over de [straatnaam] te Velden reed. Hij kwam uit de richting van de [Straat 2] en reed in de richting van de [Straat 1] . Ter hoogte van perceel [nummer 1] , reed hij met de linker wielen in de linker berm. Hij botste hij met de rechtervoorzijde van zijn voertuig tegen een hem tegemoetkomende bestuurder van een fiets.
Gelet op de op de breedte van de weg (3,30 meter) kan gesteld worden dat indien de bestuurder van de Daihatsu zoveel mogelijk rechts van de weg had gereden er voldoende ruimte was voor de personenauto en de fietser om elkaar ongehinderd te passeren.
Gezien de schades aan beide voertuigen kan worden gesteld dat de bestuurder van de Daihatsu de aanrijding gemerkt moet hebben. Tevens moet gezien de locaties en de mate van schades aan de Daihatsu, de bestuurder hebben moeten vermoeden dat hij met zijn voertuig meer dan slechts een paaltje had geraakt. Bovendien, gezien de positie van de auto op de weg, op het moment van de botsing had de bestuurder moeten kunnen vermoeden dat hij een andere weggebruiker had geraakt.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de bestuurder was van de personenauto, merk Daihatsu, met het kenteken [nummer 2] op het moment van het ongeval op 17 september 2017 op de [straatnaam] te Velden.
Bij de politie heeft verdachte op 25 september 2017 als volgt, zakelijk weergegeven, verklaard [4] :
[Bijrijder] (de rechtbank begrijpt: getuige [Bijrijder] ) was degene die riep: “Doorrijden” nadat ik het paaltje geraakt had
.
De verklaring van getuige [Bijrijder] houdt, zakelijk weergegeven, het volgende in [5] :
[verdachte] reed tijdens de aanrijding. Ik was op het moment van het ongeluk en daarvoor aan het slapen. Ik werd wakker van een klap. [verdachte] zei dat het een paaltje was. De klap was wel erg hard want ik was er zelfs wakker van geworden.
De verklaring van getuige [Getuige] houdt, zakelijk weergegeven, het volgende in [6] :
Op 17 september 2017, omstreeks 22.10 uur bevond ik mij op de [straatnaam] te Velden. Ik stond buiten voor mijn woning die gelegen is aan de [straatnaam] te Velden. Ik zag dat er een personenauto aan kwam gereden vanaf de [Straat 2] te Velden en vervolgens de [straatnaam] opreed in de richting van Venlo. Ik zag dat de auto stapvoets reed en hoorde dat de bestuurder met opgefokte stem sprak.Ik zag dat de auto met hoge snelheid wegreed. Ik keek in de richting waar de auto naar toe reed. Ik zag in de verte een wit licht tegemoet komen. Het was een helder licht van een (1) koplamp. Kort nadat de auto was weggereden hoorde ik een hele harde klap op het moment dat ik bij de aanrijding kwam zag ik geen andere personen of voertuigen in de buurt van het ongeval.
Bewijsoverweging feit 1 subsidiair
De rechtbank stelt vast dat verdachte de bestuurder van de auto is geweest die het ongeval op 17 september 2017 omstreeks 22.10 uur op de [straatnaam] in Velden heeft veroorzaakt en waarbij [slachtoffer] letsel heeft oplopen.
De verwijtbare gedraging van verdachte, te weten het niet voldoende rechts rijden, maakt dat er sprake is van gevaarzetting als bedoeld in artikel 5 WVW.
Bewijsoverweging feit 2
Volgens het proces-verbaal VOA heeft verdachte de aanrijding moeten opmerken, zulks gezien de schades aan beide voortuigen. Het voertuig van verdachte had na de aanrijding een ster in de voorruit en de zijspiegel was afgebroken. Dit duidt op een behoorlijke klap die verdachte niet kan zijn ontgaan. Bovendien brengen algemene ervaringsregels mee dat een dergelijke aanrijding voor de bestuurder van het voertuig zichtbaar én hoorbaar is. De bijrijder heeft verklaard dat hij wakker werd van een harde knal. De verklaring van verdachte ter terechtzitting, dat hij de klap niet heeft gehoord en dus ook niet bewust is doorgereden na het ongeval, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Volgens het proces-verbaal VOA moest de verdachte vermoeden dat hij met zijn voertuig meer dan slechts een paaltje had geraakt en had de bestuurder moeten kunnen vermoeden dat hij een andere weggebruiker had geraakt. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte is doorgereden terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat een ander, aan wie hij letsel had toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten .
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 subsidiair tenlastegelegde ‘het door zijn rijgedrag veroorzaken van gevaar of hinder op de weg’ en aan het onder 2 ten laste gelegde ‘doorrijden na een ongeval’.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
op 17 september 2017 te Velden als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de [straatnaam] , zich zonder verkeersnoodzaak geheel heeft begeven op de weghelft bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer, tengevolge waarvan hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig is terechtgekomen op de weghelft bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer, op het moment dat een hem, verdachte, over genoemde [straatnaam] tegemoetkomende fietser reeds dicht was genaderd, waardoor hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig in botsing is gekomen met die fietser, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd:
2.
als degene door wiens gedraging (als bestuurder van een motorrijtuig) een verkeersongeval was veroorzaakt, welk verkeersongeval had plaatsgevonden te Velden op de [straatnaam] , op 17 september 2017, de plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl daardoor, naar hij redelijkerwijs moest vermoeden een ander, te weten [slachtoffer] , aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
1 subsidiair: overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
2: overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Ten aanzien van het verweer van de verdediging dat verdachte niet bewust is doorgereden, verwijst de rechtbank naar punt 3.3 van dit vonnis.
Ten aanzien van het verweer van de verdediging betreffende feit 2 op de tenlastelegging, dat verdachte is gediagnostiseerd met het FAS-syndroom waardoor hij zijn handelen (oorzaak en gevolg) niet goed kan overzien, overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt vast dat de raadsvrouw stelt dat verdachte aan het FAS-syndroom lijdt en dat het bewezenverklaarde daaruit (mede) kan worden verklaard. De (juridische) conclusie die daaraan volgens de raadsvrouw verbonden dient te worden blijft echter achterwege.
Het verweer van de verdediging is in zoverre onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank verwijst naar de consultrapportage d.d. 5 juli 2019 van [Psychiater] van het NIFP. De psychiater ziet geen aanwijzingen die doen vermoeden dat er bij verdachte sprake is van een ernstige psychische stoornis. Er is geen aanleiding te adviseren tot nader gedragskundig onderzoek. Dit syndroom kent vele verschijningsvormen. In algemene zin kan niet gesteld worden dat de diagnose FAS leidt tot een reden iemand een feit verminderd toe te rekenen.
Verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen ten aanzien van de overtreding onder feit 1 subsidiair: een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis en ten aanzien van feit 2: een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 24 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging.
De verdachte draagt een pasje bij zich waaruit blijkt dat men te maken heeft met een kwetsbaar persoon. De politie wist ook dat ze te maken hadden met een kwetsbaar persoon en had daar rekening mee moeten houden en niet mogen instemmen dat de verdachte afstand deed van het recht op bijstand door een advocaat. Gelet op de problematiek van de verdachte had bij het eerste verhoor van verdachte een advocaat aanwezig moeten zijn. De raadsvrouw verbindt hieraan geen consequenties.
Door het FAS-syndroom kan verdachte zich niet goed uiten en niet vertellen wat er precies in hem omgaat. De door verdachte afgelegde verklaringen moeten daarom genuanceerd worden.
Bij de bepaling van de modaliteit en de hoogte van de straf dient rekening te worden gehouden met de persoon van verdachte, met het feit dat de verdachte een blanco strafblad heeft en het tijdsverloop sinds het gebeuren op 17 september 2017.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft met zijn auto een verkeersongeval veroorzaakt door op de weghelft bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer te rijden, waar op dat moment een fietser reed. Bij dit verkeersongeval heeft het slachtoffer [slachtoffer] ernstig letsel opgelopen. Na het ongeval is verdachte zonder te stoppen doorgereden. Hij heeft zich niet bekommerd om het slachtoffer en zijn letsel, maar heeft hem aan zijn lot overgelaten. De rechtbank neemt verdachte zijn voren omschreven verkeersgedrag kwalijk en rekent het verdachte aan dat hij na dit zware ongeval de plaats van het ongeval heeft verlaten.
Door het handelen van verdachte is het leven van slachtoffer [slachtoffer] ingrijpend veranderd. Uit de verklaring die namens het slachtoffer ter terechtzitting is voorgelezen, blijkt dat de impact van het ongeval nog altijd zeer groot is. Ook de emotionele impact van het feit dat hij door verdachte in hulpeloze toestand is achtergelaten is groot. Inmiddels heeft het slachtoffer na 36 dienstjaren zijn baan verloren, omdat hij zijn werkzaamheden niet meer kon uitvoeren.
De rechtbank houdt in het bepalen van de strafmaat rekening met het advies van de reclassering waaruit blijkt dat verdachte al gedurende zijn hele leven begeleiding en ondersteuning heeft gehad en dit ook zijn hele leven lang nodig hebben. Verdachte betreurt het dat hij iemand heeft aangereden en dat het slachtoffer daardoor letsel heeft opgelopen. Hij heeft na het ongeval zijn auto weggedaan, omdat hij niet meer wil autorijden.
De rechtbank heeft bij de hoogte van de op te leggen straffen ook rekening gehouden met de tijd die reeds is verstreken.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat voor het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit een taakstraf voor de duur van 60 uur passend is.
Voor het onder 2 bewezenverklaarde feit acht de rechtbank passend en geboden verdachte te veroordelen tot een voor voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren en tevens tot een taakstraf voor de duur van 40 uren. De rechtbank acht het eveneens passend aan verdachte op te leggen een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 24 maanden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 62 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 7, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder 1 primair tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor feit 1 subsidiair tot een taakstraf voor de duur van 60 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen;
  • veroordeelt de verdachte voor feit 2 tot een gevangenisstraf van 2 weken;
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
  • veroordeelt de verdachte voor feit 2 tot een taakstraf voor de duur van 40 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 20 dagen;
- veroordeelt de verdachte voor feit 2 tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 24 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.D. Kock, voorzitter, mr. W.A.P. Hillen en
mr. M.J.H. van den Hombergh rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.C.M. Müller, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 17 maart 2020.
Mr. D.D. Kock en mr. W.A.P. Hillen zijn buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 1 7 september 201 7 te Velden, in elk geval in de gemeente Venlo als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de [straatnaam] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, zich zonder verkeersnoodzaak geheel of gedeeltelijk te begeven op de weghelft bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer althans op zodanige wijze te sturen
althans te rijden dat hij het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad, tengevolge waarvan hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig is terechtgekomen op de weghelft bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer, op het moment dat een hem, verdachte, over genoemde [straatnaam] tegemoetkomende fietser reeds dicht was genaderd, waardoor hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig in botsing of aanrijding is gekomen met die fietser, waardoor die fietser, te weten [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenschudding en/of een halswervelfractuur en/of een
enkelfractuur en/of een tibiaplateaufractuur en/of een ulnafractuur, of zodanig lichamelijk letsel
werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan;
(Artikel art 6 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 17 september 2017 te Velden, in elk geval in de gemeente Venlo als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de [straatnaam] , zich zonder verkeersnoodzaak geheel of gedeeltelijk heeft begeven op de weghelft bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer althans op zodanige wijze heeft gestuurd althans gereden dat hij het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad, tengevolge waarvan hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig is terechtgekomen op de weghelft bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer, op het moment dat een hem. verdachte, over genoemde [straatnaam] tegemoetkomende fietser
reeds dicht was genaderd, waardoor hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig in botsing of aanrijding is gekomen met die fietser, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd:
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden. voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd:
(Artikel art 5 Wegenverkeerswet 1994)
2.
dat hij, als degene door wiens gedraging (al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig) een verkeersongeval was veroorzaakt, welk verkeersongeval had plaatsgevonden te Velden, in elk geval in de gemeente Venlo. op/aan de [straatnaam] , op of omstreeks 17 september 201 7, de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten [slachtoffer] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
(Artikel art 7 lid 1 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994)

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Dienst Regionale Operationele Samenwerking, Afdeling Infrastructuur, Team Verkeer, proces-verbaalnummer [Nummer] , gesloten d.d. 21-04-2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 115.
2.Proces-verbaal aanrijding misdrijf d.d. 21 april 2018, pagina 2 tot en met 6 van het onder 1 doorgenummerd proces-verbaal
3.Proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse, d.d. 13-06-2018, p. 12-31.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 25-09-2017, p. 101-104.
5.Proces-verbaal van verhoor betrokkene, d.d. 24-09-2017, p. 75-83.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 18-09-2017, p. 72-