ECLI:NL:RBLIM:2020:2108

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 maart 2020
Publicatiedatum
12 maart 2020
Zaaknummer
C/03/262127 / HA ZA 19-157
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake koopoptie en voorkeursrecht met betrekking tot woningverkoop

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Limburg, is op 11 maart 2020 een vonnis gewezen in een civiele procedure tussen eiser en gedaagde. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.M. Gijzen, had een vordering ingesteld tegen gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. K.A.M.J. Horsch, met betrekking tot een koopoptie in een contract. Eiser stelde dat de koopoptie hem het recht gaf om op elk moment de woning te kopen voor een bedrag van € 105.000,-. De rechtbank had eerder op 23 oktober 2019 een tussenvonnis gewezen waarin eiser was toegelaten tot bewijslevering. Echter, eiser heeft uiteindelijk afgezien van het horen van getuigen en heeft geen andere bewijsmiddelen ingebracht. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen dat de koopoptie zoals door eiser gesteld, daadwerkelijk bedoeld was in het contract.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de vordering van eiser niet kon worden toegewezen, omdat het door hem gestelde feit niet was komen vast te staan. Eiser werd dan ook veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van gedaagde zijn begroot op € 3.711,-, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 11 maart 2020 door mr. J.R. Sijmonsma.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/262127 / HA ZA 19-157
Vonnis bij vervroeging van 11 maart 2020
in de zaak van
[eiser],
wonend te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. D.M. Gijzen,
tegen:
[gedaagde],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. K.A.M.J. Horsch.
De rechtbank zal de nummering voortzetten van het tussen partijen in deze zaak op 23 oktober 2019 gewezen tussenvonnis. De rechtbank herstelt een schrijffout in dat vonnis: het op pag. 3 van dat tussenvonnis in de derde regel van boven staande woord “betekening” moet worden gelezen als “betekenis”.

6.Het verloop van de procedure

6.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussen partijen in deze zaak op 23 oktober 2019 gewezen tussenvonnis;
- de akte houdende opgave verhinderdata tevens houdende opgave getuigen zijdens [eiser] ;
- de brief van de advocaat van [eiser] van 30 januari 2020 waarin hij meedeelt dat [eiser] afziet van het op 27 maart 2020 door de rechtbank geagendeerde getuigenverhoor;
- de akte houdende uitlating verder procederen zijdens [eiser] waarin om vonnis wordt gevraagd;
- het B-16 formulier waarin [gedaagde] om vonnis verzoekt.
6.2
Tenslotte is vonnis bepaald.

7.De beoordeling

7.1
In het tussenvonnis van 23 oktober 2019 is [eiser] toegelaten te bewijzen dat partijen in het contract met het woord “koopoptie” hebben bedoeld dat hij, [eiser] , op elk moment kon zeggen “ik wil nu de woning kopen voor € 105.000,- en dat [gedaagde] dan die wil moet volgen”.
[eiser] heeft uiteindelijk afgezien van bewijslevering door het horen van getuigen en andere bewijsmiddelen heeft hij niet ingebracht. Daarmee is het feit dat hij ten grondslag heeft gelegd aan zijn vordering, namelijk dat met koopoptie in het contract is bedoeld dat hij, [eiser] , op elk moment kon zeggen “ik wil nu de woning kopen voor € 105.000,- en dat [gedaagde] dan die wil moet volgen”, niet komen vast te staan. Nu het door [eiser] gevorderde nergens anders op berust, moet de vordering worden afgewezen, met veroordeling van [eiser] als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure. Die kosten worden aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 297,- aan griffierecht, waarvan door [gedaagde] als eigen bijdrage is betaald € 81,- en € 3.414,- (2 pnt. tarief V) voor salaris advocaat.

8.De beslissing

De rechtbank:
8.1
wijst het door [eiser] gevorderde af;
8.2
veroordeelt (MK) [eiser] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 3.711,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis;
8.3
veroordeelt [eiser] in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis;
8.4
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2020.