ECLI:NL:RBLIM:2020:1946

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 maart 2020
Publicatiedatum
10 maart 2020
Zaaknummer
03/702915-10
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in megazaak Landlord wegens valsheid in geschrifte en witwassen

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren te [geboortegegevens] en wonende te [adres 1], heeft de rechtbank Limburg op 9 maart 2020 uitspraak gedaan. De verdachte werd bijgestaan door haar raadsman, mr. P. Boonen. De zaak betreft een megazaak, bekend als de Landlord-zaak, waarin de verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van valsheid in geschrifte en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 5 juni 2003 een leveringsakte heeft ondertekend, waarin valselijk werd vermeld dat de koopprijs van een pand aan de [adres 2] 110.000 euro bedroeg, terwijl de werkelijke koopprijs hoger was. De verdachte had nooit de intentie om het pand te kopen en heeft de overwaarde van 13.497 euro, die uit deze transactie voortkwam, witgewassen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van valsheid in geschrifte en witwassen, maar heeft besloten geen straf of maatregel op te leggen, rekening houdend met de lange duur van de procedure en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is, maar dat er geen straf of maatregel aan haar zal worden opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/702915-10
Tegenspraak (gemachtigde raadsman)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 maart 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] ,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. P. Boonen, advocaat kantoorhoudende te Sittard.

1.Onderzoek van de zaak

De meervoudige kamer van deze rechtbank heeft op 11 oktober 2013 het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging, waarna de officier van justitie hoger beroep heeft ingesteld. Het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch heeft bij arrest van 12 november 2015 dit vonnis vernietigd en de zaak teruggewezen naar de rechtbank teneinde deze op de bestaande tenlastelegging te berechten en af te doen.
De rechtbank heeft de zaak vervolgens inhoudelijk behandeld op de zittingen van 1, 12, 15 en 18 november 2019. Op de zitting van 4 maart 2020 is het onderzoek gesloten. Op voornoemde dagen is verdachte is niet verschenen. Wel is - met uitzondering van 4 maart 2020 - verschenen haar gemachtigde raadsman. De officieren van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er - kort en feitelijk weergegeven - op neer dat verdachte al dan niet samen met anderen:
feit 1:in een notariële akte een valse opgave heeft doen opnemen aangaande de koopprijs van het pand aan de [adres 2] ;
feit 2:een geldbedrag van 13.497 euro heeft witgewassen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
De standpunten van de officieren van justitie en de verdediging
De officieren van justitie hebben – zoals opgenomen in het overgelegde schriftelijke requisitoir – gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde.
De raadsman heeft zich – zoals opgenomen in de overgelegde pleitnota – op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs dat er sprake is van een onjuiste vermelding van de koopprijs in de akte van levering en het ontbreken van wetenschap en (voorwaardelijk) opzet op het doen van valse opgave en witwassen. Voorts kan de rol van verdachte niet worden aangemerkt als medeplegen.
3.2
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
Het pand aan de [adres 2] is een tussenwoning. Op 5 juni 2003 om 13.45 uur leverde [naam 1] het pand aan [naam 2] voor een bedrag van 110.000 euro. In de leveringsakte, opgemaakt door notaris [naam 3] staat vermeld dat [naam 2] de koopsom van 110.000 euro op de derdengeldenrekening van de notaris heeft gestort. [2] Vervolgens werd om 13.50 uur de woning door [naam 2] geleverd aan [naam 4] . In deze laatste leveringsakte, eveneens opgemaakt door notaris [naam 3] , staat een koopsom van 125.000 euro vermeld. [3]
[naam 4] heeft verklaard dat hij de woning aan de [adres 2] heeft gekocht van mevrouw [naam 2] . De levering heeft plaatsgevonden op 5 juni 2003. [4]
Op 7 juni 2003 ontving [naam 2] 13.497 euro op haar [rekening] afkomstig van de derdengeldenrekening van de notaris. Tussen 16 juni 2003 en 3 november 2003 vonden er van deze rekening van [naam 2] vier opnames plaats van grote geldbedragen, te weten:
  • 16 augustus 2003: 2.000 euro;
  • 20 augustus 2003: 5.000 euro;
  • 16 oktober 2003: 2.500 euro;
  • 3 november 2003: 2.000 euro.
Verdachte heeft verklaard dat zij in april of mei 2003 in café ‘ [naam cafe] ’ in [plaats 1] in gesprek kwam met een man, die [naam 5] of [naam 6] heette. Gaandeweg vroeg deze man of zij niet wat geld wilde verdienen door op papier een huis te kopen en te verkopen. Zij zou van deze man daarvoor 2.000 euro krijgen. Zij stemde daarmee in. Na het tonen van de foto van [naam 1] (D-519) verklaarde verdachte dat dit de man was die haar in café ‘ [naam cafe] ’ aansprak, zich voorstelde als [naam 5] of [naam 6] en haar het voorstel deed om op papier de eigenaar van het pand [adres 2] te worden. In het café vertelde deze [naam 1] haar dat hij de woning [adres 2] via een openbare verkoop had gekocht en het nu via haar met een leuke winst wilde verkopen. Hij vertelde haar dat hij haar zou terugbellen wanneer zij bij de notaris moest verschijnen om de stukken te ondertekenen. Enige tijd later belde hij haar op om te zeggen wanneer zij bij de notaris moest zijn in Kerkrade. Bij de verkoop was wel de notaris aanwezig, maar geen kopers. De notaris heeft haar de akte voorgelezen en zij heeft haar handtekeningen gezet op de aktes. Hierop is zij naar buiten gegaan en heeft [naam 1] haar weer gebeld. Nadat de notaris het geld op haar rekening heeft gestort, heeft zij het er naderhand afgehaald en in delen teruggegeven aan [naam 1] .
Verdachte heeft uiteindelijk 2.000 euro gekregen voor haar diensten. In totaal heeft [naam 1] verdachte vier keer gebeld en heeft zij vier keer een bedrag van haar rekening afgehaald. Zij heeft het geld overhandigd aan [naam 1] . [6]
Verdachte heeft naar aanleiding van het tonen van de leveringsakte (D-123) aanvullend verklaard dat deze niet klopt, want zij heeft nooit een hypotheek genomen en nooit 110.000 euro gestort op een rekening van de notaris. Zij heeft bij de notaris eerst de aankoopakte getekend en naderhand de verkoopakte. Het tekenen van de akte en het ontvangen van het geld was voor verdachte niet zo interessant. Het enige wat voor haar van belang was, was dat zij die 2.000 euro kreeg. [7] Verdachte had nooit de intentie om een woning te kopen. [8]
Overwegingen
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 5 juni 2003 een leveringsakte, opgemaakt door notaris [naam 3] , heeft ondertekend, inhoudende dat het pand aan de [adres 2] door [naam 1] aan haar werd geleverd voor een bedrag van 110.00 euro. De koopsom zou volgens de akte door verdachte zijn voldaan op de derdengeldenrekening van de notaris. Vervolgens heeft verdachte een tweede leveringsakte ondertekend, inhoudende dat zij het pand voor een bedrag van 125.000 euro heeft geleverd aan [naam 4] . Verdachte heeft verklaard dat zij nooit de intentie had om deze woning te kopen, maar dat zij door [naam 1] is gevraagd om op papier een woning te kopen en door te verkopen. Zij heeft het aankoopbedrag van 110.000 euro nooit gestort op de derdengeldenrekening van de notaris. De op haar eigen rekening uitgekeerde overwaarde van 13.497 euro heeft zij volgens afspraak in delen van haar rekening gehaald en aan [naam 1] overhandigd, met uitzondering van de 2.000 euro die zij betaald kreeg voor haar medewerking.
Valse akte
Op grond van vorenstaande stelt de rechtbank vast dat de leveringsakte (van aankoop) valselijk is opgemaakt. De valsheid bestaat er uit dat in deze akte de schijn wordt gewekt dat verdachte het pand aan de [adres 2] heeft gekocht voor een bedrag van 110.000 euro en dit heeft voldaan op de derdengeldenrekening van de notaris. Dit heeft immers in werkelijkheid niet plaatsgevonden, waardoor de inhoud van de leveringsakte
- inclusief koopprijs - valselijk is opgemaakt. Door de leveringsakte te ondertekenen, wetende dat bepaalde onderdelen in strijd zijn met de waarheid, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het valselijk doen opmaken van deze leveringsakte. In samenhang bezien met de (eveneens valselijk opgemaakte) verkoopakte en de uitkering van de overwaarde op de bankrekening van verdachte acht de rechtbank eveneens bewezen dat verdachte wist dat de werkelijke koopprijs hoger was dan 110.000 euro.
Rol verdachte
De raadsman heeft bepleit dat de rol van verdachte hoogstens kan worden aangemerkt als medeplichtigheid, hetgeen niet is ten laste gelegd. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank over de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af:
  • verdachte is door [naam 1] benaderd in een café met de vraag of zij geld wilde verdienen;
  • [naam 1] heeft verdachte verzocht om op papier een pand te kopen en door te verkopen, waarmee zij 2.000 euro zou verdienen;
  • verdachte is op aanwijzen van [naam 1] op een afgesproken tijdstip naar de door hem aangegeven notaris gegaan;
  • verdachte heeft nooit een hypotheek afgesloten voor de aankoop van het pand;
  • verdachte heeft vervolgens twee leveringsakten getekend in verband met de aan- en verkoop van het pand aan de [adres 2] , wetende dat zij het in werkelijkheid niet in haar bezit zou krijgen en de kooprijs niet zou betalen;
  • de overwaarde van deze transactie is uitgekeerd op de rekening van verdachte;
  • vervolgens heeft zij wederom op aanwijzen van [naam 1] vier keer contante bedragen met een totaal van 11.500 euro opgenomen van haar rekening en overhandigd aan [naam 1] .
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [naam 1] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Voorts is de rechtbank van oordeel dat verdachte met haar handelen onder bovengenoemde omstandigheden op zijn minst genomen de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat geen sprake was van een volledig legale transactie en derhalve heeft gehandeld met voorwaardelijk opzet.
Daarmee acht de rechtbank - anders dan de raadsman heeft betoogd - het tenlastegelegde medeplegen van het valselijk doen opmaken van een leveringsakte (feit 1) bewezen.
Feit 2
De met de verkoop van het betreffende pand gerealiseerde overwaarde van 13.497 euro is uitgekeerd op de rekening van verdachte. Nu de betreffende transacties - zoals hiervoor reeds is overwogen - zijn uitgevoerd met valselijk opgemaakte akten, is dit geldbedrag van misdrijf afkomstig. Een deel van dit bedrag, te weten 11.500 euro, heeft verdachte vervolgens in delen overgedragen aan [naam 1] . Daarmee heeft zij meegewerkt aan een constructie om dit geld buiten het zicht van de fiscus te houden. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte 11.500 euro heeft witgewassen.
3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1.
op 5 juni 2003 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander in een notariële akte, te weten een leveringsakte van het pand gelegen aan de [adres 2] opgemaakt door een notaris, te weten [naam 3] , valselijk heeft doen opnemen dat de koopprijs van voornoemd pand 110.000 euro bedroeg, van de waarheid van welk feit die akte moest doen blijken, terwijl verdachte en haar mededader wisten dat de werkelijke koopprijs hoger was, zulks met het oogmerk om die akte of afschriften daarvan te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als ware die opgave in overeenstemming met de waarheid;
2.
in de periode van 5 juni 2003 tot en met 1 december 2003 in Nederland, een geldbedrag, te weten 11.500 euro heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen
terwijl zij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1:medeplegen van in een authentieke akte een valse opgave doen opnemen aangaande een feit van welks waarheid de akte moet doen blijken, met het oogmerk die akte te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als ware zijn opgave in overeenstemming met de waarheid.
feit 2:witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben, op grond van hetgeen zij bewezen hebben geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een geldboete van 2.000 euro, subsidiair 40 dagen hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in het kader van de strafoplegging gewezen op de forse overschrijding van de redelijke termijn, het feit dat verdachte een blanco strafblad heeft en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Zij ontvangt een bijstandsuitkering en doet vrijwilligerswerk op de school van haar dochter. Sinds vorige maand heeft zij na vele jaren haar schulden afbetaald. Gelet op deze omstandigheden heeft de raadsman verzocht om toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht dan wel een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met een proeftijd van 1 dag.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
In 2009 is het onderzoek Landlord gestart naar onder meer vermoedelijk gepleegde fiscale strafbare feiten in de vastgoedhandel van de familie [naam 1] en in het bijzonder de rol van [naam 1] , waarbij ook enkele personen met wie hij zaken heeft gedaan - waaronder verdachte - in beeld kwamen.
In het kader van dit onderzoek is verdachte op 14 juni 2010 aangehouden, hetgeen de rechtbank aanmerkt als eerste daad van vervolging. Het onderzoek heeft geresulteerd in een dossier van meer dan 30.000 pagina’s dat op 30 januari 2012 is gesloten en is ingezonden naar het openbaar ministerie. De zaak is voor het eerst op 5 april 2012 op zitting aangebracht. Na de beslissing tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en de terugwijzing door het gerechtshof in verband met de gegrondverklaring van het hoger beroep bij arrest van 12 november 2015, heeft het vervolgens tot 1 november 2019 geduurd tot deze zaak opnieuw op zitting is aangebracht. Het vonnis in deze zaak van 9 maart 2020 wordt gewezen bijna tien jaar na de eerste daad van vervolging. De rechtbank is van oordeel dat hierdoor sprake is van een forse overschrijding van de in artikel 6 EVRM bedoelde redelijke termijn en zal hiermee in het voordeel van verdachte bij de strafoplegging rekening houden.
De rechtbank heeft verdachte thans schuldig bevonden aan het medeplegen van het valselijk laten opmaken van een notariële akte bij een vastgoedtransactie. In het maatschappelijk en economisch verkeer dient men vertrouwen te kunnen stellen in de juistheid van bepaalde, voor dat verkeer essentiële, akten en geschriften. Daarnaast heeft zij een groot deel van het daarmee verkregen geldbedrag witgewassen.
De rechtbank acht het echter, gelet op de overschrijding van redelijke termijn, de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat verdachte meteen openheid van zaken heeft gegeven, niet passend om verdachte nu nog een straf of maatregel op te leggen. De rechtbank zal daarom volstaan met een bewezenverklaring van beide ten laste gelegde feiten en bepalen dat op grond van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen straf of maatregel aan haar zal worden opgelegd.

7.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.3 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Geen straf of maatregel
- bepaalt dat ter zake het bewezenverklaarde
geen straf of maatregelwordt opgelegd;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. A.K. Kleine en
mr. L. Feuth, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.M.E. de Beukelaer, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 9 maart 2020.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
zij op of omstreeks 5 juni 2003 in de gemeente [plaats 4] , in elk geval in het arrondissement [plaats 2] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in (een) notariële akte(n), te weten (een) leveringsakte(n) van het pand gelegen aan de [adres 2] opgemaakt door een notaris, te weten [naam 3] , valselijk heeft doen opnemen dat de koopprijs van voornoemd pand 110.000 euro bedroeg, van de waarheid van welk(e) feit(en) die akte moest doen blijken, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) wist(en) dat de werkelijke en/of de te betalen koopprijs hoger was, zulks met het oogmerk om die akte(n) of (een) afschrift(en) daarvan te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als ware die opgave(n) in overeenstemming met de waarheid;
2.
zij in of omstreeks de periode van 5 juni 2003 tot en met 1 december 2003, in de gemeente [plaats 3] en/of in de gemeente [plaats 4] , in elk geval in het arrondissement [plaats 2] , althans in Nederland, een geldbedrag, te weten 13.497 euro, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een geldbedrag, te weten 13.497 euro, gebruik heeft gemaakt, terwijl zij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD, SIOD en de politie Limburg-Zuid, proces-verbaalnummer 44693, gesloten d.d. 30 januari 2012, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 83009. Daarbij zal telkens als eerste de pagina van de papieren versie verwezen worden, gevolgd door de het paginanummer in de digitale versie met een klein ‘d’ ervoor.
2.Leveringsakte D-1-23, pagina 700066700071-/d19476-19481
3.Leveringsakte D-1-24, pagina 700072-700079/d19482-19489
4.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 12 oktober 2009 (G02-01), pagina 300005-300009/d12245-12249.
5.Bankafschriften D-1-53, pagina 700292-700309/d19701-19718.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 juni 2010 (V25-01), pagina 200398-200400/d11690-11692.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 15 juni 2010 (V25-02), pagina 200401-200406/d11693-11698.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 juni 2010 (V25-04), pagina 200409-200412/d11701-11704.