ECLI:NL:RBLIM:2020:1916

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 maart 2020
Publicatiedatum
10 maart 2020
Zaaknummer
03/702899-10
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in megazaak Landlord wegens valsheid in notariële akte met betrekking tot koopprijs

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1960 en wonende te Heerlen, heeft de rechtbank Limburg op 9 maart 2020 uitspraak gedaan. De zaak betreft de megazaak Landlord, waarin de verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van het valselijk opnemen van een verkeerde koopprijs in een notariële akte. De verdachte werd bijgestaan door haar advocaat, mr. A.N.I. Spauwen. De rechtbank heeft eerder, op 11 oktober 2013, het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard, maar dit vonnis werd door het gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 12 november 2015 vernietigd en de zaak werd terugverwezen naar de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op meerdere zittingen in november 2019 en op 4 maart 2020 is het onderzoek gesloten. De tenlastelegging houdt in dat de verdachte, al dan niet samen met anderen, in een notariële akte valse opgave heeft gedaan over de koopprijs van een pand aan de [adres 2] te Heerlen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het pand op 14 oktober 2002 heeft verkocht voor een bedrag van 67.500 euro, terwijl de werkelijke koopprijs hoger was en een deel van de betaling contant zou plaatsvinden.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen heeft verklaard. De verdachte is schuldig bevonden aan het medeplegen van valsheid in een authentieke akte. Echter, gezien de lange duur van de procedure en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, heeft de rechtbank besloten geen straf of maatregel op te leggen. Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, en is openbaar gemaakt op 9 maart 2020.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/702899-10
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 maart 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [gebdd en plaats] 1960,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.N.I. Spauwen, advocaat kantoorhoudende te Sittard.

1.Onderzoek van de zaak

De meervoudige kamer van deze rechtbank heeft op 11 oktober 2013 het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging, waarna de officier van justitie hoger beroep heeft ingesteld. Het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch heeft bij arrest van 12 november 2015 dit vonnis vernietigd en de zaak teruggewezen naar de rechtbank teneinde deze op de bestaande tenlastelegging te berechten en af te doen.
De rechtbank heeft de zaak vervolgens inhoudelijk behandeld op de zittingen van 1, 12, 15 en 19 november 2019. Op de zitting van 4 maart 2020 is het onderzoek gesloten. De verdachte is op 1 en 12 november 2019 verschenen, haar raadsman werd die data waargenomen door raadsvrouw mr. Reijntjes. Op 15 en 19 november 2019 is verdachte niet verschenen, maar wel haar gemachtigde raadsman en op 4 maart 2020 zijn beiden niet verschenen. De officieren van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte, al dan niet samen met anderen, in een notariële akte valse opgave heeft doen opnemen aangaande de koopprijs van het pand aan de [adres 2] te Heerlen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
De standpunten van de officieren van justitie en de verdediging
De officieren van justitie hebben – zoals opgenomen in het overgelegde schriftelijke requisitoir – gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
3.2
Het oordeel van de rechtbank [1]
Het pand aan de [adres 2] te Heerlen betreft een café met woongedeelte dat in 2002 eigendom was van verdachte [verdachte] en haar zoon. [verdachte] heeft medio 2002 het pand via makelaar [naam 1] te koop aangeboden voor 158.823 euro. [2]
Op 14 oktober 2002 werd een koopovereenkomst opgemaakt waarin het pand door [verdachte] werd verkocht aan [naam 2] voor een bedrag van 67.500 euro. [3] Het pand werd op 24 december 2002 door [verdachte] aan [naam 3] geleverd. [naam 3] had daartoe een medewerkster van het notariskantoor gemachtigd. In de leveringsakte, opgemaakt door kandidaat notaris [naam 4] , staat een koopprijs van 67.500 euro vermeld. [4]
Verdachte heeft - zakelijk weergegeven - verklaard dat zij via makelaar [naam 1] in contact is gekomen met [naam 2] . Bij het ondertekenen van het koopcontract heeft verdachte al 5.000 euro van [naam 2] gekregen. Haar huisgenoot [naam 5] was daarbij aanwezig. [naam 2] had haar beloofd dat zij bij het passeren van de akte bij de notaris in Kerkrade nog een bedrag contant in een envelop zou krijgen. Verdachte geeft aan dat zij wist dat in de notariële akte een onjuiste koopprijs is opgenomen. Het initiatief om zo te handelen en contant geld naast het bedrag genoemd in de akte te ontvangen, ging uit van [naam 2] . In het notariskantoor bij het passeren van de akte kwam [naam 2] niet opdagen. Het bedrag heeft zij nooit gekregen. [5] Verdachte heeft aanvullend verklaard dat de overeengekomen prijs voor het pand 90.000 euro betrof. Makelaar [naam 1] heeft namens haar onderhandeld. [6] [naam 1] zei dat [naam 2] nog wel een bedrag zou geven van 20.000 euro, maar uiteindelijk bleek het een bedrag van 15.000 euro. Verdachte is met dat bedrag akkoord gegaan. [7]
Getuige [naam 5] heeft deze gang van zaken bevestigd. [naam 5] heeft
- zakelijk weergegeven - verklaard dat het pand in 2002 bij [naam 1] te koop stond voor 150.000 euro, maar [naam 1] zei dat het moeilijk zou zijn om dat bedrag voor het pand te krijgen. Op een gegeven moment kwam [naam 2] die uiteindelijk 90.000 euro voor het pand bood, waarvan 15.000 euro zwart. [verdachte] zou 5.000 euro contant krijgen bij de ondertekening van de koopovereenkomst en 10.000 euro contant als zij de akte ondertekende bij de notaris. [naam 2] zei verder dat als hij niet aanwezig zou zijn, zijn vrouw in zijn plaats aanwezig zou zijn en als die er ook niet was dan zou een envelop met geld klaar liggen bij de notaris, die deze dan aan haar zou overhandigen. Verder verklaarde [naam 5] dat [naam 2] tijdens de onderhandeling bij de aankoop vroeg of het mogelijk was dat hij een bedrag onder tafel voor het pand kon betalen, aangezien hij in het bezit was van zwart geld. Hij deed dat vaker bij het kopen en verkopen van huizen. [8]
Makelaar [naam 1] heeft - zakelijk weergegeven - verklaard dat [verdachte] hem had benaderd voor de verkoop van het pand [adres 2] te Heerlen. [naam 1] had het pand getaxeerd en geadverteerd met een verkoopprijs van 158.823 euro. Via een kennis was [naam 1] er op gewezen dat hij voor de verkoop van het pand contact moest opnemen met [naam 2] . [naam 1] vond 100.000 euro een reëlere prijs. Toen hij geconfronteerd werd met de koopprijs van 67.500 euro begon hij te lachen. Hij vond die prijs te laag voor dat pand en vermoedde dat een gedeelte van de koopprijs zwart betaald was. Het verschil tussen de vraagprijs in de advertentie en de verkoopprijs is wel erg groot. [9]
Overwegingen
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte het pand aan de [adres 2] te Heerlen op 14 oktober 2002 aan [naam 2] heeft verkocht. Het pand werd vervolgens op 24 december 2002 geleverd aan [naam 3] . In de leveringsakte, opgemaakt door notaris [naam 4] , staat als koopprijs genoemd een bedrag van 67.500 euro. Verdachte heeft echter verklaard dat afgesproken was dat zij daarnaast nog een contant bedrag van 15.000 euro voor het pand zou krijgen van [naam 2] , waarvan zij daadwerkelijk 5.000 euro heeft ontvangen bij het tekenen van de koopovereenkomst hetgeen wordt bevestigd door getuige [naam 5] .
Het bedrag van 67.500 euro dat in de leveringsakte is opgenomen, betreft dan ook niet de daadwerkelijk overeengekomen koopprijs, maar enkel het via de notaris betaalde bedrag. In werkelijkheid was een hogere koopprijs overeengekomen. Hiervan heeft verdachte een bedrag van 5.000 euro contant ontvangen. Dat betekent dat de leveringsakte valselijk is opgemaakt.
De rechtbank acht derhalve het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 24 december 2002 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, in een notariële akte, te weten een leveringsakte van het pand gelegen aan de [adres 2] te Heerlen, opgemaakt door een notaris, te weten kandidaat-notaris [naam 4] , valselijk heeft doen opnemen dat de koopprijs van voornoemd pand 67.500 euro bedroeg, van de waarheid van welk feit die akte moest doen blijken, terwijl verdachte en haar mededader wisten dat de werkelijke koopprijs hoger was, zulks met het oogmerk om die akte of afschriften daarvan te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als ware die opgave in overeenstemming met de waarheid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
medeplegen van in een authentieke akte een valse opgave doen opnemen aangaande een feit van welks waarheid de akte moet doen blijken, met het oogmerk die akte te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als ware zijn opgave in overeenstemming met de waarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd aan verdachte op te leggen een geldboete van 2.000 euro bij niet betaling te vervangen door 40 dagen hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in het kader van de strafoplegging gewezen op de forse overschrijding van de redelijke termijn, het blanco strafblad van verdachte en de omstandigheden waaronder verdachte destijds is bewogen om bij de notaris haar handtekening te zetten. Voorts heeft verdachte geen baat gehad van de afspraak met [naam 2] , want zij heeft tot op heden het afgesproken contante bedrag niet volledig ontvangen. Deze zaak heeft voor verdachte niet alleen op persoonlijk vlak een grote impact gehad maar ook en met name heeft zij hierdoor financiële schade geleden. Gelet op deze omstandigheden in combinatie met haar persoonlijke omstandigheden, heeft de raadsman verzocht te volstaan met een geheel voorwaardelijke straf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
In 2009 is het onderzoek Landlord gestart naar onder meer vermoedelijk gepleegde fiscale strafbare feiten in de vastgoedhandel van de familie [naam 2] en in het bijzonder de rol van [naam 2] , waarbij ook enkele personen met wie hij zaken heeft gedaan - waaronder verdachte - in beeld kwamen.
In het kader van dit onderzoek is verdachte op 21 april 2010 aangehouden, hetgeen de rechtbank aanmerkt als eerste daad van vervolging. Het onderzoek heeft geresulteerd in een dossier van meer dan 30.000 pagina’s dat op 30 januari 2012 is gesloten en is ingezonden naar het openbaar ministerie. De zaak is voor het eerst op 5 april 2012 op zitting aangebracht. Na de beslissing tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en de terugwijzing door het gerechtshof in verband met de gegrondverklaring van het hoger beroep bij arrest van 12 november 2015, heeft het vervolgens tot 1 november 2019 geduurd tot deze zaak opnieuw op zitting is aangebracht. Het vonnis in deze zaak van 9 maart 2020 wordt gewezen bijna tien jaar na de eerste daad van vervolging. De rechtbank is van oordeel dat hierdoor sprake is van een zeer forse overschrijding van de in artikel 6 EVRM bedoelde redelijke termijn en zij zal hiermee in het voordeel van verdachte bij de strafoplegging rekening houden.
De rechtbank heeft verdachte thans schuldig bevonden aan het medeplegen van het valselijk laten opmaken van een authentieke akte bij de verkoop van haar pand. In het maatschappelijk en economisch verkeer dient men vertrouwen te kunnen stellen in de juistheid van bepaalde, voor dat verkeer essentiële akten en geschriften.
Hoewel door dergelijk handelen dit vertrouwen wordt ondermijnd, acht de rechtbank het, gelet op de geringe rol van verdachte, de zeer forse overschrijding van redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, niet meer passend om verdachte nu nog een straf of maatregel op te leggen. De rechtbank zal daarom onder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen straf of maatregel opleggen.

7.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.3 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Geen straf of maatregel
- bepaalt dat ter zake het bewezenverklaarde
geen straf of maatregelwordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. A.K. Kleine en
mr. L. Feuth, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.M.E. de Beukelaer, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 9 maart 2020.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 24 december 2002 in de gemeente Heerlen, in elk geval in het arrondissement Maastricht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in (een) notariële akte(n), te weten (een) leveringsakte(n) van het pand gelegen aan de [adres 2] te Heerlen, opgemaakt door een notaris, te weten kandidaat-notaris [naam 4] , valselijk heeft doen opnemen dat de koopprijs van voornoemd pand 67.500 euro bedroeg, van de waarheid van welk(e) feit(en) die akte moest doen blijken, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) wist(en) dat de werkelijke en/of de te betalen koopprijs hoger was, zulks met het oogmerk om die akte(n) of (een) afschrift(en) daarvan te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als ware die opgave(n) in overeenstemming met de waarheid;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD, SIOD en de politie Limburg-Zuid, proces-verbaalnummer 44693, gesloten d.d. 30 januari 2012, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 83009. Daarbij zal telkens als eerste de pagina van de papieren versie verwezen worden, gevolgd door de het paginanummer in de digitale versie met een klein ‘d’ ervoor.
2.Advertentie D-500-7, pagina 703317/d22774.
3.Koopovereenkomst D-500-1, pagina 703296/d22753.
4.Leveringsakte D-500-2, pagina 703303-703310/d22760-22767.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 april 2010 (V31-1), pagina 200507-200509/d11799-11801.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 april 2010 (V31-02), pagina 200510-200513/d11802-11805.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 maart 2011 (V31-04), pagina -200517200518/d11809-11810.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 21 april 2010 (G31-01), pagina 300111300112-/d12351-12352.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 april 2010 (V33-01), pagina 200535-200538/d11827-11830.