ECLI:NL:RBLIM:2020:1864

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 maart 2020
Publicatiedatum
6 maart 2020
Zaaknummer
C/03/274201 / KG ZA 20-48
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van gemeentelijk perceel afgewezen wegens gebrek aan recht of titel van gedaagden

In deze zaak heeft de gemeente Roerdalen een kort geding aangespannen tegen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] met als doel ontruiming van een perceel op het voormalige Vakantiepark Elfenmeer te Herkenbosch. De gemeente stelt dat de gedaagden zonder recht of titel op het perceel verblijven. De rechtbank Limburg heeft op 6 maart 2020 uitspraak gedaan in deze zaak. De procedure begon met een dagvaarding en een mondelinge behandeling op 28 februari 2020, waarbij [gedaagde sub 1] niet verschenen was en verstek tegen haar verleend werd. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde sub 1] sinds 19 november 2007 een huurovereenkomst heeft met Oostappen Vakantiepark Elfenmeer B.V. en dat deze overeenkomst niet rechtsgeldig is opgezegd door de gemeente. De rechtbank oordeelt dat de gemeente verplicht is om de huurovereenkomst te respecteren, aangezien zij niet heeft opgezegd. Hierdoor verblijven de gedaagden niet zonder recht of titel op het perceel. De vordering van de gemeente wordt afgewezen en de gemeente wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer / rolnummer: C/03/274201 / KG ZA 20-48
Vonnis in kort geding van 6 maart 2020
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ROERDALEN,
zetelend te Sint Odiliënberg,
eiseres,
advocaat: mr. F.G.H.J. Niemarkt,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats gedaagden sub 1 en 2] ,
gedaagde,
niet verschenen,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats gedaagden sub 1 en 2] ,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen worden hierna de Gemeente, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • het verweerschrift;
  • de mondelinge behandeling van 28 februari 2020;
  • het tijdens de behandeling tegen de niet verschenen gedaagde [gedaagde sub 1] verleende verstek.
1.2.
Tot slot is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Oostappen Vakantiepark Elfenmeer B.V. (hierna: Oostappen) is een
commercieel recreatiebedrijf en exploiteerde in dat kader Vakantiepark Elfenmeer in
Herkenbosch. Voor het grootste gedeelte lag Vakantiepark Elfenmeer op percelen die door de Gemeente in erfpacht waren uitgegeven.
2.2.
[gedaagde sub 1] heeft een overeenkomst gesloten met Oostappen, op grond waarvan zij een gemarkeerd en afgepaald stuk grond, aangeduid als [perceelnummer] , (hierna ook: het perceel) heeft gehuurd op het door Oostappen in erfpacht genomen gedeelte van Vakantiepark Elfenmeer.
2.3.
In een procedure tussen de Gemeente en Oostappen heeft de Rechtbank Limburg, locatie Roermond, op 4 juli 2018 onder zaaknummer C/03/210479/HA ZA 15-505, onder meer, het volgende beslist:
“(…)in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat de tussen de gemeente en Oostappen gevigeerd hebbende erfpachtovereenkomsten van respectievelijk 9 juli 1965, 4 juni 1971 en 18 november 1996 alle zijn geëindigd met ingang van 9 juli 2015;
in reconventie
5.10.
veroordeelt de gemeente tot gestanddoening van de bevoegdelijk door Oostappen met derden gesloten huurovereenkomsten voor jaarplaatsen op Vakantiepark Elfenmeer; (…)”
2.4.
Bij schrijven d.d. 21 november 2018 heeft Oostappen alle overeenkomsten, inclusief die met [gedaagde sub 1] , per 31 december 2019 opgezegd wegens beëindiging van de exploitatie, dit op de voet van artikel 11 d van de Recron voorwaarden.
2.5.
[gedaagde sub 2] is de partner van [gedaagde sub 1] . Hij maakt eveneens gebruik van het perceel. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben het perceel tot op heden niet ontruimd.

3.Het geschil

3.1.
De Gemeente vordert samengevat – veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot ontruiming van het gemarkeerd en afgepaald stuk grond, aangeduid als [perceelnummer] van het voormalige Vakantiepark Elfenmeer te Herkenbosch, op straffe van verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de kosten van dit geding.
3.2.
De Gemeente legt daaraan, zakelijk weergegeven, ten grondslag dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zich zonder recht of titel op gemeentelijk eigendom bevinden.
3.3.
[gedaagde sub 2] voert verweer.
3.4.
Op hetgeen partijen verder hebben aangevoerd wordt, voor zover van belang, onder de beoordeling teruggekomen.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde sub 1] is niet in rechte verschenen. Tegen haar is verstek verleend. Dat brengt met zich mee dat de vorderingen jegens haar moeten worden toegewezen, tenzij deze de voorzieningenrechter onrechtmatig of ongegrond voorkomen. Van dat laatste is in dit geval sprake. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.2.
De Gemeente heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering.
4.3.
De Gemeente stelt zich op het standpunt dat tussen [gedaagde sub 1] en Oostappen op 11 juni 2016 een overeenkomst ter zake het perceel is gesloten. Hoewel er sprake is van een nieuwe en door Oostappen onbevoegd gesloten overeenkomst, is deze overeenkomst niet nietig, aldus de Gemeente. De Gemeente stelt dat Oostappen als contractspartij dan wel verhuurder deze overeenkomst op grond van artikel 11 d van de Recron voorwaarden rechtsgeldig middels opzegging heeft beëindigd.
4.4.
De rechtbank volgt de Gemeente niet in deze redenering. Uit de overgelegde stukken volgt immers dat [gedaagde sub 1] reeds sinds 19 november 2007 het perceel onafgebroken van Oostappen heeft gehuurd. De Gemeente heeft dat ter mondelinge behandeling ook onvoldoende betwist. Dat [gedaagde sub 1] een overeenkomst van 11 juni 2016 met Oostappen heeft ondertekend, betekent daarom niet dat pas op dat moment een overeenkomst tussen [gedaagde sub 1] en Oostappen tot stand is gekomen. De Gemeente heeft niet betwist dat, uitgaande van een overeenkomst tussen [gedaagde sub 1] en Oostappen uit 2007, er sprake is van een bevoegdelijk gesloten overeenkomst. Uit de toelichting van de Gemeente volgt dat zij stelt dat ook die overeenkomst uit 2007 door Oostappen op basis van de Recron voorwaarden is opgezegd.
4.5.
Relevant in dezen is het bepaalde in artikel 5:94 lid 2 BW. Na het einde van de erfpacht is de eigenaar verplicht een bevoegdelijk aangegane verhuur of verpachting gestand te doen. Met ‘gestanddoening’ van de verhuur in artikel 5:94 BW is bedoeld dat de eigenaar de huurovereenkomst als verhuurder met de huurder voortzet, waaruit weer voortvloeit dat de eigenaar gedurende de zojuist bedoelde periode in dezelfde gevallen en op dezelfde gronden als de verhuurder de huurovereenkomst kan opzeggen en vaststelling van het tijdstip van beëindiging kan vorderen.
4.6.
Bij vonnis van 4 juli 2018 is de Gemeente veroordeeld tot gestanddoening van de bevoegdelijk door Oostappen met derden gesloten huurovereenkomsten voor jaarplaatsen op Vakantiepark Elfenmeer. Daaronder valt dus de overeenkomst met [gedaagde sub 1] .
4.7.
Op grond van het bepaalde in artikel 5:94 BW en gelet op de veroordeling in het vonnis van 4 juli 2018 is de situatie aldus dat vanaf het eindigen van de erfpacht de eigenaar, in dit geval dus de Gemeente, verplicht is om een bevoegdelijk aangegane verhuur of verpachting gestand te doen. De Gemeente zet de huurovereenkomst in een dergelijk geval als verhuurder met de huurder voort. In een dergelijk geval kan geen sprake zijn van een rechtsgeldige opzegging door de voormalig erfpachter/oorspronkelijke verhuurder, in dit geval Oostappen. Het was (en is) aan de Gemeente, als partij die de huurovereenkomst gestand moet doen, om op te zeggen. Zij kan dat doen op dezelfde gronden als de oorspronkelijke verhuurder.
4.8.
Niet in geschil is dat de Gemeente niet heeft opgezegd. Daarom moet het er voor gehouden worden dat de huurovereenkomst thans nog doorloopt en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet zonder recht of titel op het perceel verblijven. De vordering dient daarom te worden afgewezen.
4.9.
De Gemeente wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde sub 2] worden begroot op € 304,00 aan griffierecht. De kosten aan de zijde van [gedaagde sub 1] worden begroot op nihil.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt de Gemeente in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 2] tot op heden begroot op € 304,00, en aan de zijde van [gedaagde sub 1] tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kluin en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2020. [1]

Voetnoten

1.type: PB