Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
[verzoekster sub 1],
[verzoekster sub 2],
Rechtbank Limburg
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg, hebben verzoeksters, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.L. van den Bergh LLM, een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. K.J.H. Hoofs, de rechter die belast was met hun civiele zaak. Dit verzoek werd gedaan tijdens een zitting waarin getuigen werden gehoord. De verzoeksters voerden aan dat de rechter niet onpartijdig was, omdat zij de getuige toestond haar notities te raadplegen en leidende vragen van de raadsvrouw van de getuige niet tegenhield. De wrakingskamer heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de criteria voor rechterlijke onpartijdigheid, waarbij zowel het subjectieve als het objectieve criterium in overweging werden genomen. De wrakingskamer concludeerde dat de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was. De rechter had geen onwettige beslissingen genomen en de keuzes die zij maakte waren niet zodanig afwijkend dat dit de schijn van vooringenomenheid rechtvaardigde. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking dan ook afgewezen, met de overweging dat het enkele feit dat de rechter anders besliste dan de verzoeksters wensten, geen grond voor wraking oplevert. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 3 maart 2020.