ECLI:NL:RBLIM:2020:1761

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 februari 2020
Publicatiedatum
3 maart 2020
Zaaknummer
C/03/263795 / HA ZA 19-221
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.J.H.A. Venner-Lijten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van notaris en notariskantoor voor inbreuk op privacy door verstrekking van geheime adresgegevens

In deze zaak hebben eisers, [eiseres sub 1] en [eiser sub 2], hun woning verkocht en wilden zij hun nieuwe adres geheimhouden vanwege eerdere ernstige mishandelingen door de zoon van [eiseres sub 1]. Ondanks hun verzoek om verstrekkingsbeperking van hun persoonsgegevens, heeft het notariskantoor in de concept-akte van levering het geheime adres van [eiseres sub 1] opgenomen en dit adres doorgegeven aan de kopers en de makelaar. Eisers vorderden schadevergoeding van het notariskantoor en de notaris op grond van onrechtmatige daad en schending van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De rechtbank oordeelde dat de notaris en het notariskantoor niet onrechtmatig hebben gehandeld, omdat de verwerking van het adres noodzakelijk was voor de uitvoering van de koopovereenkomst. De rechtbank wees de vorderingen van eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een inbreuk op de AVG, omdat de verwerking van het geheime adres rechtmatig was.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/263795 / HA ZA 19-221
Vonnis van 26 februari 2020
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

2.
[eiser sub 2],
beiden wonende op een geheim adres
advocaat mr. M.P.M. Hennekens te Nijmegen,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. E.A.L. van Emden te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [eisers] (in meervoud) dan wel [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] enerzijds en de notaris c.s. (in meervoud), dan wel het notariskantoor en de notaris anderzijds worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 20,
  • de akte overlegging aanvullende producties, zijdens [eisers] , met producties 22 tot en met 26,
  • de conclusie van antwoord met producties A tot en met E,
  • het bij B16-formulier van 27 juni 2019, ter griffie ontvangen op 27 juni 2019, door de advocaat van [eisers] aan de rechtbank gerichte verzoek, met daarop de reactie zijdens de rechtbank,
  • de rolbeschikking van 3 juli 2019 waarbij de datum van de comparitie is bepaald,
  • de bij B16-formulier van 5 juli 2019, ter griffie ontvangen op 8 juli 2019, door de notaris c.s. overgelegde nadere versie van de eerder door hen in het geding gebrachte productie A,
  • het bij B 16-formulier van 9 september 2019, ter griffie ontvangen op 9 september 2019, aan de rechtbank gerichte verzoek zijdens de advocaat van eisers,
  • het antwoord daarop zijdens de rechtbank aan de advocaten van partijen d.d. 10 september 2019,
  • de akte vermindering eis tevens houdende overlegging aanvullende producties, zijdens [eisers] , met producties 27 tot en met 31, overgelegd bij B 3-formulier van 9 september 2019, ter griffie ontvangen op 10 september 2019,
  • de akte overlegging productie zijdens de notaris c.s. met productie F,
  • de bij B8-formulier van 10 september 2019, ter griffie ontvangen op 11 september 2019, door de notaris c.s. overgelegde aanvulling op productie F,
  • de brief zijdens de advocaat van [eisers] aan de rechtbank d.d. 13 september 2019 en de reactie daarop zijdens de rechtbank aan de advocaten van partijen d.d. 18 september 2019,
  • de bij B8-formulier van 17 september 2019, ter griffie ontvangen op 17 september 2019, door de notaris c.s. overgelegde productie F (3),
  • het proces-verbaal van comparitie van 24 september 2019.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 18 juni 2017 zijn [eisers] in hun woning ernstig mishandeld door de zoon van [eiseres sub 1] (hierna: de zoon). De zoon heeft psychische problemen. In de periode die volgde heeft de zoon meerdere doodsbedreigingen geuit jegens [eisers]
2.2.
[eisers] wensten te verhuizen naar een andere woning. Zij wensten het adres van hun nieuwe woning geheim te houden en hebben bij de gemeente waar dit adres onder valt (hierna: de gemeente) een verzoek tot verstrekkingsbeperking ingediend. Bij brieven van 12 juli 2018 aan respectievelijk [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] (productie 2 dagvaarding) is zijdens de gemeente aan [eiseres sub 1] en aan [eiser sub 2] als volgt bericht:
“(…)
Het gemeentebestuur bevestigt bij deze de ontvangst van uw verzoek om verstrekkingsbeperking van uw persoonsgegegevens.
Uw verzoek is verwerkt in de Basisregistratie Personen (BRP).
Dit betekent dat niet zonder uw toestemming gegevens worden verstrekt aan derden, voor zover dat wettelijk gezien mogelijk is.
(…)”
2.3.
Op 12 juli 2018 hebben [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] voorts een “aanvraag gebruik briefadres” gestuurd naar een andere gemeente (productie 3 dagvaarding).
Bij e-mail van 7 september 2018 (productie 3 dagvaarding) heeft een medewerkster van die gemeente aan [eiseres sub 1] als volgt bericht:
“(…)
Ik heb goed nieuws voor u en uw man. De burgemeester van [volgt naam gemeente; rechtbank] is akkoord gegaan met het briefadres en ik heb uw dossiers opgevraagd in [volgt naam oude gemeente; rechtbank].
U wordt per 1 september 2018 in geschreven met een briefadres op het adres [volgt naam briefadres; rechtbank].
(…)”
2.4.
Op 7 november 2018 hebben [eisers] de in rechtsoverweging 2.1 genoemde woning met garage, tuin en verder toe- en aanbehoren, die [eiseres sub 1] in eigendom toebehoorde, verkocht.
2.5.
In artikel 3 van de koopovereenkomst (productie 5 dagvaarding) zijn [eisers] met de kopers van, kort gezegd, de woning overeengekomen dat de akte van levering zal worden gepasseerd op 27 december 2018 ten overstaan van de notaris (of, kort gezegd, één van zijn plaatsvervangers).
2.6.
De notaris is vervolgens opgetreden als notaris voor de levering van, kort gezegd, de betreffende woning.
2.7.
Bij e-mail van 15 november 2018 (productie C conclusie van antwoord) heeft een medewerkster van het notariskantoor aan [eisers] laten weten dat het notariskantoor het transport van de woning zal verzorgen. Bij deze e-mail is aan [eisers] een vragenformulier toegezonden (zie ook productie 6 dagvaarding). De e-mail luidt, voor zover thans van belang, als volgt:
“(…)
Wij hebben daarvoor van u een aantal gegevens nodig. Deze gegevens zijn vermeld op het bijgaande vragenformulier. De bekende gegevens zijn reeds ingevuld op het vragenformulier.
Ik verzoek u vriendelijk:
- reeds ingevulde gegevens te controleren en zonodig te verbeteren;
- de nog ontbrekende gegevens in te vullen;
- het vragenformulier met de gevraagde documenten zo spoedig mogelijk aan mij te retourneren.
(…)”
In dit vragenformulier zijn onder de kopjes “
Verkoper 1” en “
Verkoper 2” een aantal persoonlijke gegevens betreffende [eiseres sub 1] respectievelijk [eiser sub 2] opgenomen. Als adres is bij beiden het adres opgenomen van de woning die was verkocht.
Onderdeel III van het vragenformulier heeft als onderwerp: “
Hypothecaire geldlening(en)/overbruggingslening”. De onder dit onderdeel gevraagde informatie is door [eisers] ingevuld.
Onderdeel VI van het vragenformulier heeft als onderwerp: “
Verkoopopbrengst”. Onder dit kopje wordt de vraag gesteld: “Wordt de verkoopopbrengst gebruikt voor de aankoop van een nieuwe woning waarvan de akte van levering passeert bij een andere notaris?” [eisers] hebben daarop geantwoord: “NVT”.
Onderdeel VII van het vragenformulier heeft als onderwerp: “
Verkopend makelaar”. Bij de vermelding: “Uw makelaar” hebben [eisers] de naam van hun makelaar ingevuld. Bij de vraag: “indien uw makelaar daarom verzoekt sturen wij deze een ontwerp van de akte van levering (en eventueel kopie van de nota van afrekening) toe. Gaat u hiermee akkoord?”, hebben [eisers] “
Ja” doorgestreept, zodat enkel “
neen” zichtbaar bleef.
Onderdeel VIII van het vragenformulier heeft als onderwerp: “
Verhuizing”. Onder dit kopje wordt de vraag gesteld: “Gaat u ten gevolge van deze verkoop verhuizen?” [eisers] hebben “
Ja” doorgestreept, zodat enkel “
neen” zichtbaar bleef. [eisers] hebben geen nieuw adres ingevuld.
2.8.
In de concept-akte van levering (productie 7 dagvaarding) van 18 december 2018 is [eiseres sub 1] opgenomen als verkoper, onder vermelding van haar nieuwe adres. Dit is het in rechtsoverweging 2.2. genoemde geheime adres. [eiser sub 2] wordt in de concept-akte niet vermeld. De concept-akte is door een medewerkster van het notariskantoor gestuurd naar [eisers] , alsmede naar de kopers en de makelaar van [eisers] (productie 8 dagvaarding).
2.9.
Bij e-mail van 21 december 2018 (productie 9 dagvaarding) heeft een medewerkster van het notariskantoor aan [eiseres sub 1] , de kopers en de makelaar, voor zover thans van belang, als volgt bericht:
“(…)
Bijgaand zenden wij u nogmaals het ontwerp van de akte van levering. Per abuis was er een onjuist adres opgenomen bij het toekomstig adres van verkoper. Dit is nu gecorrigeerd. (…)”
In de concept-akte van levering van 21 december 2018 (productie 9 dagvaarding) is als adres van [eiseres sub 1] , als verkoper, opgenomen het adres van de verkochte woning.
2.10.
Bij e-mail van 28 december 2018 (productie 10 dagvaarding) en bij e-mail van 17 januari 2019 (productie 12 dagvaarding) zijn de notaris en het notariskantoor aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van de door de notaris dan wel het notariskantoor gemaakte fout.
2.11.
Het notariskantoor en de notaris hebben iedere vorm van aansprakelijkheid afgewezen.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen na vermindering van eis om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- te verklaren voor recht dat de notaris c.s. ieder voor zich en gezamenlijk onrechtmatig hebben gehandeld jegens [eisers] en hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de volledige schade van [eisers] door dit handelen,
- de notaris c.s. te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisers] een bedrag van € 94.859,01 te betalen, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen begrote en billijke schadevergoeding conform de artikelen 6:97, 6:105 en 6:106 BW, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening,
- de notaris c.s. hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 14 dagen na het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening en de nakosten.
3.2.
De notaris c.s. voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Grondslagen vorderingen

4.1.
[eisers] gronden hun vorderingen jegens de notaris c.s. op artikel 6:162 BW alsmede op artikel 82 Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De rechtbank zal hierna allereerst de vorderingen van [eisers] bespreken voor zover deze op artikel 82 AVG zijn gebaseerd.
AVG
4.2.
Op grond van artikel 82 lid 1 AVG heeft eenieder die materiële of immateriële schade heeft geleden ten gevolge van een inbreuk op de AVG het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker schadevergoeding te ontvangen voor de geleden schade.
4.3.
[eisers] stellen dat het notariskantoor de verwerkingsverantwoordelijke is wat betreft de verwerking van persoonsgegevens in akten die door de notarissen binnen het notariskantoor worden opgesteld. Daarnaast is de notaris eveneens verwerkingsverantwoordelijke ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens in het kader van zijn werkzaamheden als notaris. De notaris c.s. hebben beiden als verwerkingsverantwoordelijken gehandeld ten aanzien van de vermelding van het geheime adres in de concept-akte van levering en ten aanzien van de verstrekking van deze gegevens per e-mail aan de kopers en de makelaar. Dit geheime adres was bij de notaris c.s. kennelijk bekend op grond van vermelding in de documenten inzake de overbruggingslening. Ingevolge artikel 5 AVG moeten persoonsgegevens worden verwerkt op een wijze die ten aanzien van de betrokkene rechtmatig, behoorlijk en transparant is. Betrokkenen zijn de personen waar persoonsgegevens betrekking op hebben. In dit geval gelden [eisers] als betrokkenen ten aanzien van hun geheime adres. Dat adres is naar hen herleidbaar. Persoonsgegevens mogen uitsluitend worden verwerkt indien daar een wettelijke grondslag voor bestaat. Deze gronden staan limitatief opgesomd in artikel 6 AVG. Naast het vereiste van rechtmatige verwerking geldt het beginsel van minimale gegevensverwerking. Dat betekent dat een verwerkingsverantwoordelijke niet meer persoonsgegevens mag verwerken dan noodzakelijk is om de doeleinden waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt, te kunnen bereiken (artikel 5 lid 1 sub c AVG). De notaris c.s. hebben in strijd met genoemde vereisten uit de AVG gehandeld en daarmee hun nieuwe geheime adres onrechtmatig verwerkt, aldus [eisers]
4.4.
De notaris c.s. voeren als verweer, voor zover thans van belang, het volgende aan.
De notaris is ten onrechte gedagvaard. Het gewraakte handelen is niet verricht door de notaris, maar door een medewerkster van het notariskantoor. Het was deze medewerkster die de concept-akte heeft opgesteld, die daarin het adres van het nieuwe huis van de verkopers heeft vermeld en die de concept-akte heeft gestuurd aan de makelaar van [eisers] en aan de kopers. De medewerkster is een hulppersoon van het notariskantoor, maar niet van de notaris.
Verder geldt dat de vorderingen voor zover zij tegen [eiser sub 2] zijn ingesteld, moeten worden afgewezen reeds omdat in de concept-akte de naam van [eiser sub 2] en diens adres niet zijn opgenomen. Om die reden valt, zo betogen de notaris c.s., niet in te zien waarom door de inhoud en toezending van de concept-akte onrechtmatig jegens [eiser sub 2] zou zijn gehandeld.
Voorts verweren de notaris c.s. zich als volgt.
Wanneer een beroep wordt gedaan op schending van een wettelijk voorschrift zoals de AVG moet op grond van artikel 6:163 BW worden beoordeeld of het ingeroepen voorschrift er wel toe strekt om het ingeroepen belang te beschermen (het relativiteitsvereiste). Is dat niet het geval, dan bestaat er geen aanspraak op schadevergoeding uit onrechtmatige daad (of anderszins). Beoogt de wettelijke regelgeving niet om de concrete schade te voorkomen, dan wordt niet aan de relativiteitseis voldaan.
4.5.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.5.1.
Met het opnemen van het nieuwe geheime adres van [eiseres sub 1] in de concept-leveringsakte wordt een persoonsgegeven van [eiseres sub 1] verwerkt in de zin van artikel 4, aanhef en onder 1 en 2 AVG. Er is namelijk sprake van informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon (“de betrokkene”), te weten [eiseres sub 1] . Met het vastleggen van het (nieuwe geheime) adres van [eiseres sub 1] is voorts sprake van het verwerken daarvan.
4.5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is ook wat betreft [eiser sub 2] in de relatie tot de notaris c.s. sprake van het verwerken van een persoonsgegeven. Hoewel in de concept-akte niet de naam van [eiser sub 2] wordt vermeld en daarmee niet direct het in de concept-akte opgenomen adres valt te herleiden tot [eiser sub 2] , kan dit (geheime) adres door koppeling aan andere gegevens wel degelijk door de notaris c.s. alsnog tot hem worden herleid. Er is wat [eiser sub 2] betreft dan ook sprake van een indirect identificerend gegeven. Het verweer van de notaris c.s. dat de vordering van [eiser sub 2] reeds moet stranden omdat de naam van [eiser sub 2] niet in de concept-akte wordt vermeld, wordt dan ook verworpen,
4.5.3.
De rechtbank is verder van oordeel dat de betreffende persoonsgegevens zijn opgenomen in een bestand, dan wel dat zij zijn bestemd om te worden opgenomen in een bestand in de zin van artikel 4, aanhef en onder 6 AVG (zie ook artikel 2 AVG). Voorts zijn er geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat de onderhavige casus (ook overigens) niet valt binnen het materieel of territoriaal toepassingsgebied van de AVG (zie de artikelen 2 en 3 AVG).
4.5.4.
Uit het voorgaande volgt dat de AVG van toepassing is.
4.5.5.
Naar het oordeel van de rechtbank moeten zowel de notaris als het notariskantoor worden aangemerkt als verwerkingsverantwoordelijken in de zin van de AVG. Zowel de notaris als het notariskantoor zijn immers verantwoordelijk voor de zorgvuldige totstandkoming van de te passeren akten. Zij moeten dan ook worden gekwalificeerd als de natuurlijke persoon en de rechtspersoon die het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststellen (artikel 4, aanhef en onder 7 AVG). De rechtbank verwerpt derhalve het verweer dat de notaris ten onrechte is gedagvaard.
4.5.6.
De notaris c.s. hebben als verweer aangevoerd dat het adres van [eisers] uit openbare bron kenbaar is en dat met de AVG niet wordt beoogd een dergelijk adres te beschermen. Partijen verschillen erover van mening of het geheime adres van [eisers] uit openbare bron al dan niet kenbaar is. De rechtbank kan de beantwoording van deze vraag in het midden laten. De verwerking van persoonsgegevens is namelijk alleen rechtmatig indien en voor zover ten minste aan één van de in artikel 6 genoemde voorwaarden is voldaan (artikel 6 lid 1, aanhef en onder a tot en met f). Of het al dan niet gaat om openbare persoonsgegevens is daarbij niet relevant.
4.5.7.
In artikel 6 lid 1, aanhef en onder a wordt de voorwaarde genoemd dat “de betrokkenen” ( [eisers] ), kort gezegd, toestemming hebben gegeven voor de verwerking van hun persoonsgegevens. Indien de verwerking berust op toestemming, moet de verwerkingsverantwoordelijke kunnen aantonen dat de betrokkene toestemming heeft gegeven voor de verwerking van zijn persoonsgegevens (artikel 7 lid 1 AVG). De toestemming dient vrijelijk te worden gegeven door middel van een duidelijke actieve handeling. Dit kan bijvoorbeeld met een schriftelijke verklaring, met elektronische middelen of een mondelinge verklaring. De betrokkene moet vrijelijk, specifiek, geïnformeerd en ondubbelzinnig met de verwerking van zijn persoonsgegevens instemmen (rechtsoverweging 32 AVG). Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit niets dat [eisers] aan de notaris c.s. toestemming hebben gegeven voor de verwerking van hun persoonsgegevens, in de zin van artikel 7 lid 1 AVG en rechtsoverweging 32 AVG.
4.5.8.
De notaris c.s. voeren aan dat de verwerking rechtmatig is, omdat deze noodzakelijk is voor de uitvoering van een overeenkomst waarbij de betrokkene partij is, of om op verzoek van de betrokkene vóór de sluiting van een overeenkomst maatregelen te nemen. Zij beroepen zich op de in artikel 6 lid 1, aanhef en onder b AVG opgenomen grond.
4.5.9.
Naar het oordeel van de rechtbank is de verwerking van het nieuwe en geheime adres van [eisers] op deze grond inderdaad gerechtvaardigd. De notaris c.s. hebben immers onbestreden aangevoerd (conclusie van antwoord, randnummer 5.2) dat het Kadaster, nadat een eigendomsoverdracht is ingeschreven, de partijen bij de leveringsakte verwittigd van de aangepaste registratie. Het opnemen van het nieuwe adres van de verkopers dient ertoe dat het Kadaster weet naar welk adres het voor de verkopers bestemde bericht moet worden gezonden. Overigens wijst de rechtbank erop dat ingevolge artikel 40 lid 2 sub a Wna de notariële akte ook de woonplaats met adres vermeldt van de natuurlijke personen die blijkens de akte daarbij als partij optreden. Dat was dus het nieuwe adres van [eisers] (zie de rechtsoverwegingen 2.2 en 2.3).
Gelet hierop was het naar het oordeel van de rechtbank (in beginsel) noodzakelijk voor de uitvoering van de koopovereenkomst waarbij [eiseres sub 1] (en [eiser sub 2] ) partij waren (zie rechtsoverweging 2.4) dat in de concept-leveringsakte het nieuwe adres van [eiseres sub 1] werd opgenomen. Aldus werd ook gehandeld conform de “minimale gegevensverstrekking” uit artikel 5 lid 1, aanhef en sub c AVG).
4.5.10.
Bij gelegenheid van de comparitie van partijen hebben [eisers] in dit verband aangevoerd dat het door de notaris c.s. genoemde doel niet strookt met de feitelijke verwerking. In de concept-leveringsakte had in plaats van het nieuwe geheime woonadres van [eiseres sub 1] het briefadres van [eisers] moeten worden opgenomen.
[eisers] verwijzen ter onderbouwing van hun stelling naar hun productie 28: een
e-mail van de gemeente waarin [eisers] d.d. 8 juli 2019 met een briefadres zijn ingeschreven, met bijlage. Voorts verwijzen [eisers] naar productie 29: een e-mail van [eiseres sub 1] aan de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie van 4 augustus 2019 en het antwoord per e-mail van 5 augustus 2019, met bijlage.
4.5.11.
De notaris c.s. voeren tegen het betoog van [eisers] verweer.
4.5.12.
De rechtbank overweegt als volgt.
Weliswaar is niet, althans niet gemotiveerd, bestreden dat zijdens het notariskantoor op 15 november en 18 december 2018 de persoonsgegevens van [eisers] in de Basisregistratie Personen zijn ingezien en dat toen in de Basisregistratie Personen van [eisers] was opgenomen dat zij een geheim adres hadden. Dit brengt echter nog niet met zich dat de notaris c.s. in de concept-leveringsakte het nieuwe woonadres van [eisers] niet hadden mogen opnemen.
[eisers] hebben de notaris c.s. in het door hen ingevulde vragenformulier (zie rechtsoverweging 2.7) in verband met de op te maken leveringsakte niet erop gewezen dat er sprake was van een geheim nieuw woonadres, dat niet in de leveringsakte mocht worden opgenomen en van hun kant behoefden de notaris c.s. uit het door [eisers] ingevulde vragenformulier ook niet af te leiden dat dit nieuwe woonadres geheim was. De door [eisers] gegeven antwoorden nopen niet tot die conclusie.
4.5.13.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de slotsom dat de verwerking van het nieuwe geheime adres van [eisers] rechtmatig was. Van een inbreuk op de AVG, zoals door [eisers] aan hun vorderingen ten grondslag gelegd, is dan ook geen sprake.
Onrechtmatige daad
4.6.
[eisers] baseren, zoals gezegd, hun vorderingen jegens de notaris c.s. voorts op onrechtmatig handelen. Zij stellen dat de notaris in strijd heeft gehandeld met de zorgvuldigheidsverplichting die op hem als notaris rust en verwijzen daartoe naar artikel 17 lid 1 Wna. Ondanks dat de notaris in de Basisregistratie Personen heeft geconstateerd dat [eisers] een briefadres elders hadden en het woonadres was afgeschermd, heeft de notaris het geheime adres opgenomen in de conceptakte en toegestuurd aan kopers en de makelaar. Volgens [eisers] hebben de notaris c.s. met de schending van de zorgvuldigheidsverplichting gehandeld in strijd met de wettelijke normen die er juist op zijn gericht om personen als [eisers] te beschermen.
4.7.
De notaris c.s. bestrijden de vorderingen van [eisers] ook op deze grondslag. Zij begrijpen het beroep van [eisers] op artikel 17 Wna, dat in algemene zin een zorgplicht op een notaris legt, als een invulling van het beroep op artikel 6:162 BW.
Volgens hen is er echter geen sprake van schending van artikel 17 Wna en/of artikel 6:162 BW.
4.8.
De rechtbank overweegt als volgt.
Voor het antwoord op de vraag of de notaris c.s. al dan niet onrechtmatig jegens [eisers] hebben gehandeld, verwijst de rechtbank naar hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 4.5.12. Er is immers sprake van hetzelfde feitensubstraat. Dit betekent dat de notaris c.s. niet onzorgvuldig en dus niet onrechtmatig jegens [eisers] hebben gehandeld. De vorderingen van [eisers] kunnen derhalve ook niet op grond van schending van artikel 6:162 BW (onrechtmatige daad) worden toegewezen.
Proceskosten
4.9.
Nu de vorderingen van [eisers] worden afgewezen, zullen [eisers] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, aan de zijde van de notaris c.s. begroot op € 6.178,-- (€ 4.030,00 aan griffierecht en € 2.148, -- aan liquidatietarief, 2 punten tarief IV). De nakosten zullen worden toegewezen als na te melden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van de notaris c.s. tot op heden begroot op € 6.178,--, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eisers] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,-- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eisers] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en vervolgens betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,-- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.H.A. Venner-Lijten en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2020. [1]

Voetnoten

1.type: MV