Uitspraak
RECHTbANK Limburg
1.Onderzoek van de zaak
2.De vordering van de officier van justitie
3.Preliminair verweer
zo spoedig mogelijkdoch uiterlijk twee jaren na de uitspraak in eerste aanleg bij de rechtbank aanhangig dient te worden gemaakt.
Rechtbank Limburg
Op 11 februari 2020 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen [betrokkene], die bijgestaan werd door mr. E.E.W.J. Maessen. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen, omdat deze niet 'zo spoedig mogelijk' was ingediend, zoals vereist door artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering. De vordering was op 16 december 2019 ingediend, bijna twee jaar na de veroordeling van [betrokkene] op 22 december 2017. De rechtbank oordeelde dat het tijdsverloop de verdediging van [betrokkene] had geschaad, waardoor het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn vordering. De rechtbank benadrukte dat de vertraging niet aan [betrokkene] kon worden toegerekend, maar aan de staat, die verantwoordelijk is voor de rechtspraak. De beslissing is genomen in het kader van de waarborging van een eerlijk proces, zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.