ECLI:NL:RBLIM:2020:1679

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 februari 2020
Publicatiedatum
28 februari 2020
Zaaknummer
03/175406-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het bewerken van hennep en het voorhanden hebben van een stroomstootwapen

Op 18 mei 2017 werd in de gemeente Onderbanken een woning door de politie doorzocht, waar zeven hennepknippers en de verdachte aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de verdachte de knipactie heeft gecoördineerd en samen met de medeverdachten verantwoordelijk was voor het bewerken van hennep. De verdachte had een grote hoeveelheid hennepplanten en henneptoppen in zijn woning, en hij had ook een stroomstootwapen voorhanden. De rechtbank oordeelt dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, wat leidt tot een bewezenverklaring van het medeplegen van het bewerken van hennep. De verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 40 uur en een geldboete van € 550,00, waarbij rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/175406-18
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 februari 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. L.J.L.M. Dacier, advocaat kantoorhoudende te Heerlen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 februari 2020. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen een grote hoeveelheid hennepplanten heeft bewerkt dan wel aanwezig heeft gehad;
Feit 2:een stroomstootwapen voorhanden heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen is dat de verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde samen met de medeverdachten heeft begaan. De officier van justitie heeft haar oordeel gebaseerd op de bekennende verklaring van de verdachte dat hij mensen had benaderd omdat hij geld nodig had en dat hij € 500,- zou krijgen om in zijn woning hennep te laten bezorgen en te laten knippen.
De officier van justitie acht daarnaast bewezen dat de verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan. De officier van justitie heeft haar oordeel gebaseerd op het proces-verbaal van bevindingen waarin het wapen wordt beschreven en de bekennende verklaring van de verdachte dat hij het stroomstootwapen had om buitenshuis als verdediging tegen andere honden te kunnen gebruiken.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van bewerken en verwerken van hennep dan wel aan het opzettelijk aanwezig hebben daarvan. De verdachte heeft zelf niet geknipt en geen significante bijdrage geleverd aan het geheel, waardoor geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Daarbij had hij geen feitelijke heerschappij over de hennep en heeft hij slechts zijn woning ter beschikking gesteld voor het knippen van de hennep. Dat is een facilitaire gedraging, waardoor hooguit sprake kan zijn van medeplichtigheid. Dat is echter niet ten laste gelegd, waardoor de verdachte dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 2 (stroomstootwapen)
Evenals de officier van justitie, acht de rechtbank het tenlastegelegde onder 2 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] [2] ;
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] [3] ;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 oktober 2020.
Feit 1 (hennep)
Bewijsmiddelen
Verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] relateerden – zakelijk weergegeven – als volgt: [4]
Op 18 mei 2017 arriveerden wij rond 08.10 uur op het adres [adresgegevens verdachte] te Bingelrade, gemeente Onderbanken. Wij zagen dat een onbekende man uit de tuinpoort van het betrokken perceel kwam lopen. Deze persoon deelde ons mede [verdachte] genaamd te zijn en de bewoner van het pand te zijn. Rond 08.35 uur deelde [verdachte] mede dat dat wij binnen konden komen. In de hal zagen wij op de trap naar boven op nagenoeg alle traptreden de ons ambtshalve bekende hennepblaadjes liggen. Rond 08.38 uur betraden wij de woning. Op de begane grond zagen wij op diverse plaatsen hennepblaadjes c.q. hennepresten liggen. Vrouwelijke personen en [medeverdachte] werden in de woning aangetroffen.
Een slaapkamer op de eerste verdieping was ingericht voor het knippen van hennepplanten. Er was een koolstoffilter aanwezig en vijf identieke stoelen met de ons bekende hennepblaadjes c.q. hennepresten op de zitting. Ook stonden er twee krukken en een hele bundel volgroeide hennepplanten. Er stonden meerdere strijkzakken, allen geopend en gevuld met volgroeide hennepplanten. In deze ruimte waren ook diverse grijze vuilniszakken aanwezig, gevuld met reeds geknipte hennepplanten c.q. hennepafval. Rondom de stoelen werden aangebroken drinkflessen, drinkblikjes en drinkpakjes aangetroffen. Tevens stond er op de vensterbank een aangebroken pakje sigaretten met asbak en vier opgerookte sigaretten. Op de vloer, tussen de hennepplanten, en op een van de stoelen werden schaartjes aangetroffen, vervuild met hennep. Op diverse plaatsen in de kamer lagen gebruikte zwart kleurige latex handschoenen. Tevens werd een doos met nieuwe latex handschoenen aangetroffen. In de ruimte stond een zogenaamde cannacutter. Er werden zeven met hennep vervuilde scharen aangetroffen. Er stond een bigshopper, flink gevuld met levensmiddelen. Ook werden erin pijnstillers en verzorgingsproducten aangetroffen, waarvan diverse strips al waren geopend. Het totaalgewicht van de hennepplanten in deze ruimte betrof 44,95 kilo.
In de badkamer werd een grote kartonnen doos aangetroffen met gedroogde henneptoppen. In de toiletpot lagen meerdere henneptoppen. De aangetroffen henneptoppen in de doos hadden een gewicht van 750 gram. De in de toiletpot aangetroffen henneptoppen hadden een gewicht van 85 gram.
In de woonkamer werden diverse tassen aangetroffen met daarin dameskleding en schoenen die vervuild waren met hennepresten.
Verbalisant [verbalisant 1] relateerde – zakelijk weergegeven – als volgt: [5]
Ik onderzocht een door mij aangetroffen hoeveelheid qua kleur en uiterlijke verschijningsvormen op hennep gelijkende stoffen. Ik testte meerdere monsters die werden aangetroffen in de slaapkamer; monsters van de op de vloer aangetroffen hennepplanten, monsters van de op de vloer aangetroffen losse hennep en monsters uit de aangetroffen strijkzakken met hennepplanten. Ik testte ook monsters van de aangetroffen henneptoppen in de doos in de badkamer. Deze stoffen reageerden positief op de aanwezigheid van hennep.
Verdachte verklaarde bij de politie – zakelijk weergegeven – als volgt: [6]
De bedoeling van de aangetroffen hennep was dat het bij mij opgehaald zou worden. Er waren vier grote zakken hennep in mijn woning. De hennep was nog nat en zou geknipt worden. Ik heb de zakken hennep naar boven gedragen. Eerst is de hennep gebracht en daarna zijn de knippers gearriveerd om 07.30 uur. De afspraak was eigenlijk om 07.00 uur. Na aankomst in de woning hebben de knippers zich omgekleed. Ze hadden kleding bij zich in tassen. De tassen die in mijn woning zijn aangetroffen waren van de knippers. Toen ik drinken voor de knippers wilde halen, kwam de politie.
Verdachte verklaarde ter terechtzitting van 14 februari 2020 – zakelijk weergegeven – als volgt:
Toen de politie in mijn woning arriveerde, werd er geknipt. Even daarvoor ben ik naar de winkel gegaan om eten te halen. De groep knippers bestond uit één jongen en de rest dames. Die waren allen in de woning aanwezig. Mijn taak was om de personen te verzorgen.
Overweging
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte betrokken is geweest bij het bewerken van hennep, zijnde het knippen ervan. Betrokkenheid aan een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard indien is vast komen te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte afspraken heeft gemaakt met de leverancier van de hennep, de knippers heeft ontvangen in zijn woning alwaar een knipruimte was ingericht en hen heeft voorzien van eten en drinken. Daarmee heeft verdachte de knipactie gecoördineerd en, samen met de medeverdachten, voor het eindproduct – geknipte hennep – gezorgd.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – het bewerken van hennep.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1
op 18 mei 2017 in de gemeente Onderbanken, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bewerkt een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten 44,95 kilogram hennepplanten en 835 gram henneptoppen,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Feit 2
op 18 mei 2017 in de gemeente Onderbanken een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen (in de vorm van een zaklamp), zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Feit 1
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
Feit 2
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – geheel subsidiair – verzocht om een lagere taakstraf aan de verdachte op te leggen dan door de officier van justitie is geëist. De raadsman heeft verzocht om de omstandigheid dat het tenlastegelegde gewicht van de hennep ‘natte’ hennep betreft te verdisconteren in de strafmaat. De raadsman heeft voorts verzocht om rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en de omstandigheid dat de woning van de verdachte drie maanden gesloten was vanwege deze strafzaak.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het knippen van hennepplanten door de hennep en de hennepknippers in zijn woning toe te laten en de knippers van drank en voedsel te voorzien. Hij heeft met zijn handelwijze bijgedragen aan de instandhouding van het illegale circuit betreffende de bewerking van deze voor de volksgezondheid schadelijke stof, en de verhandeling en het gebruik van deze softdrugs. Ook heeft de verdachte een stroomstootwapen voorhanden gehad. Met dit voorwerp kunnen personen door een elektrische stroomstoot weerloos worden gemaakt of pijn worden toegebracht. Het bezit van een dergelijke voorwerp wakkert gevoelens van onveiligheid in de samenleving aan en is derhalve ongewenst.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op de inhoud van verdachtes strafblad d.d. 22 januari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte – weliswaar langere tijd geleden – eerder wegens overtreding van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie is veroordeeld. De rechtbank zal vanwege het tijdsverloop tussen die veroordelingen en de onderhavige zaak geen rekening houden met deze eerdere veroordelingen.
De reclassering heeft op 5 februari 2020 een rapportage over de verdachte uitgebracht. De reclassering adviseert om geen bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat zij interventies of toezicht niet nodig acht.
De rechtbank heeft zich voor de straftoemeting georiënteerd op de voor soortgelijke strafbare feiten gebruikelijke straffen. Volgens de oriëntatiepunten voor straftoemeting, gepubliceerd door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), komt voor het voorhanden hebben van een stroomstootwapen in beginsel een geldboete van € 550,- in aanmerking. Daarin is echter nog niet het medeplegen van hennepknippen verdisconteerd. Daarvoor heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij soortgelijke zaken. De rechtbank overweegt dat het knippen van hennep een zelfstandige handeling is en de strafmaat niet gerelateerd hoeft te worden aan de hoeveelheid van de aangetroffen hennep. Een taakstraf voor de 60 uren, zoals door de officier van justitie geëist, acht de rechtbank voor dit vergrijp te zwaar. Wel acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 45 uren in beginsel passend.
Overschrijding redelijke termijn
In het arrest van 17 juni 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BD2578) heeft de Hoge Raad (nogmaals) algemene uitgangspunten en regels geformuleerd over de inbreuk op het in artikel 6, eerste lid, van het EVRM gewaarborgde recht van een verdachte op behandeling van zijn strafzaak binnen een redelijke termijn en het rechtsgevolg dat aan een vastgestelde inbreuk op dat recht dient te worden verbonden. Op de voet van dit arrest beoordeelt de rechtbank of sprake is van overschrijding, in welke mate dat heeft plaatsgevonden en wat daarvan het gevolg moet zijn.
Uitgangspunt is dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Bijzondere omstandigheden waarvan de redelijkheid van de duur afhankelijk is, zijn onder meer de ingewikkeldheid van de zaak en de invloed van verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. De vermindering van de straf is afhankelijk van de mate waarin de redelijke termijn is overschreden.
De termijn heeft een aanvang genomen met de inverzekeringstelling van verdachte op 18 mei 2017. Van bijzondere omstandigheden die een termijnoverschrijding zouden kunnen rechtvaardigen, is niet gebleken. Indien er geen sprake zou zijn geweest van overschrijding van de redelijke termijn, zou de rechtbank een taakstraf hebben opgelegd van 45 uren. De rechtbank ziet aanleiding de anders opgelegde hogere taakstraf te verminderen en de verdachte te veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Hiernaast acht de rechtbank oplegging van een geldboete van € 550,- passend voor het voorhanden hebben van een stroomstootwapen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 22c, 22d, 23, 24c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor feit 1 tot een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 20 dagen;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar rato van twee uren per dag;
- veroordeelt de verdachte voor feit 2 tot een
geldboeteter hoogte van
€ 550,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Beije, voorzitter, mr. A.M. Koster-van der Linden,
mr. W.H.B. Dreissen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Dijkhoff, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 28 februari 2020.
Buiten staat
mr. W.H.B. Dreissen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Na wijziging van de tenlastelegging is aan de verdachte ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 18 mei 2017 in de gemeente Onderbanken, tezamen
en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
heeft bereid, bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig
heeft gehad,
een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet,
te weten 44,95 kilogram hennep(planten) en/of 835 gram hennep(toppen),
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van
die wet;
2
hij op of omstreeks 18 mei 2017 in de gemeente Onderbanken een
wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te
weten een stroomstootwapen (in de vorm van een zaklamp), zijnde een
voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos
konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden
heeft gehad.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2017079697, gesloten d.d. 6 oktober 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 367.
2.Proces-verbaal bevindingen d.d. 18 mei 2017, pagina 15-19.
3.Proces-verbaal bevindingen d.d. 8 juni 2017, pagina 162-165.
4.Proces-verbaal bevindingen d.d. 18 mei 2017, pagina 15-19.
5.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 25 mei 2017, pagina 22.
6.Verhoor verdachte [verdachte] d.d. 19 mei 2017, pagina 152-154.