Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Het verloop van de procedure
- de dagvaarding met daarbij gevoegd producties 1 t/m 12;
- de e-mail van [eiser] van 17 februari 2020 met daarbij gevoegd productie 13;
- de brief van [gedaagde] van 13 februari 2020 met daarbij gevoegd producties 1 en 2;
- de mondelinge behandeling;
- de pleitnota van [eiser] ;
- de conclusie van antwoord/pleitnotitie van [gedaagde] .
2.De feiten
3.Het geschil
- [gedaagde] verbiedt het vonnis van de rechtbank Limburg, burgerlijk recht, zittingsplaats Maastricht, d.d. 6 november 2019, zaaknummer C/03/263374 / HA ZA 19-211, althans de veroordeling onder 5.4., 1 tot en met 4 (de voorzieningenrechter merkt op dat wellicht zal zijn bedoeld 1 tot en met 5), ten uitvoer te leggen alvorens in het onderhavige geschil onherroepelijk is beslist, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 100.000,-- voor het geval [gedaagde] wél ten uitvoer legt;
- [gedaagde] veroordeelt in de kosten van dit geschil.
4.De beoordeling
980,00;