In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg te Maastricht is behandeld, betreft het een incident bij vervroeging in een civiele procedure over een geldlening. De eiseres, wonend in Nederland, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die in Duitsland woont, met betrekking tot een leningsovereenkomst die op 2 september 2014 is gesloten voor een bedrag van € 40.000,00. De gedaagde heeft de rechtbank verzocht zich onbevoegd te verklaren, stellende dat de Duitse rechter bij uitsluiting bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De rechtbank heeft de bevoegdheid van de Nederlandse rechter beoordeeld aan de hand van de EEX-Vo II, die bepaalt dat de rechter waar de verweerder woonplaats heeft bevoegd is. Aangezien de gedaagde in Duitsland woont, is de Duitse rechter in beginsel bevoegd. Echter, de rechtbank heeft ook gekeken naar de plaats waar de verbintenis moet worden uitgevoerd, wat in dit geval de terugbetaling van de lening betreft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres als uitlener in Nederland woont, waardoor het Nederlands recht van toepassing is op de overeenkomst. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen, en heeft de incidentele vordering van de gedaagde afgewezen. De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten van het incident.