ECLI:NL:RBLIM:2020:1094

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 februari 2020
Publicatiedatum
12 februari 2020
Zaaknummer
03-249552-19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van het vervoeren en aanwezig hebben van cocaïne na aanhouding op parkeerplaats

Op 12 februari 2020 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee mannen die op 17 oktober 2019 in Roermond zijn aangehouden. De verdachten werden betrapt op het vervoeren en aanwezig hebben van ruim twee kilogram cocaïne, die zij in een plastic zak in de struiken hadden verstopt. Tijdens de zitting op 29 januari 2020 werd de zaak inhoudelijk behandeld. De officier van justitie stelde dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning, op de hoogte was van de aanwezigheid van de cocaïne en dat hij samen met zijn medeverdachte handelde. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de verdachte ongeloofwaardig waren, vooral gezien de camerabeelden die de samenwerking tussen de verdachten aantoonde. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet en veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank weegt hierbij de ernst van de feiten en de betrokkenheid van de verdachte in de drugshandel zwaar mee.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/249552-19
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 februari 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] ,
nu gedetineerd in [naam p.i.] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M.J. Crombach, advocaat kantoorhoudende te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 januari 2020. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte al dan niet samen met een ander cocaïne heeft vervoerd en/of aanwezig heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] opzettelijk ruim twee kilogram cocaïne aanwezig heeft gehad. Zelfs als uitgegaan wordt van de verklaring van de medeverdachte dat de drugs van hem waren en dat de verdachte er niks van wist, vindt de officier van justitie dat sprake is van medeplegen, omdat de verdachte in ieder geval op de parkeerplaats wist dat het om cocaïne ging en geen inspanningen heeft verricht om zich van de situatie te distantiëren. De verdachte heeft verklaard dat hij niets wist van het vervoer of de aanwezigheid van cocaïne in de auto en dat de medeverdachte hem hierover pas op de parkeerplaats in Roermond op de hoogte bracht omdat hij er spijt van kreeg en van de drugs af wilde. Deze verklaring is volgens de officier van justitie ongeloofwaardig, omdat de medeverdachte daarmee zichzelf én zijn vriend, de verdachte, willens en wetens in een gevaarlijke positie zou hebben gebracht door een grote hoeveelheid cocaïne met een straatwaarde van tienduizenden euro’s weg te gooien. Bovendien ondersteunen de camerabeelden de verklaring van de verdachte, inhoudende dat de medeverdachte op de parkeerplaats heeft opgebiecht dat er cocaïne in de auto lag en dat de verdachte na een woordenwisseling hierover met de medeverdachte de cocaïne in de struiken wilde verstoppen, niet. Op de beelden is te zien dat de verdachten samen naar een verstopplek zoeken en parkeren vervolgens de auto op een parkeerplek met goed zicht op de plek waar zij het pakket hebben verstopt. Uit de camerabeelden blijkt dat er geen woordenwisseling is geweest.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het aan de verdachte tenlastegelegde vervoeren van harddrugs vanwege het ontbreken van bewijs voor wetenschap bij de verdachte dat de drugs in de auto lagen.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het aan de verdachte tenlastegelegde feit vanwege het ontbreken van opzet. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte de opzet had op of de aanmerkelijke kans had aanvaard dat hij harddrugs zou vervoeren of aanwezig hebben. De opzet van de verdachte was niet gericht op het aanwezig hebben van harddrugs, maar juist op het zich ontdoen daarvan.
Indien de rechtbank van oordeel is dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte de harddrugs aanwezig heeft gehad doordat hij met de pakketten heeft rondgelopen op de parkeerplaats, verzoekt de raadsman om de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf.
De raadsman heeft aangevoerd dat de medeverdachte vanaf zijn eerste verhoor heeft verklaard dat hij verantwoordelijk is voor de harddrugs en dat de verdachte daarvan niet op de hoogte was. Deze verklaring heeft de medeverdachte ter terechtzitting als getuige onder ede bevestigd. Bovendien is er volgens de raadsman geen enkele aanwijzing dat de verdachten de harddrugs op de parkeerplaats in Roermond aan anderen wilden overdragen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Aanleiding van het onderzoek
Op donderdag 17 oktober 2019 omstreeks 01.00 uur waren verbalisanten op de [straatnaam] te Roermond in verband met een melding dat de beveiliging van het Outlet Centrum Roermond had gezien dat twee inzittenden van een Opel Corsa een pakket in de struiken hadden gegooid. Ter plaatse zagen de verbalisanten op de parkeerplaats bij het Outlet Centrum aan de Maashaven een Opel Corsa met het Duitse kenteken [kenteken] met daarin twee inzittenden. Dit bleken de [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] te zijn. De verdachte zat op de bijrijdersstoel en de medeverdachte op de bestuurdersstoel. [2]
Verdovende middelen
Op aanwijzingen van de beveiliging troffen verbalisanten in de begroeiing van de parkeerplaats een plastic zak aan. In deze plastic zak zaten twee pakketten van gelijke grote met opschrift OMAR 11. Beide pakketten waren verpakt met tape en plastic folie. Onder het folie van de pakketten was wit poeder zichtbaar. De pakketten zijn in beslaggenomen en veiliggesteld voor nader onderzoek. [3]
De inbeslaggenomen pakketten zijn door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) onderzocht. Uit dit onderzoek is gebleken dat de inhoud van de aangetroffen pakketten cocaïne betrof. [4]
Camerabeelden
Op de beelden van de camera’s die op deze parkeerplaats gericht stonden, is het volgende te zien:
- een kleine zwarte auto rijdt de parkeerplaats op en parkeert daar. De lichten gaan uit;
- na 2,5 minuten en 35 seconden gaat de verlichting in het voertuig aan en stapt de bijrijder – die later de verdachte blijkt te zijn – uit de auto. De verdachte loopt richting de struiken aan de voorzijde van het voertuig en buigt daar voorover en strekt zijn armen voor zich uit. De verdachte loopt vervolgens terug naar de bijrijderszijde van het voertuig en stapt weer in;
- na ongeveer 4 minuten stapt de verdachte weer uit het voertuig. Ook de bestuurder van de auto – die later de medeverdachte blijkt te zijn – stapt uit. De verdachte loopt terug naar de rechter-voorzijde van het voertuig ter hoogte van de struiken, en buigt daar wederom voorover. De medeverdachte kijkt om zich heen. De verdachte komt overeind, draait zich richting de camera en houdt voor zijn lichaam een vierkant voorwerp vast;
- de medeverdachte loopt weg bij het voertuig in de richting van de daar tegenover gelegen parkeerplaats. De verdachte volgt de medeverdachte op een paar meter afstand richting de andere parkeerplaats terwijl hij het vierkante voorwerp vasthoudt. Beide verdachten lopen over de lege parkeerplaats en kijken om zich heen. Na enkele minuten draaien de verdachten zich om en lopen zij terug richting het door hun geparkeerd voertuig. De verdachte houdt het vierkante voorwerp nog altijd in zijn rechterhand vast. De verdachte loopt voorop richting de twee lege parkeerplaatsen tussen hun voertuig en een geparkeerde Ford Ka. De verdachten blijven ter hoogte van de struiken staan;
- de verdachte geeft het voorwerp aan de medeverdachte, die het voorwerp aanpakt en richting de Ford Ka loopt en ter hoogte van de struiken blijft staan. De medeverdachte buigt ter hoogte van het linkervoorwiel van de Ford Ka voorover in de richting van de struiken en steekt zijn rechterarm voor zich uit. De verdachte staat aan de bijrijderszijde van hun voertuig en kijkt in de richting van de medeverdachte. De medeverdachte komt overeind en trapt direct met zijn rechtervoet richting de plaats in de struik waar hij voorover had gebukt. Op dat moment heeft de medeverdachte niets meer in zijn handen en loopt terug naar hun voertuig. Onderweg draait hij zich weer om, kijkt in de richting van de plaats waar hij zojuist gebukt had en loopt weer terug naar dezelfde plaats. Hij maakt vervolgens twee keer een trappende en schuivende beweging met zijn linkervoet in de richting van de struiken op dezelfde plaats waar hij iets eerder voorover was gebogen;
- vervolgens rijden de beide mannen met medeverdachte als bestuurder, in hun auto naar de andere kant van de parkeerplaats, parkeren recht tegenover de plek waar het pakket in de struiken ligt, hun auto achteruit zodanig dat zij direct zicht op het pakket blijven houden, en doen de autolampen uit. De verdachte en de medeverdachte blijven 10 minuten in hun voertuig zitten en worden dan door de politie aangehouden. [5]
Telecomgegevens
De onder de medeverdachte in beslag genomen mobiele telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer 1] is nader onderzocht. Uit dit onderzoek is gebleken dat de verdachte op 13 oktober 2019 om 20.16 uur Whatsapp-berichten heeft verstuurd en ontvangen van een telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer 2] waarvan het account een foto van de verdachte had. Dit Whatsapp-gesprek ging kennelijk over drugsbezit dan wel drugshandel. [6]
De medeverdachte vraagt in dit Whatsapp-gesprek van 13 oktober 2019 wat de stand van zaken is. De verdachte antwoordt hier onder andere op dat er maar 1 gram is gevonden en ‘het andere’ is weggegooid. Bij de Bulgaar zou het witte zijn aangetroffen, die nu de pineut zou zijn. De medeverdachte vraagt of diegene niets over hem zal zeggen. In het Whatsapp-gesprek van 16 oktober 2019 schrijft de verdachte om 06.39 uur dat de medeverdachte goede kleren moet aandoen en niet in een joggingbroek moet komen. [7]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft in zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij de drugs in Rotterdam heeft opgehaald. Hij heeft verder verklaard dat hij de drugs in de struiken van de parkeerplaats heeft verstopt, omdat zij daar die nacht in hun auto wilden blijven slapen. [8]
Bewijsoverwegingen
Vervoeren en voorhanden hebben: wetenschap en beschikkingsmacht
De verdachte heeft verklaard dat hij geen wetenschap had van het vervoer van de harddrugs en eerst op de parkeerplaats van de aanwezigheid daarvan. De rechtbank vindt dat ongeloofwaardig. Als feit van algemene bekendheid moet worden aangenomen dat de in beslag genomen harddrugs een aanzienlijke straatwaarde vertegenwoordigen. Dat de verdachten deze drugs zomaar in de struiken zouden verstoppen om van de drugs af te komen, ligt niet in de rede. Uit de bewijsmiddelen en zijn, later afgelegde, eigen verklaring blijkt dat de verdachte op de parkeerplaats wist dat er harddrugs in de plastic zak zaten. De verdachte heeft op de parkeerplaats rondgelopen met de plastic zak wetende dat daarin de harddrugs zaten en heeft deze zak zelf ook in de struiken gelegd en verstopt. Daarmee heeft de verdachte beschikkingsmacht over de harddrugs gehad. Daarbij komt dat de zak met de pakketten cocaïne tot twee maal toe op een andere plek is verstopt door beiden verdachten en uiteindelijk is gevonden op de plek waarop de verdachten vanuit de auto goed zicht hadden. Hieruit leidt de rechtbank af dat de verdachten de drugs niet wilden weggooien, maar juist (in het zicht) behouden. De rechtbank vindt het daarnaast volstrekt onaannemelijk dat de verdachten op ongeveer 60 kilometer afstand van hun woon- en/of verblijfadres besluiten om te overnachten op een parkeerplaats. De verklaringen van beiden verdachten komen op dit punt ook niet overeen, in die zin dat de medeverdachte heeft verklaard dat hij bij verschillende hotels heeft geprobeerd om een hotelkamer te bemachtigen en dat zij uiteindelijk op de parkeerplaats gingen overnachten. De verdachte heeft verklaard dat hij niet op de hoogte was van een overnachting, maar dat zij plotseling op de parkeerplaats stopten. Naar het oordeel van de rechtbank moet het er dan ook voor worden gehouden dat de verdachte bekend was met de aanwezigheid van de in beslag genomen harddrugs in de auto en dat hij wist dat hij bezig was met het vervoeren hiervan.
De door de verdachte geschetste gang van zaken is niet alleen reeds op grond van het voorgaande uiterst onaannemelijk, zijn verklaring wordt ook weersproken door de inhoud van de in de telefoon van de medeverdachte gevonden Whatsapp conversatie tussen de medeverdachte en de verdachte. Deze Whatsapp-berichten over drugs zijn 3 dagen vóór de aanhoudingen van de verdachten verzonden. De opmerkelijke inhoud van deze Whatsapp-berichten past niet bij de verklaring van de verdachte dat hij niets te maken heeft met de handel in drugs.
Medeplegen
De verdachte is samen met de medeverdachte aangehouden in een auto op de parkeerplaats van het Outlet Centrum in Roermond. In de nabijheid van de auto is een plastic zak met daarin twee pakketten cocaïne aangetroffen. Op de camerabeelden is te zien dat de verdachten samen inspanningen verrichten om deze plastic zak te verstoppen en vervolgens dit pakket na enig onderzoek op een iets andere plaats opnieuw verstoppen. De plastic zak is door beide verdachten vastgehouden terwijl zij over de parkeerplaats liepen. Het feit dat er werd geparkeerd in een parkeervak met goed zicht op de plek waar het pakket met cocaïne door de verdachten is verstopt en er vervolgens langere tijd in de auto gewacht werd, geeft de rechtbank de overtuiging dat men het pakket met cocaïne niet zomaar in de struiken van de parkeerplaats heeft achtergelaten, maar dat er werd gewacht op personen die de cocaïne zouden komen ophalen. De verklaringen van de verdachte en van de medeverdachte dat alleen de medeverdachte bij die drugs betrokken was en dat de verdachte (eerst) niets wist van de harddrugs, lijken er dan ook slechts op te zijn gericht om de verdachte uit de wind te houden. Gelet op de hiervoor besproken gang van zaken concludeert de rechtbank dat verdachte niet alleen op de hoogte was van het drugstransport, maar hieraan deelnemer was. Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking. Naar het oordeel van de rechtbank is derhalve sprake van medeplegen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 17 oktober 2019 te Roermond tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad, 2000,38 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – geheel subsidiair – verzocht om bij een strafoplegging aansluiting te zoeken bij de uitgangspunten van strafopleggingen in de categorie van het aanwezig hebben van een hoeveelheid tot 2000 gram harddrugs. De raadsman verzoekt alsdan om de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf fors te matigen. Ook verzoekt de raadsman om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte zit al een aantal maanden in voorarrest en mist zijn familie. Hij zou niet langer in detentie willen verblijven en heeft lering getrokken uit deze zaak.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met een ander vervoeren van ruim 2 kilogram cocaïne en het aanwezig hebben daarvan. Met het vervoeren en aanwezig hebben van een dergelijk grote hoeveelheid cocaïne heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de handel in verdovende middelen. Cocaïne is een verboden middel waaraan gezondheidsrisico’s verbonden zijn. De handel erin gaat vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit.
De rechtbank heeft zich voor de straftoemeting georiënteerd op de voor soortgelijke strafbare feiten gebruikelijke straffen. Volgens de oriëntatiepunten voor straftoemeting, gepubliceerd door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), komt voor het vervoeren van tussen de 2000 en 3000 gram harddrugs in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden in aanmerking. Voor het opzettelijk aanwezig hebben van 2000 tot 3000 gram harddrugs worden doorgaans gevangenisstraffen voor de duur van 9 maanden opgelegd.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er geen reden is om aan verdachte een lagere gevangenisstraf (van 10 maanden) op te leggen dan aan de medeverdachte (in wiens zaak de officier van justitie 12 maanden heeft geëist). De rechtbank ziet namelijk niet in dat het aandeel van de verdachte minder is geweest dan dat van de medeverdachte. Om deze reden zal de rechtbank een hogere straf opleggen dan geëist is. Gelet op de ernst van het feit, het wettelijk strafmaximum gesteld op het bewezenverklaarde feit, de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en alle hiervoor genoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden in deze situatie passend en geboden is.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeeltde verdachte tot een
    gevangenisstraf van 12 maanden;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H. Dethmers, voorzitter, mr. drs. J.M.A. van Atteveld,
mr. M.G.J.M. van der Staak, rechters, in tegenwoordigheid van K.J.A. Colen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 12 februari 2020.
Buiten staat
mr. M.G.J.M. van der Staak en K.J.A. Colen zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 17 oktober 2019 te Roermond
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 2000,38 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer [nummer] , gesloten d.d. 15 december 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 126.
2.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 oktober 2019, pagina 6.
3.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 oktober 2019, pagina 10.
4.Een NFI-rapport d.d. 18 oktober 2019, pagina 61, en een NFI-rapport d.d. 18 oktober 2019, pagina 62.
5.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 oktober 2019, pagina’s 15 tot en met 17.
6.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 december 2019, pagina’s 105 tot en met 107.
7.Een aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 december 2019, pagina 1 van de digitale doornummering, met in de bijlage de vertaalde berichten op pagina’s 2 tot en met 14 van de digitale doornummering.
8.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 17 oktober 2019, pagina’s 80 en 81.