ECLI:NL:RBLIM:2020:1093

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 februari 2020
Publicatiedatum
12 februari 2020
Zaaknummer
03/249586-19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van het vervoeren en aanwezig hebben van cocaïne

Op 12 februari 2020 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee mannen die betrokken waren bij het vervoeren van cocaïne. De verdachten werden op 17 oktober 2019 aangehouden op een parkeerplaats in Roermond, waar zij een plastic zak met daarin twee pakketten cocaïne verstopten. Tijdens de zitting op 29 januari 2020 werd de zaak inhoudelijk behandeld. De officier van justitie beschuldigde de verdachten van medeplegen van het vervoeren en aanwezig hebben van cocaïne, terwijl de verdediging betoogde dat er geen sprake was van nauwe samenwerking.

De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de verdachten ongeloofwaardig waren en dat er voldoende bewijs was voor medeplegen. De camerabeelden toonden aan dat de verdachten samenwerkten om de drugs te verstoppen. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte opzettelijk 2000,38 gram cocaïne heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. Daarnaast werd een in beslag genomen geldbedrag van € 710,- verbeurd verklaard. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/249586-19
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 februari 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum] ,
nu gedetineerd in [Naam P.I.] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. W.W.J. Houben, advocaat kantoorhoudende te Heerlen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 januari 2020. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte al dan niet samen met een ander cocaïne heeft vervoerd en/of aanwezig heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] opzettelijk ruim twee kilogram cocaïne aanwezig heeft gehad. Zelfs als uitgegaan wordt van de verklaring van de verdachte dat de drugs van hem waren en dat de medeverdachte er niks van wist, vindt de officier van justitie dat sprake is van medeplegen, omdat de medeverdachte in ieder geval op de parkeerplaats wist dat het om cocaïne ging en geen inspanningen heeft verricht om zich van de situatie te distantiëren. De medeverdachte heeft verklaard dat hij niets wist van het vervoer of de aanwezigheid van cocaïne in de auto en dat de verdachte hem hierover pas op de parkeerplaats in Roermond op de hoogte bracht omdat hij er spijt van kreeg en van de drugs af wilde. Deze verklaring is volgens de officier van justitie ongeloofwaardig, omdat de verdachte daarmee zichzelf én zijn vriend, de medeverdachte, willens en wetens in een gevaarlijke positie zou hebben gebracht door een grote hoeveelheid cocaïne met een straatwaarde van tienduizenden euro’s weg te gooien. Bovendien ondersteunen de camerabeelden de verklaring van de medeverdachte, inhoudende dat de verdachte op de parkeerplaats heeft opgebiecht dat er cocaïne in de auto lag en dat de medeverdachte na een woordenwisseling hierover met de verdachte de cocaïne in de struiken wilde verstoppen, niet. Op de beelden is te zien dat de verdachten samen naar een verstopplek zoeken en parkeren vervolgens de auto op een parkeerplek met goed zicht op de plek waar zij het pakket hebben verstopt. Uit de camerabeelden blijkt dat er geen woordenwisseling is geweest.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat hij zich ten aanzien van het bewijs refereert aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de bewezenverklaring verzoekt de raadsman om de verdachte partieel vrij te spreken, omdat geen sprake is van medeplegen. De raadsman heeft hieromtrent betoogd dat door geen enkel stuk in het dossier de verklaring van de verdachte over zijn handelen wordt weerlegd. De verdachte heeft alleen gehandeld. De medeverdachte heeft geen bijdrage geleverd aan het vervoer of het aanwezig hebben van de harddrugs. Er is geen sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, geen onderlinge taakverdeling en de medeverdachte heeft geen rol gehad in de uitvoering. De verdachte dient dan ook van het tenlastegelegde medeplegen te worden vrijgesproken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte op 17 oktober 2019 in Roermond opzettelijk cocaïne heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad, gelet op:
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 oktober 2019; [2]
- een proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 21 oktober 2019; [3]
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 oktober 2019; [4]
- een NFI-rapport d.d. 18 oktober 2019; [5]
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 29 januari 2020.
Medeplegen
De verdachte is samen met de medeverdachte aangehouden in een auto op de parkeerplaats van het Outlet Centrum in Roermond. In de nabijheid van de auto is een plastic zak met daarin twee pakketten cocaïne aangetroffen. Op de camerabeelden is te zien dat de verdachten samen inspanningen verrichten om deze plastic zak te verstoppen en vervolgens dit pakket na enig onderzoek op een iets andere plaats opnieuw verstoppen. De plastic zak is door beide verdachten vastgehouden terwijl zij over de parkeerplaats liepen. Het feit dat er werd geparkeerd in een parkeervak met goed zicht op de plek waar het pakket met cocaïne door de verdachten is verstopt en er vervolgens langere tijd in de auto gewacht werd, geeft de rechtbank de overtuiging dat men het pakket met cocaïne niet zomaar in de struiken van de parkeerplaats heeft achtergelaten, maar dat er werd gewacht op personen die de cocaïne zouden komen ophalen. De verklaringen van de verdachte en van de medeverdachte dat alleen de verdachte bij die drugs betrokken was en dat de medeverdachte (eerst) niets wist van de harddrugs, lijken er dan ook slechts op te zijn gericht om de medeverdachte uit de wind te houden. Gelet op de hiervoor besproken gang van zaken concludeert de rechtbank dat de medeverdachte niet alleen op de hoogte was van het drugstransport, maar hieraan deelnemer was. Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking. Naar het oordeel van de rechtbank is derhalve sprake van medeplegen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 17 oktober 2019 te Roermond tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad, 2000,38 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de positieve proceshouding van de verdachte en eveneens met zijn persoonlijke omstandigheden, inhoudende dat zijn moeder ernstig ziek is en de verdachte over ongeveer drie maanden vader wordt. De raadsman verzoekt om onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur dat gelijk is aan de duur van het voorarrest, eventueel in combinatie met een forse voorwaardelijke straf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met een ander vervoeren van ruim 2 kilogram cocaïne en het aanwezig hebben daarvan. Met het vervoeren en aanwezig hebben van een dergelijk grote hoeveelheid cocaïne heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de handel in verdovende middelen. Cocaïne is een verboden middel waaraan gezondheidsrisico’s verbonden zijn. De handel erin gaat vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit.
De rechtbank heeft zich voor de straftoemeting georiënteerd op de voor soortgelijke strafbare feiten gebruikelijke straffen. Volgens de oriëntatiepunten voor straftoemeting, gepubliceerd door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), komt voor het vervoeren van tussen de 2000 en 3000 gram harddrugs in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden in aanmerking. Voor het opzettelijk aanwezig hebben van 2000 tot 3000 gram harddrugs worden doorgaans gevangenisstraffen voor de duur van 9 maanden opgelegd.
De rechtbank begrijpt dat de verdachte vanwege de ziekte van zijn moeder en zijn aanstaande vaderschap zo snel mogelijk terug wilt naar [geboorteplaats 2] . De rechtbank ziet hierin echter geen strafverminderende omstandigheden, omdat de verdachte ten tijde van het plegen van de feiten reeds op de hoogte was van deze omstandigheden en desalniettemin de keuze heeft gemaakt om zich bezig te houden met dergelijke strafbare feiten.
Gelet op de ernst van het feit, het wettelijk strafmaximum gesteld op het bewezenverklaarde feit, de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en alle hiervoor genoemde omstandigheden is de rechtbank evenals de officier van justitie van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden in deze situatie passend en geboden is.

7.Het beslag

De rechtbank acht het in beslag genomen geldbedrag van € 710,- vatbaar voor verbeurdverklaring nu dit geldbedrag toebehoort aan de verdachte en het geldbedrag een voorwerp betreft met betrekking tot welke het feit is begaan.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeeltde verdachte tot een
    gevangenisstraf van 12 maanden;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
-
verklaart verbeurdhet in beslag genomen geldbedrag van
€ 710,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H. Dethmers, voorzitter, mr. drs. J.M.A. van Atteveld,
mr. M.G.J.M. van der Staak, rechters, in tegenwoordigheid van K.J.A. Colen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 12 februari 2020.
Buiten staat
mr. M.G.J.M. van der Staak en K.J.A. Colen zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 17 oktober 2019 te Roermond
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 2000,38 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer [Nummer] , gesloten d.d. 15 december 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 126.
2.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 oktober 2019, pagina 14.
3.Een proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 21 oktober 2019, pagina’s 56 tot en met 59.
4.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 oktober 2019, pagina’s 15 tot en met 18.
5.Een NFI-rapport d.d. 18 oktober 2019, pagina’s 61 en 62.