Uitspraak
1.Het procesverloop
- het op 12 juni 2020 bij de rechtbank binnengekomen wrakingsverzoek,
- de schriftelijke reactie van de rechter, ontvangen op 24 juni 2020.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg op 20 juli 2020 een verzoek tot wraking van rechter mr. J.W. Rijksen afgewezen. Het wrakingsverzoek was ingediend door verzoeker op 12 juni 2020, na de einduitspraak in de hoofdzaak. Verzoeker stelde dat de rechter vooringenomen was en niet onafhankelijk handelde, omdat hij niet alle relevante stukken had opgevraagd en de tegenpartij in staat had gesteld om stukken achter te houden. Daarnaast werd aangevoerd dat de rechter niet had gereageerd op het verzoek om een zitting, wat volgens verzoeker in strijd was met artikel 6 van het EVRM, dat het recht op een eerlijk proces waarborgt.
De rechter heeft in zijn schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat hij niet in de wraking berustte. Hij stelde dat wraking na kennisneming van de uitspraak niet mogelijk is en dat het aan partijen is om te bepalen welke stukken zij willen overleggen. De rechter ontkende ook dat hij telefonisch contact had gehad met verzoeker en benadrukte dat de keuze voor schriftelijke afdoening legitiem was.
De wrakingskamer oordeelde dat indiening van een wrakingsverzoek na de einduitspraak niet mogelijk is, en dat verzoeker niet gerechtvaardigd was in zijn wrakingsverzoek omdat hij niet wist wie de behandelend rechter was. De wet voorziet niet in de mogelijkheid om een rechter te wraken na de einduitspraak. Daarom werd het verzoek tot wraking afgewezen zonder behandeling ter zitting, op grond van kennelijke niet-ontvankelijkheid.