In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg op 11 september 2020 een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen mr. T.M. Schelfhout, rechter in de rechtbank Limburg. Het wrakingsverzoek was ingediend op 9 juli 2020 en betrof de schijn van vooringenomenheid van de rechter. De verzoeker stelde dat de rechter had geweigerd om de zitting van 9 juli 2020 te verdagen, ondanks dat hij fysiek niet in staat was om te verschijnen. Daarnaast werd gesteld dat de eis van de rechter om een verklaring van een arts bij een uitstelverzoek te voegen onrechtmatig was en dat de rechter niet had gereageerd op het verzoek om deskundigen aan te stellen.
De rechter heeft in zijn schriftelijke reactie aangegeven dat hij niet in de wraking berust en dat hij abusievelijk niet had gereageerd op het verzoek om een deskundige aan te stellen. Hij stelde dat de verzoeker de gelegenheid had gekregen om zijn verzoek ter zitting toe te lichten en dat de zitting uiteindelijk was verdaagd na een herhaald uitstelverzoek. De wrakingskamer heeft vervolgens beoordeeld of er sprake was van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar konden brengen.
De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker geen feiten of omstandigheden had aangedragen die wezenlijk duidden op subjectieve partijdigheid van de rechter. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechter om de zitting niet te verdagen en het niet beslissen op het verzoek om een deskundige aan te stellen, geen grond voor wraking vormden. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af, omdat er geen aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 11 september 2020, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.