ECLI:NL:RBLIM:2020:10631

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 september 2020
Publicatiedatum
23 februari 2021
Zaaknummer
C/03/280006 \ HA RK 20-151
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter mr. T.M. Schelfhout

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg op 11 september 2020 een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen mr. T.M. Schelfhout, rechter in de rechtbank Limburg. Het wrakingsverzoek was ingediend op 9 juli 2020 en betrof de schijn van vooringenomenheid van de rechter. De verzoeker stelde dat de rechter had geweigerd om de zitting van 9 juli 2020 te verdagen, ondanks dat hij fysiek niet in staat was om te verschijnen. Daarnaast werd gesteld dat de eis van de rechter om een verklaring van een arts bij een uitstelverzoek te voegen onrechtmatig was en dat de rechter niet had gereageerd op het verzoek om deskundigen aan te stellen.

De rechter heeft in zijn schriftelijke reactie aangegeven dat hij niet in de wraking berust en dat hij abusievelijk niet had gereageerd op het verzoek om een deskundige aan te stellen. Hij stelde dat de verzoeker de gelegenheid had gekregen om zijn verzoek ter zitting toe te lichten en dat de zitting uiteindelijk was verdaagd na een herhaald uitstelverzoek. De wrakingskamer heeft vervolgens beoordeeld of er sprake was van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar konden brengen.

De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker geen feiten of omstandigheden had aangedragen die wezenlijk duidden op subjectieve partijdigheid van de rechter. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechter om de zitting niet te verdagen en het niet beslissen op het verzoek om een deskundige aan te stellen, geen grond voor wraking vormden. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af, omdat er geen aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 11 september 2020, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Wrakingskamer
Zittingsplaats Roermond
Datum beslissing: 11 september 2020
Zaaknummer: C/03/280006 \ HA RK 20-151
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingsverzoeken
ter zake van een schriftelijk gedaan verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
hierna: verzoeker,
dat strekt tot wraking van mr. T.M. Schelfhout, rechter in de rechtbank Limburg (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het navolgende:
- het op 9 juli 2020 gedane wrakingsverzoek;
- de schriftelijke reactie van de rechter;
- de aanvulling op het wrakingsverzoek van 29 juli 2020;
- de instemming van verzoeker met schriftelijke afdoening van het wrakingsverzoek.
De wrakingskamer heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.De gronden van het wrakingsverzoek

Verzoeker grondt zijn verzoek – kort samengevat – op het navolgende:
  • de rechter heeft geweigerd om, ondanks dat verzoeker heeft aangegeven fysiek niet in staat te zijn om naar de rechtbank te komen, de zitting van 9 juli 2020 te verdagen. De eis van de rechter om een volgend uitstelverzoek vergezeld te laten gaan van een verklaring van een arts is onrechtmatig.
  • de rechter heeft niet gereageerd op het verzoek van verzoeker om vooruitlopend op de behandeling van zijn zaken ter zitting één of meer onafhankelijke deskundigen aan te stellen.
Voorgaande gronden leiden tot de conclusie dat er sprake is van de schijn van vooringenomenheid van de rechter.

3.Het standpunt van de rechter

De rechter heeft de wrakingskamer laten weten dat hij niet in de wraking berust. Hij heeft in zijn schriftelijke reactie van 16 juli 2020 aangegeven dat abusievelijk niet op het verzoek van verzoeker om een deskundige aan te stellen is gereageerd. Verzoeker zou echter ter zitting de gelegenheid zijn geboden om zijn verzoek om deskundigen te benoemen toe te lichten. Naar aanleiding van een herhaald, meer gespecificeerd en onderbouwd uitstelverzoek is de zitting van 9 juli 2020 alsnog verdaagd. Verzoeker is er op gewezen dat een mogelijk volgend geval waarin kort voor de zitting om medische reden verdaging wordt gevraagd, dat verzoek moet worden onderbouwd met een verklaring van een arts.

4.De beoordeling

De wrakingskamer beoordeelt of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter ten opzichte van een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van een procespartij daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend; de vrees voor partijdigheid moet objectief gerechtvaardigd zijn.
De vraag of sprake is van rechterlijke partijdigheid moet worden beantwoord aan de hand van twee criteria: het subjectieve en het objectieve criterium. Bij het subjectieve criterium gaat het om de vraag of sprake is van een gebleken persoonlijke overtuiging en/of zodanig gedrag van een rechter, dat door een verzoeker de conclusie moet worden getrokken dat deze rechter partijdig is. Bij het objectieve criterium gaat het om de vraag of sprake is van een bij een verzoeker bestaande, objectief gerechtvaardigde vrees dat de onpartijdigheid bij de rechter ontbreekt, waarbij ook de schijn van partijdigheid van belang is.
In zijn verzoek heeft verzoeker geen feiten of omstandigheden gesteld, waaruit kan worden afgeleid dat er sprake is van subjectieve partijdigheid. De wrakingskamer zal dan ook enkel beoordelen of er sprake geweest zou kunnen zijn van objectieve partijdigheid.
De wrakingskamer stelt vast dat de zitting van 9 juli 2020 na een herhaald uitstelverzoek van verzoeker alsnog is verdaagd. Daarmee komt de eerste door verzoeker aangevoerde grond aan het wrakingsverzoek te ontvallen. De resterende grond zoals die tegen de rechter is aangevoerd – het niet beslissen op een verzoek tot het benoemen van een deskundige – ziet op een door hem genomen procesbeslissing. Een dergelijke beslissing vormt in beginsel geen grond voor wraking, ook niet als die beslissing verzoeker onwelgevallig is. Dat kan anders zijn indien voor die beslissing geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid is ingegeven en een dergelijke beslissing of de motivering daarvan een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Ook daarvan is naar het oordeel van de wrakingskamer geen sprake en zij overweegt daartoe als volgt. De rechter heeft het verzoek van verzoeker om een deskundige te benoemen ter zitting van 9 juli 2020 willen bespreken. Abusievelijk is verzuimd verzoeker daarover in een eerder stadium te informeren. De wrakingskamer ziet geen aanleiding te veronderstellen dat dit niet informeren bewust dan wel opzettelijk is gebeurd. Nu ook overigens geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die anderszins een aanwijzing opleveren voor het aannemen van vooringenomenheid van de rechter, laat staan een zwaarwegende aanwijzing, zal het verzoek tot wraking worden afgewezen.

5.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank:
wijst het verzoek tot wraking van mr. T.M. Schelfhout af.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.M.M. Kleijkers, voorzitter en
mr. F.L.G. Geisel en mr. A.K. Kleine, leden, bijgestaan door P.J.C. Hendriks als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 september 2020.
Tegen de beslissing van de wrakingskamer staat geen rechtsmiddel open.