ECLI:NL:RBLIM:2020:10628

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 december 2020
Publicatiedatum
11 februari 2021
Zaaknummer
C/03/276831 / FA RK 20-1353
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vernietiging van erkenning van vaderschap op basis van DNA-onderzoek

In deze zaak heeft de moeder verzocht om de erkenning van de man als vader van haar kind te vernietigen, omdat uit een DNA-onderzoek is gebleken dat de man niet de biologische vader is. De moeder had echter al twijfels over de biologische afstamming ten tijde van de erkenning en heeft desondanks toestemming gegeven. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van wilsgebreken zoals bedoeld in artikel 1:205 lid 1 sub c BW, waardoor het verzoek van de moeder wordt afgewezen. De rechtbank gaat er wel vanuit dat de bijzondere curator namens het kind een verzoek tot vernietiging van de erkenning zal indienen, gezien de uitslag van het DNA-onderzoek. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 11 december 2020, maar de moeder en de man zijn niet verschenen. De bijzondere curator heeft het verzoek van de moeder ondersteund, stellende dat de moeder op basis van een onjuist uitgangspunt toestemming heeft gegeven voor de erkenning. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Nederlands recht van toepassing is op het verzoek tot vernietiging van de erkenning. De rechtbank wijst de verzoeken van de moeder af, maar geeft aan dat de bijzondere curator binnen vier weken een verzoek tot vernietiging kan indienen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Datum uitspraak: 23 december 2020
Zaaknummer: C/03/276831 / FA RK 20-1353
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven inzake:
[de moeder] ,
verzoekster, verder te noemen: de moeder,
wonend in [woonplaats] ,
advocaat mr. R.P.F. Rober, kantoorhoudend in Hoensbroek, gemeente Heerlen.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[de man] ,
verder te noemen: de man,
laatstelijk verblijvend in [woonplaats] ,
nu zonder bekende woon- of verblijfplaats in of buiten Nederland,
en:
[minderjarige] ,verder te noemen: [minderjarige] ,
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
in rechte vertegenwoordigd door S. Selbach, advocaat, kantoorhoudend in Maastricht,
in haar hoedanigheid van bijzondere curator voor [minderjarige] ,
verder te noemen: de bijzondere curator.
Gezien de stukken, waaronder de door deze rechtbank tussen partijen gegeven en op
20 mei 2020 uitgesproken beschikking.

1.Het verdere verloop van de procedure

Het verdere procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verslag van de bijzondere curator, ontvangen op 17 juni 2020;
  • het aanvullend bericht van de bijzondere curator, ontvangen op 8 juli 2020.
De zaak is behandeld op de zitting van 11 december 2020, waar zijn verschenen:
  • de advocaat van de moeder;
  • de bijzondere curator.
De moeder en de man zijn niet verschenen op de zitting.

2.De onderbouwing van het verzoek en het verweer

2.1.
Ter onderbouwing van haar primaire verzoek tot vernietiging van de erkenning voert de moeder aan dat [minderjarige] is geboren tijdens de relatie tussen de moeder en de man. Kort na de geboorte van [minderjarige] is de man met onbekende bestemming vertrokken. De moeder heeft geen contact meer met de man en weet niet waar hij verblijft. Omdat de moeder steeds al twijfelde of de man de verwekker was van [minderjarige] , heeft zij een DNA-onderzoek bij Verilabs laten afnemen. Uit het rapport van Verilabs is gebleken dat het praktisch bewezen is dat de heer [naam] de biologische vader van [minderjarige] is. Het is voor [minderjarige] belangrijk dat zij weet van wie zij afstamt. De erkenning van [minderjarige] door de man moet daarom worden vernietigd.
2.2.
De man heeft geen verweer gevoerd.

2.Het standpunt van de bijzondere curator

De bijzondere curator stelt dat het verzoek van de moeder moet worden toegewezen. De moeder is op basis van een onjuist uitgangspunt overgegaan tot het verlenen van toestemming voor de erkenning van [minderjarige] door de man. De moeder wil niet langer dat de man de juridische vader van [minderjarige] is. De man heeft geen enkele rol in het leven van [minderjarige] gespeeld en is kort na de geboorte van [minderjarige] vertrokken. [minderjarige] is inmiddels wel gehecht aan haar biologische vader. Het is daarom in het belang van [minderjarige] dat de erkenning door de man wordt vernietigd.

3.De verdere beoordeling

4.1.
De rechtbank dient eerst ambtshalve de vraag te beantwoorden welk recht op het primaire verzoek tot vernietiging van de erkenning van toepassing is. Deze vraag dient beantwoord te worden aan de hand van artikel 10:96 van het Burgerlijk Wetboek (verder te noemen: BW). Op grond van dit artikel wordt de vraag of en op welke wijze een erkenning teniet kan worden gedaan, voor wat betreft de bevoegdheid van de persoon die het kind heeft erkend en de voorwaarden voor erkenning, bepaald door het ingevolge artikel 10:95 lid 1 BW toegepaste recht.
Uit de ‘latere vermelding van erkenning’ die is aangehecht aan de geboorteakte van [minderjarige] , blijkt dat voor de erkenning het Nederlands recht is toegepast. De rechtbank zal gelet hierop ook op het verzoek tot vernietiging van erkenning Nederlands recht toepassen.
4.2.
Ingevolge artikel 1:205, lid 1 en onder c, BW voor zover hier van belang, kan een verzoek tot vernietiging van de erkenning, op de grond dat de erkenner niet de biologische vader van het kind is, bij de rechtbank worden ingediend door de moeder, indien zij door bedreiging, dwaling of bedrog bewogen is toestemming tot de erkenning van het kind te geven.
Uit hetgeen de moeder heeft gesteld volgt dat zij al ten tijde van de erkenning van [minderjarige] twijfels had over de vraag of de man de verwekker was van [minderjarige] . Desalniettemin heeft zij toestemming verleend voor de erkenning. Gelet daarop is er bij de moeder, toen zij toestemming gaf tot de erkenning van [minderjarige] , geen sprake geweest van een onjuiste voorstelling van zaken ten aanzien van het biologisch vaderschap van de man. Niet gebleken of gesteld is dat bij de moeder ten tijde van de erkenning sprake was van (een van de) wilsgebreken als benoemd in voornoemd artikel 1:205 lid 1 onder c BW. Het had op de weg van de moeder gelegen om, voordat zij toestemming gaf tot de erkenning van [minderjarige] , zich behoorlijk te laten voorlichten over de gevolgen van de erkenning.
Het voorgaande leidt ertoe dat het primaire verzoek van de moeder zal worden afgewezen. Gelet op het standpunt van de bijzondere curator en de door de moeder ingediende rapportage van Verilabs, gaat de rechtbank ervan uit dat de bijzondere curator alsnog binnen vier weken in het belang van en namens [minderjarige] een verzoek tot vernietiging van de erkenning van [minderjarige] door de man zal indienen.
4.3.
Subsidiair verzoekt de moeder een beslissing te nemen in goede justitie. De rechtbank zal ook dit verzoek afwijzen, omdat dit verzoek onvoldoende concreet is.

5.De beslissing

De rechtbank:
wijst af de verzoeken van de moeder.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C.A.E. van Binnebeke, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, op 23 december 2020.
JV
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.