ECLI:NL:RBLIM:2020:10544

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 december 2020
Publicatiedatum
4 januari 2021
Zaaknummer
C/03/272087 / HA ZA 19-631
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geheimhoudingsplicht vaststellingsovereenkomst na mediation, onderscheid met mediationovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 30 december 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] en de Gemeente Meerssen. Het geschil ontstond uit een eerder mediationtraject dat in 2009 was gestart, waarbij [eiser] en de gemeente probeerden een geschil over een intrekking van een vergunning op te lossen. Tijdens de mediation werd een mediationovereenkomst en later een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin geheimhouding was overeengekomen. [eiser] stelde dat de gemeente, vertegenwoordigd door [gedaagde sub 2], deze geheimhoudingsplicht had geschonden door informatie uit de vaststellingsovereenkomst aan derden te verstrekken, wat leidde tot de buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst door de gemeente.

De rechtbank oordeelde dat er geen geheimhoudingsplicht gold ten aanzien van de vaststellingsovereenkomst, omdat deze niet expliciet in de overeenkomst was opgenomen. De rechtbank concludeerde dat de gemeente bevoegd was om de vaststellingsovereenkomst te ontbinden op basis van de overeengekomen voorwaarden. De vorderingen van [eiser] werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank benadrukte dat het aan [eiser] was om geheimhouding in de vaststellingsovereenkomst op te nemen, indien dit voor hem van belang was geweest. De uitspraak bevestigde dat de gemeente niet onrechtmatig had gehandeld en dat de geheimhoudingsplicht niet was geschonden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/272087 / HA ZA 19-631
Vonnis bij vervroeging van 30 december 2020
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. A.J.J. Kreutzkamp te Valkenburg Lb,
tegen
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE MEERSSEN,
zetelend te Meerssen,
2.
[gedaagde sub 2],
wonend te [woonplaats 2] , werkzaam te [plaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. K.M.J.A. Smitsmans te Maastricht.
Eiser zal hierna “ [eiser] ” worden genoemd en gedaagden zullen gezamenlijk “gemeente Meerssen c.s.” genoemd worden en afzonderlijk respectievelijk “de gemeente” en “ [gedaagde sub 2] ”.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 3 december 2019 met producties 1 tot en met 5
  • de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 20
  • de beslissing van 29 april 2020 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 14 oktober 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen [eiser] en de gemeente is in 2009 een geschil gerezen over de intrekking van een aan [eiser] verleende vergunning door de gemeente. In de beroepsprocedure bij de rechtbank hebben partijen getracht via mediation tot een oplossing van dat geschil te komen. Op 19 april 2011 hebben [eiser] en (onder meer) [gedaagde sub 2] namens de gemeente een mediationovereenkomst ondertekend (productie 3 bij dagvaarding, hierna: de mediationovereenkomst).
2.2.
In het mediationtraject hebben partijen afspraken gemaakt, die zijn vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst d.d. 27 december 2011 (productie 2 bij dagvaarding, hierna de vaststellingsovereenkomst). In artikel 4 van de mediationovereenkomst hebben partijen zich over en weer verplicht tot geheimhouding, verder uitgewerkt in de artikelen 7 en 10 van het mediationreglement (productie 4 bij dagvaarding).
Artikel 4 van de mediationovereenkomst luidt, voor zover relevant, als volgt:

4.1 Mediator en de Partijen verplichten zich zonder enig voorbehoud tot de geheimhouding zoals omschreven in punt 7 en 10 van het Reglement. (…)
De relevante bepalingen (artikel 7 en 10) uit het mediationreglement luiden – voor zover relevant – als volgt:

Artikel 7 – Geheimhouding7.1 De Partijen doen aan derden – onder wie begrepen rechters of arbiters – geen mededelingen omtrent het verloop van de Mediation, de daar door de bij de Mediation aanwezige personen ingenomen standpunten, gedane voorstellen en de daarbij mondeling of schriftelijk, direct of indirect, verstrekte informatie.7.2 De Partijen verbinden zich om geen stukken aan derden – onder wie begrepen rechters of arbiters – bekend te maken, te citeren, aan te halen, te parafraseren of zich daarop anderszins te beroepen, indien deze stukken door een bij de Mediation betrokkene tijdens of in verband met de Mediation zijn geopenbaard, getoond, of anderszins bekend gemaakt. Deze verplichting geldt niet voor zover de desbetreffende betrokkene onafhankelijk van de Mediation reeds over deze informatie beschikte of had kunnen beschikken. Onder stukken als bedoeld in dit artikel wordt mede verstaan: de Mediationovereenkomst, door de Partijen of door de Mediator in het kader van de Mediation opgestelde aantekeningen, verslagen, de in artikel 10.1 bedoelde overeenkomst voor zover de Partijen conform artikel 10.3 hebben afgesproken dat deze vertrouwelijk blijft, alsmede andere gegevensdragers zoals geluidsbanden, videobanden, foto’s en digitale bestanden in welke vorm dan ook.(…)”

Artikel 10 – Vastlegging van het resultaat van de Mediation(…)
10.3 De Partijen bepalen gezamenlijk en op schrift in hoeverre de inhoud van de af te sluiten overeenkomst vertrouwelijk blijft. In elk geval mag de inhoud van de afgesloten overeenkomst aan de rechter worden voorgelegd indien dat noodzakelijk is om nakoming daarvan te vorderen.
2.3.
[eiser] werd in het mediationtraject en het vastleggen van de gemaakte afspraken bijgestaan door [bedrijfsnaam] (zie verklaring [eiser] in het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 14 oktober 2020). Uit productie 3 conclusie van antwoord begrijpt de rechtbank dat het hier betreft ‘ [bedrijfsnaam] ’.
2.4.
[gedaagde sub 2] heeft een buurtbewoner van [eiser] , [buurtbewoner] , inzage gegeven in de stukken, waaronder de vaststellingsovereenkomst (zie verklaring [gedaagde sub 2] in het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 14 oktober 2020).
2.5.
De gemeente heeft de vaststellingsovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden bij brief van 17 juli 2012 (productie 5 bij dagvaarding).
2.6.
[eiser] is naar aanleiding van de buitengerechtelijke ontbinding van de vaststellingsovereenkomst een civiele procedure begonnen tegen de gemeente. De primaire grondslag in die procedure van [eiser] was dat de gemeente geen formele ontbindingsbevoegdheid toekwam uit hoofde van artikel 1 lid 4 en artikel 2 lid 3 in de vaststellingsovereenkomst. De subsidiaire grondslag was gebaseerd op de redelijkheid en billijkheidscorrectie volgens de artikel 6:248 juncto 6:2 BW. De meest subsidiaire grondslag was gebaseerd op misbruik van bevoegdheid ex artikel 3:13 BW, waar de gemeente zich schuldig aan zou hebben gemaakt met de buitengerechtelijke ontbinding van de vaststellingsovereenkomst. Het gevorderde van [eiser] werd bij vonnis van 4 april 2018 afgewezen (productie 15 bij conclusie van antwoord). [eiser] heeft tegen voornoemd vonnis hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft bij arrest van 28 januari 2020 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd (productie 16 bij conclusie van antwoord). Dit arrest is inmiddels onherroepelijk (verklaring mr. Kreutzkamp in het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 14 oktober 2020).

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - hernummerd na vermindering van eis - dat de rechtbank:
voor recht verklaart dat de gemeente Meerssen c.q. [gedaagde sub 2] de geheimhoudingsverplichting hebben geschonden jegens [eiser] uit hoofde van de destijds overeengekomen mediation, en als gevolg daarvan jegens [eiser] ernstig toerekenbaar tekort zijn geschoten in hun verplichtingen c.q. onrechtmatig hebben gehandeld;
voor recht verklaart dat, als gevolg van deze schending van de geheimhoudingsverplichting, ten onrechte informatie uit de vaststellingsovereenkomst terecht is gekomen bij derde partijen, die vervolgens zijn gaan klagen bij de gemeente Meerssen en dat zulks de directe aanleiding is geweest voor de gemeente Meerssen om de vaststellingsovereenkomst met [eiser] buitengerechtelijk te ontbinden;
voor recht verklaart dat [eiser] , als gevolg van de eerstgenoemde schending van de geheimhoudingsplicht en de daaropvolgende gelekte informatie uit de vaststellingsovereenkomst aan derden en als gevolg van de daaropvolgende buitengerechtelijke ontbinding van de vaststellingsovereenkomst door de gemeente Meerssen, schade heeft geleden c.q. zal lijden en de gemeente Meerssen en/of [gedaagde sub 2] hoofdelijk veroordeelt, tegen bewijs van kwijting, alle geleden en nog te lijden schade aan [eiser] te vergoeden, zulks nader op te maken bij Staat en te vereffenen volgens de wet en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan tot aan de dag der algehele voldoening;
de gemeente Meerssen en [gedaagde sub 2] , hoofdelijk, veroordeelt in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen het salaris van de advocaat van [eiser] .
3.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen het volgende ten grondslag. Op grond van de mediationovereenkomst en het bijbehorende reglement was gemeente Meerssen c.s. gehouden tot geheimhouding met betrekking tot de in het mediationtraject gemaakte afspraken. [gedaagde sub 2] , die als [functie] van de gemeente betrokken was bij de mediation, heeft in strijd met de geheimhoudingsplicht een kopie van de vaststellingsovereenkomst gegeven aan een buurtbewoner van [eiser] en anderen. Als gevolg daarvan is de gemeente onder druk gezet. Onder die druk heeft de gemeente ten onrechte de vaststellingsovereenkomst ontbonden. Die ontbinding heeft geleid tot talrijke voor [eiser] zeer ongunstige handhavingsbesluiten jegens hem. Zonder de schending van de geheimhoudingsverplichting zou de gemeente niet tot ontbinding van de vaststellingsovereenkomst zijn overgegaan en zouden geen handhavingsacties tegen [eiser] zijn gestart.
3.3.
Gemeente Meerssen c.s. voert verweer. Primair voert zij aan dat [eiser] geen belang heeft bij de vorderingen. Subsidiair stelt gemeente Meerssen c.s. dat [eiser] niet tijdig heeft geklaagd. Zij betwist dat ten aanzien van de vaststellingsovereenkomst geheimhoudingsplicht overeengekomen was. De reden waarom de gemeente de vaststellingsovereenkomst heeft ontbonden, is dat [eiser] niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen zoals overeengekomen in artikel 1 lid 4 van de vaststellingsovereenkomst. Het staat vast dat de gemeente bevoegd was om de vaststellingsovereenkomst op grond van artikel 1 lid 4 van de vaststellingsovereenkomst te ontbinden.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vorderingen van [eiser] zijn gegrond op de stelling dat tussen partijen geheimhoudingsplicht gold en dat gemeente Meerssen c.s. die plicht niet is nagekomen. Als niet komt vast te staan dat een geheimhoudingsplicht gold, kunnen de vorderingen van [eiser] niet worden toegewezen.
4.2.
In dat kader is van belang dat partijen twee van elkaar te onderscheiden overeenkomsten hebben gesloten. Bij de start van het mediationtraject hebben partijen de mediationovereenkomst gesloten (zie r.o. 2.1). De afspraken die partijen in dat traject hebben gemaakt, zijn vastgelegd in de vaststellingsovereenkomst (zie r.o. 2.2). Bij de beoordeling van de vraag of partijen zich tot geheimhouding hebben verplicht, is uitsluitend van belang of ten aanzien van de vaststellingsovereenkomst geheimhouding was overeengekomen. [eiser] stelt immers dat [gedaagde sub 2] een kopie van de vaststellingsovereenkomst aan derden heeft verstrekt. Zijn vordering is niet gegrond op het geven van inzage in de mediationovereenkomst.
4.3.
Anders dan in de mediationovereenkomst (zie r.o. 2.2), is in de vaststellingsovereenkomst geen geheimhouding bedongen. Uit de artikelen 7 en 10 van het mediationreglement volgt dat partijen geheimhouding overeen hadden kunnen komen. Het is op grond van artikel 10 van het mediationreglement aan partijen om (schriftelijk) te bepalen in hoeverre de inhoud van de af te sluiten vaststellingsovereenkomst vertrouwelijk blijft. Als het voor [eiser] zo belangrijk was geweest dat de afspraken uit de mediation geheim bleven, dan had het op zijn weg gelegen om dat in de vaststellingsovereenkomst op te laten nemen.
4.4.
Ter zitting is namens [eiser] aangevoerd dat niet over geheimhouding van de vaststellingsovereenkomst is gesproken, maar dat het een plicht van de gemeente Meerssen c.s. als overheidsorgaan tegen een ondeskundige burger is om de in artikel 10.3 van het geheimhoudingsreglement (de rechtbank begrijpt: mediationreglement) opgenomen mogelijkheid ter sprake te brengen, aan welke plicht gemeente Meerssen c.s. niet heeft voldaan. In dat kader is van belang dat [eiser] in het mediationtraject en het vastleggen van de gemaakte afspraken werd bijgestaan door [bedrijfsnaam] (zie hiervoor, r.o. 2.3). De rechtbank volgt [eiser] dan ook niet in zijn stelling dat hij een ondeskundige burger was, nog daargelaten de vraag of op de gemeente een plicht rustte om de mogelijkheid van geheimhouding ter sprake te brengen.
4.5.
Gelet op het voorgaande staat vast dat tussen partijen geen geheimhouding gold, zodat van schending daarvan geen sprake kan zijn. De alleen op die schending berustende vorderingen van [eiser] zullen daarom worden afgewezen.
4.6.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Gemeente Meerssen worden begroot op:
- griffierecht
0.639,00
- salaris advocaat
1.086,00(2 punten × tarief II (onbepaalde waarde) € 543,00)
Totaal
1.725,00
4.7.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten en de wettelijke rente daarover zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
4.8.
De gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad zal als niet weersproken worden toegewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Gemeente Meerssen tot op heden begroot op € 1.725,00,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen twee weken na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Driever en in het openbaar uitgesproken op 30 december 2020. [1]

Voetnoten

1.type: MD