Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
KASKU CORPORATE FINANCE B.V.,
KASKU HOLDING B.V.,
[gedaagde in hoofdzaak sub 3],
KASKU CORPORATE FINANCE B.V.,
KASKU HOLDING B.V.,
[eiser in vrijwaring sub 3],
[gedaagde in vrijwaring sub 1],
h.o.d.n.
[handelsnaam],
[handelsnaam],
1.[eiser in ondervrijwaring sub 1] ,
Kasku Corporate Finance B.V., Kasku Holding B.V. en [gedaagde in hoofdzaak sub 3] , tezamen [gedaagden in vrijwaring] of [handelsnaam] , [gedaagde in vrijwaring sub 1] en Raerbergh B.V ., en [gedaagde in hoofdzaak (gevoegde partij)] .
1.De procedure
- de dagvaarding van 2 juli 2019 met producties 1 tot en met 14,
- het vonnis in het vrijwaringsincident van 13 november 2019,
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 8,
- de dagbepaling van de comparitie na antwoord van 4 maart 2020,
- de conclusie tot voeging in de hoofdzaak ex artikel 214 Rv,
- productie 15 van [eiseres in hoofdzaak] ,
- het bezwaar van 18 september 2020 van [eiseres in hoofdzaak] tegen de voeging,
- de reactie van 21 september 2020 van [gedaagde in hoofdzaak (gevoegde partij)] op het bezwaar tegen de voeging,
- de beslissing van de rolrechter van 22 september 2020 waarbij de voeging van [gedaagde in hoofdzaak (gevoegde partij)] aan de zijde van gedaagden is toegestaan,
- de akte houdende (voorwaardelijke) wijziging van eis met productie 16,
- het proces-verbaal van de comparitie van 30 september 2020 met twee spreekaantekeningen van [eiseres in hoofdzaak] (verweer tegen voeging en n.a.v. conclusie tot voeging en de conclusie van antwoord) en eiswijziging,
- de reactie van 19 oktober 2020 van [gedaagde in hoofdzaak (gevoegde partij)] op het proces-verbaal van comparitie,
- de brief van de rechtbank van 3 november 2020 aan partijen.
- de dagvaarding van 3 december 2019 met producties 1 tot en met 3 en A tot en met E,
- het vonnis in het ondervrijwaringsincident van 4 maart 2020,
- de conclusie van antwoord (in de vrijwaringsprocedure) met producties 1 en 2,
- de dagbepaling van de mondelinge behandeling van 22 april 2020,
- productie 3 van [gedaagden in vrijwaring] ,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 30 september 2020.
- de dagvaarding van 3 april 2020, met producties 1 tot en met 5,
- de conclusie van antwoord in ondervrijwaring met producties K1 tot en met K6,
- de dagbepaling van de mondelinge behandeling van 3 juni 2020,
- productie 6 van [gedaagden in vrijwaring] ,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 30 september 2020 met de pleitnotitie van [gedaagde in hoofdzaak (gevoegde partij)] in de ondervrijwaring,
- de reactie van 19 oktober 2020 van [gedaagde in hoofdzaak (gevoegde partij)] op het proces-verbaal van comparitie,
- de brief van de rechtbank van 3 november 2020 aan partijen waarbij een verschrijving op pagina 11 van het proces-verbaal is gecorrigeerd.
2.De feiten
in de hoofdzaak
Zuidzande Holding B.V. en Ocean Breeze B.V. zijn jegens de financier hoofdelijk aansprakelijk voor de nakoming van de verplichtingen.
Ocean Breeze B.V. verstrekt een eerste (stil) pandrecht op haar handelsvorderingen/debiteuren.
Zuidzande Holding B.V. verstrekt een eerste pandrecht op haar vordering op de hypotheekhouder respectievelijk op de koper van het schip Ocean Breeze ter zake van de overwaarde bij een onderhandse of openbare verkoop door de hypotheekhouder.
Zuidzande Holding B.V./Ocean Breeze B.V. verstrekt een eerste pandrecht op de losse scheepsmast.
De heer Marc Leclerc verstrekt een eerste pandrecht op al zijn aandelen in Zuidzande Holding B.V.
De heer Marc Leclerc verstrekt het stemrecht op al zijn aandelen in Zuidzande Holding B.V.
De heer Marc Leclerc verstrekt een persoonlijke borgstelling van € 200.000.
[gedaagde in vrijwaring sub 1] een e-mail aan [gedaagde in hoofdzaak sub 3] met onderwerp: “Geldlening”: (productie 2e CvA)
- verpandingsakte: legalisatie (ga ik in werking zetten)
- ondertekening geldleningsovereenkomst
- persoonlijke borgstelling/ondertekening Leclerq
- overboeking middelen (gegevens)
- vrijgeven middelen – als alles is ondertekend/gepasseerd.”
[gedaagde in vrijwaring sub 1] aan [gedaagde in hoofdzaak sub 3] de factuur op briefpapier van Raerbergh B.V . onder vermelding van “Bemiddeling inzake financiering Ocean Breeze” (productie 2h CvA).
3.Het geschil
in de hoofdzaak
€ 19.133,33 misgelopen contractuele rente) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 december 2018, subsidiair vanaf de dag der dagvaarding, tot de dag der algehele voldoening,
€ 2.000,00, een en ander tot en met 3 december 2019 verschuldigd is telkens per de vervaltermijn (dus 3 april 2019, 3 mei 2019 etc. tot en met 3 december 2019), althans vanaf de dag der dagvaarding, tot de dag der algehele voldoening.”
stelt dat sprake is van groepsaansprakelijkheid van Kasku c.s., waarbij [gedaagde in hoofdzaak sub 3] feitelijk leiding heeft gegeven. [eiseres in hoofdzaak] heeft ter zitting gesteld dat Kasku c.s. aansprakelijk is op grond van het feit dat zij [gedaagde in hoofdzaak (gevoegde partij)] als hulppersoon hebben ingeschakeld. Omdat de zorgplicht niet is nageleefd dan wel fouten zijn gemaakt, zijn
haar belangen geschaad en heeft zij schade geleden.
waren bij de totstandkoming van de overeenkomst met Zuidzande Holding B.V. en Ocean Breeze B.V., althans dat zij optraden als gevolmachtigde dan wel vertegenwoordiger van haar. Kasku c.s. stellen primair dat zij een regresrecht hebben op [gedaagden in vrijwaring] , handelend als [handelsnaam] en subsidiair dat sprake is van wanprestatie van [gedaagden in vrijwaring] waardoor Kasku c.s. onder andere reputatieschade hebben geleden.
4.De beoordeling
is afgewezen, is de voorwaarde voor de eiswijziging vervuld.
[eiseres in hoofdzaak] ook tegen [gedaagde in hoofdzaak (gevoegde partij)] een vordering kan instellen, zodat de uitbreiding van de eis moet worden afgewezen. Zij overweegt daartoe het volgende.
Kasku c.s., [handelsnaam] die met [eiseres in hoofdzaak] het contact legde en namens haar onderhandelde c.q. vragen stelde, althans de indruk wekte op te treden voor een geïnteresseerde investeerder, waarbij pas op 18 december 2018 bleek dat dit
was.
21 november 2018 is toegezonden en de antwoorden op de nadere vragen aan Kasku c.s.
[eiseres in hoofdzaak] eerder zaken heeft gedaan met Kasku c.s. Dat zij op een investeerders bijeenkomst voor een ander project van Kasku c.s. aanwezig was (overigens op uitnodiging van [handelsnaam] ), maakt dat niet anders. Niet is gebleken dat Kasku c.s. eerder als opdrachtnemer (financiële, bemiddelings- of advies)diensten hebben verleend, noch dat Kasku c.s. op enige andere wijze betrokken was bij investeringen van [eiseres in hoofdzaak] . Om die reden is geen sprake van een voorafgaande vertrouwensrelatie op grond waarvan op Kasku c.s. enige zorgplicht bij wijze van post-contractuele nawerking zou kunnen rusten.
[eiseres in hoofdzaak] is ook dat in augustus 2018 Kasku c.s. en [handelsnaam] hebben afgesproken dat [handelsnaam] tegen betaling investeerders zou aandragen voor projecten in de portefeuille van Kasku c.s. Tussen partijen mag dan ook als vast staand worden geacht dat Kasku c.s. wisten dat er voor het zeilbootproject een investeerder uit het klantenbestand van [handelsnaam] geïnteresseerd was. Of dat een gewone consument-investeerder was of een (meer) ervaren particuliere dan wel professionele belegger, was voor Kasku c.s. niet relevant, omdat [handelsnaam] feitelijk als terzake deskundig en professioneel tussenpersoon fungeerde.
“Morgen wil ik je even bellen over navolgende bijzondere rendementsklapper. (…) Voor een van mijn opdrachtgevers zoek ik 200.000 Euro (…). Een investeringsmemo is beschikbaar. Geef me even een emailberichtje (…). Interesse? Laat me snel iets weten.”De brochure is toegezonden op verzoek van [handelsnaam] , waarbij deze laatste aangaf, zonder nadere toelichting, met name geïnteresseerd te zijn
“in de afdekking van de zekerheden en de financiële positie in de B.V., actuele financiële positie etc.”Vervolgens is er tussen Kasku c.s. en [handelsnaam] contact geweest over de overeenkomsten en een andere investeerder (“de overige leningsverstrekker”), zoals blijkt uit de overgelegde e-mail correspondentie van 3 december 2018. Ook is door [handelsnaam] een viertal (algemene) vragen gesteld, zonder nadere toelichting, in die e-mail van 3 december 2018 met als onderwerp “RE; Concept overeenkomsten inzake zeilboot”.
“Ik zal dit vanavond bespreken met gegadigde en zal je morgen berichten.”en vraagt naar de stand van zaken van de verstrekking van de lening door de andere investeerder, de voorgenomen reis van het schip en of de maandelijkse financiële rapportage via Kasku c.s. zal verlopen. Kennelijk heeft de toegezonden informatie [handelsnaam] geen aanleiding gegeven om nadere vragen te stellen over de brochure noch over het investeringsmemo, want na 3 december 2018 wordt enkel door [handelsnaam] gecorrespondeerd over de geldleningsovereenkomst en de diverse juridische vragen over de pandaktes.
5.De beslissing
in de hoofdzaak
€ 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat
[eiseres in hoofdzaak] niet binnen twee weken na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en vermeerderd met de wettelijke rente, als bedoeld in artikel 6:119 BW, over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
[eiseres in hoofdzaak] niet binnen twee weken na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en vermeerderd met de wettelijke rente, als bedoeld in artikel 6:119 BW, over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,