ECLI:NL:RBLIM:2020:10514

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 december 2020
Publicatiedatum
30 december 2020
Zaaknummer
C/03/284896 / HA ZA 20-570
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen tot medewerking aan verkoop van een woning zonder juridische grondslag

Op 30 december 2020 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen een eiseres en een gedaagde, waarbij de gedaagde niet verschenen was. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. I. Ligtelijn-Huisman, vorderde de medewerking van de gedaagde aan de verkoop van een gezamenlijke woning. De woning was belast met een hypothecaire lening en er was een levensverzekering aan verbonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen juridische grondslag was voor de vordering van de eiseres, omdat er geen afspraken waren gemaakt over de verdeling van de woning en de rechtbank niet op basis van artikel 3:185 van het Burgerlijk Wetboek de verdeling had gelast of vastgesteld. Hierdoor werd de vordering afgewezen. De rechtbank oordeelde verder dat de vorderingen onder II tot en met VI alleen toegewezen konden worden als de vordering onder I was toegewezen, wat niet het geval was. Daarom werden ook deze vorderingen afgewezen. Wat betreft de proceskosten besloot de rechtbank tot compensatie, zodat iedere partij de eigen kosten zou dragen. Het vonnis werd uitgesproken door mr. Y.J.C.A. Roeffen en mr. J.M.P. Drijkoningen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/03/284896 / HA ZA 20-570
Vonnis van 30 december 2020
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. I. Ligtelijn-Huisman te Roermond,
tegen
[eiser],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen worden hierna [eiseres] en [eiser] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 3 november 2020 met producties 1 tot en met 11;
  • het tegen [eiser] verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad en zijn eigenaar van de woning gelegen te [plaats] , [adres] (hierna: de woning). De woning is belast met een hypothecaire geldlening. Aan de hypothecaire geldlening is een levensverzekering verbonden.
2.2.
De vordering onder I van het petitum van de dagvaarding strekt ertoe de medewerking van [eiser] af te dwingen aan verkoop van de woning aan een derde.
2.3.
De rechtbank overweegt dat de vordering onder I haar ongegrond voorkomt omdat een juridische grondslag op basis waarvan [eiser] mee zou moeten werken aan verkoop van de woning ontbreekt. Uit de stellingen van [eiseres] volgt namelijk niet dat partijen afspraken hebben gemaakt over de (wijze van) verdeling van de woning of dat de rechtbank op grond van artikel 3:185 Burgerlijk Wetboek de wijze van verdeling heeft gelast dan wel de verdeling zelf heeft vastgesteld. Verdeling van de woning wordt ook niet gevorderd in het petitum van de dagvaarding. Dit betekent dat de vordering onder I zal worden afgewezen.
2.4.
Ten aanzien van de vorderingen onder II tot en met VI van het petitum van de dagvaarding overweegt de rechtbank dat deze alleen kunnen worden toegewezen als de vordering onder I wordt toegewezen. Aangezien daarvan geen sprake is, zullen de vorderingen onder II tot en met VI worden afgewezen.
2.5.
Met betrekking tot de proceskosten overweegt de rechtbank dat deze, gelet op de relatie die partijen hebben gehad, tussen partijen worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.J.C.A. Roeffen en in het openbaar uitgesproken door
mr. J.M.P. Drijkoningen op 30 december 2020. [1]

Voetnoten

1.type: CL