ECLI:NL:RBLIM:2020:10483
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken van voldoende belang en wilsbekwaamheid
In deze zaak heeft verzoeker, die vanwege zijn gezondheidssituatie niet in staat is om gehoord te worden, een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker werd vertegenwoordigd door zijn beschermingsbewindvoerder, de heer [naam beschermingsbewindvoerder], tijdens de zitting op 2 december 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker verblijft in een verzorgingstehuis in Geleen en door een hersenbloeding gedeeltelijk verlamd is. Hierdoor is hij wilsonbekwaam en kan hij niet zelf verklaren of deelnemen aan het proces. De beschermingsbewindvoerder heeft verklaard dat er beslag ligt op het inkomen van verzoeker, maar dat hij niet weet op welke vorderingen dit beslag betrekking heeft. De Kredietbank Limburg, vertegenwoordigd door mevrouw [naam vertegenwoordigster], heeft aangegeven dat de vooruitzichten voor verzoeker uitzichtloos zijn en dat er geen nieuwe schulden meer gemaakt kunnen worden.
De rechtbank oordeelt dat verzoeker technisch gezien in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, maar verklaart het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling niet-ontvankelijk. Dit is te wijten aan het ontbreken van voldoende belang, aangezien verzoeker niet in staat is om aan de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling te voldoen. Bovendien kan de beschermingsbewindvoerder verzoeker niet vertegenwoordigen in deze procedure, omdat het indienen van een verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling niet binnen zijn bevoegdheden valt. De rechtbank concludeert dat, hoewel de intenties van de beschermingsbewindvoerder en de Kredietbank sympathiek zijn, het verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard.