Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] ,
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2],
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3],
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] , [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] genoemd worden.
1.De procedure
- de mondelinge behandeling ter zitting van 30 januari 2020
- de pleitnota van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie]
2.De feiten
19 juni 2018, 21 juni 2018, 22 juni 2018 en 25 juni 2018 e-mailberichten aan (de advocaat van) [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gestuurd.
nr. GU702354BBG AD EUR 100.000,00” (productie 4 dagvaarding) opgemaakt en getekend. Hierin staat – voor zover thans van belang – het volgende:
in totaal € 10.012,54(peildatum 14 november 2019) vrijwillig te voldoen op uiterlijk de peildatum (...).”
€ 97,33
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] executoriaal beslag voor een tot dan toe verschuldigd bedrag van
€ 10.624,35 + P.M., waarbij P.M. de verhoging nakosten en wettelijke rente na heden betreft.”
29 maart 2019 (zie rov. 2.3. sub e). Onder 2.2. van het verzoekschrift hebben [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] aangevoerd dat de grondslag van die vordering de arbeidsovereenkomst en de nakoming van de op werkgever [naam bv 1] rustende dwingendrechtelijke bepalingen van het arbeidsrecht en daarmee samenhangende regelingen is en dat zij deswege een opeisbare vordering op [naam bv 1] hebben. De eis in de hoofdzaak is reeds aanhangig, zo meldden [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] ten slotte.
morgenmiddag 15 januari 2020 om 18:00 uur stipt.”. Voorts heeft de advocaat laten weten dat mocht de teruggave niet voor de gestelde termijn gebeuren, er dan een kort geding zal worden geëntameerd.
3.Het geschil
primair en subsidiair:
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] en haar partner moet worden opgeheven (3.5. b-ii en b-iii), [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] het bedrag van € 10.177,33 moet terugbetalen (3.5. b-iv) althans een hernieuwde bankgarantie moet worden afgegeven (3.5. b-v).
4.De beoordeling
in conventie
pretendeerden uit hoofde van een verzoekschrift en kort geding (enkel) een vordering op [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te hebben, (ii) de beslissingen in kort geding in eerste aanleg en in hoger beroep, waarbij de vorderingen van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] jegens [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zijn afgewezen, onherroepelijk zijn en (iii) de kantonrechter in de nog aanhangig zijnde verzoekschriftprocedure, die oorspronkelijk tegen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] was gericht, heeft beslist dat niet [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , maar [naam bv 1] als verweerster heeft te gelden. De voorzieningenrechter betrekt hierbij de inhoud van het verzoekschrift dat [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] nadien op 19 december 2019 (zie rov. 2.15.) hebben ingediend waarin zij vragen ten laste van [naam bv 1] beslag te mogen leggen. In dit verzoekschrift hebben zij (a) verwezen naar de nog aanhangig zijnde procedure waarin de kantonrechter heeft beslist dat [naam bv 1] en niet [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] verweerster is, (b) enkel jegens [naam bv 1] om beslagverlof verzocht, (c) nergens melding gemaakt van een eventuele vordering op [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , (d) nergens melding gemaakt van een eventuele onjuiste beslissing door de kantonrechter in zijn beschikking van 30 september 2019 door in plaats van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] [naam bv 1] als verweerster te beschouwen en (e) er geen melding van gemaakt dat volgens hen alle B.V.’s vallend onder [naam groep] (hoofdelijk) aansprakelijk zijn voor de loonverplichtingen jegens hen.
hebben dan ook geen belang meer bij het behoud daarvan. Nu in art. 5 van de bankgarantie is bepaald dat [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] verplicht zijn het origineel van de bankgarantie aan de Rabobank terug te geven, zodra zij geen rechten meer aan deze bankgarantie kunnen ontlenen – hetgeen thans het geval is – ligt het door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] bij petitum sub 1 gevorderde voor toewijzing gereed, met dien verstande dat de voorzieningenrechter zal bepalen dat de bankgarantie binnen vijf dagen (in plaats van binnen 24 uur) na betekening moet worden teruggegeven.
[gedaagden in conventie, eisers in reconventie] een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard (HR 22 april 1983, ECLI:NL:HR:1983:AG 4575 (Ritzen/Hoekstra)). In het arrest van 20 december 2019 (ECLI:NL:HR:2019:2026) heeft de Hoge Raad bekrachtigd dat, indien een vordering in kort geding tot schorsing van de tenuitvoerlegging betrekking heeft op een uitspraak waartegen geen rechtsmiddel (meer) openstaat, en de veroordeling waarvan de tenuitvoerlegging ter discussie staat, definitief is, de maatstaf zoals vermeld in het arrest van de Hoge Raad van 22 april 1983 onverkort geldt, en er slechts grond voor schorsing bestaat ingeval van – kort gezegd – misbruik van bevoegdheid ex art. 3:13 BW.
[gedaagden in conventie, eisers in reconventie] verzocht in het kader van de proceskostenveroordelingen € 10.012,54 voor
14 november 2019 te voldoen.
helewoning beslag is gelegd, terwijl slechts op het
aandeelvan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] beslag mocht worden gelegd en niet op (ook) op het aandeel van haar partner. Haar partner is immers geen procespartij in het onderhavige kort geding, terwijl gesteld noch gebleken is van een volmacht op grond waarvan [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] namens de partner van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] procedeert.
5.De beslissing
€ 25.000,00 per persoon, indien [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] niet of niet tijdig tot teruggaaf van de bankgarantie overgaan,
€ 100.000,00, om onmiddellijk na betekening van dit vonnis de executie van het vonnis van de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, locatie Roermond, gewezen in kort geding op 11 oktober 2018 tussen partijen, en de executie van het arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch, gewezen in appel in kort geding op 29 oktober 2019 tussen partijen, te staken en gestaakt te houden totdat duidelijkheid is verkregen op het op 12 december 2019 bij de rechtbank Limburg, locatie Roermond, ingediende verzoekschrift tot begroting van de nakosten,