ECLI:NL:RBLIM:2020:1043

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 februari 2020
Publicatiedatum
11 februari 2020
Zaaknummer
C/03/273503 / KG ZA 20-22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggave bankgarantie, staken executie en opheffen beslag in kort geding

In deze zaak heeft eiseres een bankgarantie afgegeven ten behoeve van vermeende loonvorderingen van gedaagden. Eerder zijn er al meerdere procedures tussen partijen gevoerd, waarbij gedaagden in twee kortgedingprocedures in het ongelijk zijn gesteld en veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres. Na het uitblijven van betaling heeft eiseres beslag gelegd op het aandeel in de woning van een van de gedaagden. In conventie vordert eiseres de teruggaaf van de bankgarantie, omdat zij niet langer procespartij is in de procedure waarvoor de bankgarantie is afgegeven. Gedaagden voeren verweer en stellen dat zij nog rechten kunnen ontlenen aan de bankgarantie. In reconventie vorderen gedaagden onder andere de staking van de executie en opheffing van het beslag. De voorzieningenrechter oordeelt dat eiseres misbruik maakt van haar executiebevoegdheid en dat de executie moet worden gestaakt totdat er duidelijkheid is over de nog lopende procedure ter zake de nakosten. De voorzieningenrechter beveelt gedaagden om de bankgarantie binnen vijf dagen terug te geven, op straffe van een dwangsom. De proceskosten worden toegewezen aan eiseres.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/273503 / KG ZA 20-22
Vonnis in kort geding van 11 februari 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] .,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. B. [naam] ,
tegen

1.[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
3.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. J.A.A. van der Weijst.
Partijen zullen hierna [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en gezamenlijk [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] of afzonderlijk
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] , [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 januari 2020 met producties 1 tot en met 11
- het e-mailbericht van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] van 28 januari 2020 met producties 12 en 13
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] met
producties 1 tot en met 23
- de faxbrief van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] van 28 januari 2020 met productie 24
- het e-mailbericht van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] van 29 januari 2020 met producties 14 tot en met 19
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 30 januari 2020
  • de pleitnota van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie]
- de pleitnota van De Jonge, waaraan gehecht tien pagina’s bijlagen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] drijft een fysiotherapiepraktijk in Schinveld. De praktijk maakt deel uit van een groep fysiotherapiepraktijken van “ [naam groep] ” (hierna: [naam groep] ). De andere praktijken zijn gevestigd op drie locaties in Sittard en op een locatie in Geleen, en worden thans gedreven door de vennootschap [naam bv 1] (hierna: [naam bv 1] ). Bestuurder van beide vennootschappen is [naam bv 2] , vertegenwoordigd door haar DGA / bestuurder de heer [naam bestuurder] .
2.2.
[gedaagden in conventie, eisers in reconventie] zijn allen fysiotherapeut en hebben in het verleden op basis van een arbeidsovereenkomst gewerkt in een van de vestigingen van [naam groep] .
2.3.
In het kader van – kort gezegd – arbeidsconflicten zijn tussen (een deel van) partijen al eerder procedures gevoerd, resulterend in het volgende:
het proces-verbaal van de rechtbank Limburg, locatie Roermond van 16 juli 2018 (productie 1 dagvaarding), opgemaakt in de verzoekschriftprocedure met zaaknummer 6950007 \ AZ VERZ 18-92, die [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] als verzoekers gestart zijn tegen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] Blijkens het proces-verbaal heeft de kantonrechter tijdens de zitting aan partijen meegedeeld “dat hij van oordeel is dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] in het verzoekschrift een bewuste keuze hebben gemaakt wie zij willen aanspreken en wie als verwerende partij heeft te gelden en dat dient derhalve – na lezing van Schinveld als Sittard – [naam bv 1] te zijn. Een hersteld lezen van het verzoekschrift gaat niet zover dat daarin tevens meerdere partijen als werkgever of een natuurlijk persoon als werkgever gelezen kan worden.”
de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, locatie Roermond, van 30 september 2019 (productie 2 dagvaarding) in de verzoekschriftprocedure met zaaknummer 6950007 \ AZ VERZ 18-92 waarbij in de kop van de beschikking als verweerder is vermeld [naam bv 1] en waarin onder rov. 2.5. (“Wie is/zijn verweerder(s)?”) het volgende is overwogen:
“2.5.1. De kantonrechter stelt vast dat het inleidende verzoekschrift (slechts) één verweerder kent, namelijk [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] . Weliswaar is in het lichaam van het verzoekschrift ook sprake van de bestuurder van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en de bestuurder daarvan, wordt die laatste zelfs genoemd “gedaagde sub 3” en worden er ook verwijten jegens de bestuurder(s) geformuleerd, maar dit alles maakt niet anders dat uitdrukkelijk in
het verzoekschrift staat “verweerster te dezen is” waarna enkel [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] wordt genoemd. Evenmin wordt dit anders nu er in een akte tot oproeping van het geding opeens wel alle hiervoor genoemde (rechts)personen als verweerster worden genoemd. Voor de beantwoording wie als verweerster dient te worden aangemerkt is het verzoekschrift zelf van belang. Overigens sluit dit ook weer aan bij de akte onder punt 23. waar opgemerkt wordt dat het verzoekschrift tegen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] is ingediend.
De kantonrechter heeft ter mondelinge behandeling reeds beslist dat voor [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] [naam bv 1] gelezen dient te worden. Uit het verzoekschrift volgt dat beoogd is de werkgever van de beide verzoekers als verweerster aan te merken. Dit is uiteraard ook logisch, nu de vorderingen voortvloeien uit de tussen die (rechts)personen bestaande arbeidsverhouding. Uit de processtukken, de daarin ingenomen standpunten, de feitelijke invulling die partijen én uit de overgelegde arbeidsovereenkomsten volgt dat de werkgever [naam bv 1] moet zijn. Nu niet gesteld of gebleken is dat [naam bv 1] in zijn verdediging is geschaad door de foutieve aanduiding - immers is de onjuistheid voor de zitting al aan de orde gesteld, gaat het om dezelfde gemachtigde en dezelfde inhoudelijke argumenten- kan er geen onduidelijkheid hebben bestaan over de vraag tegen welke partij liet verzoekschrift zich materieel richtte. De kantonrechter zal dan ook het verzoekschrift verbeterd lezen.
De kantonrechter heeft voorts geoordeeld dat het verbeterd lezen niet zover gaat dat daar ook andere (rechts)personen als medegedaagde onder begrepen moeten worden. Deze zaak kent derhalve [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] als verzoekers en [naam bv 1] als verweerster.”
Deze procedure is nog aanhangig.
het vonnis in kort geding van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, locatie Roermond, van 11 oktober 2018 met zaaknummer 6950356 \ CV EXPL 18-3406 (productie 5 dagvaarding) tussen [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] als eisers en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , [naam bv 1] , [naam bv 2] en dhr. [naam bestuurder] als gedaagden, waarbij de gevraagde voorlopige voorzieningen – kort gezegd – om een financieel deskundige te benoemen aan wie alle gegevens moeten worden verstrekt om de aanspraken (achterstallig loon) van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] vast te kunnen stellen en de alsdan vastgestelde achterstallige loonaanspraken uit te betalen en het non-concurrentiebeding te schorsen, zijn afgewezen. [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] zijn veroordeeld in de proceskosten begroot op € 600,00.
het arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, team handelsrecht, van 29 oktober 2019 met zaaknummer 200.249.286/01 (productie 6 dagvaarding) tussen [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] als eisers en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , [naam bv 1] , [naam bv 2] en dhr. [naam bestuurder] als gedaagden, ingesteld tegen het onder (c) genoemde vonnis in kort geding van
11 oktober 2018, waarbij – kort gezegd – het vonnis van 11 oktober 2018 is bekrachtigd. [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] zijn veroordeeld in de proceskosten van (€ 5.382,00 +
€ 3.759,00 =) € 9.141,00. Hiertegen is geen cassatie ingesteld, zodat het arrest onherroepelijk is geworden.
een nog aanhangig zijnde procedure met zaaknummer 7648776 AZ VERZ 19-56, aangebracht op 29 maart 2019, tussen [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] en [naam bv 1] Hierbij is [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] géén partij.
2.4.
Omdat [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] stelden een loonvordering te hebben op [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] waren zij voornemens conservatoir beslag ten laste van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te laten leggen, tenzij [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] voor de (beweerdelijke) loonvorderingen zekerheid door middel van een bankgarantie zou stellen. In dit kader heeft hun advocaat op 11 juni 2018, 14 juni 2018,
19 juni 2018, 21 juni 2018, 22 juni 2018 en 25 juni 2018 e-mailberichten aan (de advocaat van) [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gestuurd.
2.5.
Op 2 juli 2018 heeft de Coöperatieve Rabobank U.A. een “Beslaggarantie
nr. GU702354BBG AD EUR 100.000,00” (productie 4 dagvaarding) opgemaakt en getekend. Hierin staat – voor zover thans van belang – het volgende:
“(...) in aanmerking nemende dat:
A. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] , (...) hierna te noemen: Begunstigde, een vordering pretendeert te hebben op [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , (...) hierna te noemen: Debiteur,
uit hoofde van verzoekschrift en kortgeding, thans begroot op EUR 100.000,00 (...), hierna te noemen: de Vordering,
de Begunstigde ten laste van de Debiteur voor de Vordering conservatoire beslag(en) heeft doen leggen, dan wel daartoe het voornemen heeft
de Debiteur ter opheffing c.q. voorkoming van dit (deze) beslag(en) en ter voorkoming van verdere conservatoire beslagen voor de Vordering de Bank heeft verzocht een bankgarantie te stellen ten behoeve van de Begunstigde;
verklaart het navolgende:
(...)
5. Zodra door de Begunstigde aan deze bankgarantie geen rechten meer kunnen worden ontleend is de Begunstigde verplicht het origineel van deze garantie aan de Bank terug te geven en de Bank schriftelijk mee te
delen dat de Bank uit haar verplichtingen uit hoofde van deze garantie is ontslagen. (...)”.
2.6.
Ten behoeve van de voornoemde bankgarantie heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] een contra-garantie van € 100.000,00 gesteld bij de Rabobank. Dit geld is afkomstig uit de pensioenvoorziening van dhr. [naam bestuurder] bij [naam bv 2] en staat bij de Rabobank op een geblokkeerde rekening.
2.7.
Bij e-mailbericht van 30 oktober 2019 (productie 19 met als bijlage een productie C [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ) heeft (de advocaat van) [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] aan (de advocaat van) [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] – kort gezegd – verzocht “om de proceskosten in kort geding van inmiddels
in totaal € 10.012,54(peildatum 14 november 2019) vrijwillig te voldoen op uiterlijk de peildatum (...).”
2.8.
Bij exploot van 20 november 2019 (productie 9 conclusie van antwoord) heeft de deurwaarder – kort gezegd – aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] ten verzoeke van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] bevel gedaan om binnen twee dagen te betalen:
“geliquideerde proceskosten (eerste aanleg) € 600,00
geliquideerde proceskosten (hoger beroep) € 9.141,00
nasalaris (eerste aanleg) € 100,00
nasalaris (hoger beroep) € 239,00
de kosten van dit exploot
€ 97,33
totaal € 10.177,33 + p.m.
2.9.
Op 5 december 2019 heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] – kort gezegd – ten laste van
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] executoriaal beslag voor een tot dan toe verschuldigd bedrag van
€ 10.252,03 + p.m. laten leggen (productie 10 conclusie van antwoord) op “1. De onroerende zaak, kadastraal omschreven als wonen, staande en gelegen te [woonplaats 1] , [adres] (...), althans het aandeel daarin van de beslagene voornoemd (...)”
2.10.
Bij e-mailbericht van 10 december 2019 12:59 (productie 19 met als bijlage een productie M [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ) heeft de advocaat van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] aan de advocaat van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] het volgende bericht:
“Cliënten en met name mevrouw [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] hebben mij opdracht gegeven om het bedrag dat op mijn derdenrekening staat aan U over te maken door creditering van Uw derdenrekening.
Mag ik nog even van U die gegevens ontvangen? Het bedrag zal dan zo spoedig mogelijk worden overgemaakt aan Uw kantoor, opdat verdere executiemaatregelen uit zullen en kunnen blijven.
Bij dezen hebt U alvast dan die mededeling en de bevestiging. (...)”
2.11.
Bij e-mailbericht van 10 december 2019 15:38 (productie 19 met als bijlage een productie N [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ) heeft (de advocaat van) [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] aan (de advocaat van) [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] laten weten:
“Het is goed te vernemen dat er nu toch bereidheid bestaat om de proceskostenveroordelingen c.a. te betalen. De vordering per heden bedraagt
€ 10.624,35 + P.M., waarbij P.M. de verhoging nakosten en wettelijke rente na heden betreft.”
2.12.
Op 11 december 2019 heeft de advocaat van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] vanaf zijn derdengeldrekening een bedrag van € 10.177,33 ter zake proceskosten overgemaakt naar de derdenrekening van de advocaat van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] (productie 17 conclusie van antwoord).
2.13.
Bij e-mailbericht van 12 december 2019 11:02 (productie 19 met als bijlage een productie O [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ) heeft (de advocaat van) [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] aan (de advocaat van) [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] laten weten – kort gezegd – dat hij hem op 10 december 2019 heeft laten weten dat de vordering toen € 10.624,35 + P.M. bedroeg. Voorts bevestigt hij de ontvangst van de deelbetaling van € 10.177,33. “Na overleg met cliënte deel ik u mede dat cliënte van oordeel is dat uw cliënten opzettelijk te weinig betalen, en dus niet integraal voldoen aan de proceskostenveroordeling c.a., zodat de executie zal worden voortgezet.(...) De nakosten bedragen inmiddels ruim € 3.300,=. Vandaar dat ik heden bij de Rechtbank Limburg een verzoekschrift tot begroting van de nakosten op grond van artikel 237 lid 4 Rv zal indienen. (...)”
2.14.
Op 12 december 2019 heeft (onder meer) [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] tegen [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] in zaaknummer 6950356 \ CV EXPL 18-3406 (productie 19 [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ) een verzoek bij de rechtbank Limburg, burgerlijk recht/kanton, locatie Roermond, ingediend tot begroting van nakosten ex art. 237 lid 4 Rv, waarbij is verzocht de nakosten te begroten op € 1.600,00 (salaris advocaat) en op € 103,99 (deurwaarderskosten).
2.15.
Bij “verzoekschrift ex art. 700 lid 2 Rv tot het leggen van repeterend conservatoir bankbeslag (derdenbeslag)” van 19 december 2019 (achter productie 7 dagvaarding) hebben – kort gezegd – [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg, afdeling beslagrekesten, locatie Maastricht, verzocht om ten laste van [naam bv 1] ter verzekering van het verhaal van een vordering op [naam bv 1] repeterend conservatoir derdenbeslag te mogen doen leggen onder de Rabobank voor een bedrag van € 225.000,00. Ter onderbouwing van dit verzoekschrift hebben [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] gesteld dat de zaak de afwikkeling van vier dienstverbanden van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] betreft en dat zij allen in dienst zijn geweest van [naam bv 1] als werkgever. [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] hebben hierbij vermeld het door (twee van) hen op 31 mei 2018 ingediende verzoekschrift (zie rov. 2.3. sub b), het kort geding en hoger beroep daartegen (zie rov. 2.3. sub c en sub d) en het verzoekschrift van
29 maart 2019 (zie rov. 2.3. sub e). Onder 2.2. van het verzoekschrift hebben [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] aangevoerd dat de grondslag van die vordering de arbeidsovereenkomst en de nakoming van de op werkgever [naam bv 1] rustende dwingendrechtelijke bepalingen van het arbeidsrecht en daarmee samenhangende regelingen is en dat zij deswege een opeisbare vordering op [naam bv 1] hebben. De eis in de hoofdzaak is reeds aanhangig, zo meldden [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] ten slotte.
2.16.
Op 19 december 2019 (productie 7 dagvaarding) hebben [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] uit kracht van de grosse van de beschikking op 19 december 2019 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg ten laste van [naam bv 1] conservatoir derdenbeslag laten leggen op alle lopende rekeningnummers en spaarrekeningen onder de Rabobank voor een bedrag van
€ 225.000,00.
2.17.
Bij e-mailbericht van 23 december 2019 11:19 (productie 8 dagvaarding) heeft de advocaat van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] – kort gezegd – de advocaat van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] verzocht, en voor zoveel nodig gesommeerd, om de door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] afgegeven bankgarantie van
€ 100.000,00 diezelfde dag aan zijn kantoor te retourneren.
2.18.
In reactie daarop heeft de advocaat van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] – kort gezegd – aan de
advocaat van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] bij e-mailbericht van 24 december 2019 om 00:08 (productie 9
dagvaarding) laten weten niet aan zijn verzoek van 23 december 2019 te zullen voldoen.
2.19.
Bij e-mailbericht en faxbericht van 14 januari 2020 (productie 10 dagvaarding) heeft de advocaat van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] de advocaat van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] – kort gezegd – (andermaal) gesommeerd “om tot directe teruggaaf van de bankgarantie over te gaan. Hetzij conform artikel 5 van de bankgarantie aan de Rabobank, hetzij door rechtstreekse afgifte aan mijn kantoor. Aan uw cliënten wordt daartoe een laatste termijn gesteld tot
morgenmiddag 15 januari 2020 om 18:00 uur stipt.”. Voorts heeft de advocaat laten weten dat mocht de teruggave niet voor de gestelde termijn gebeuren, er dan een kort geding zal worden geëntameerd.
2.20.
Bij e-mailbericht van 15 januari 2020 15:33 (productie 11 dagvaarding) heeft de advocaat van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] aan de advocaat van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] – kort gezegd – laten weten dat hij zijn cliënten zal kunnen adviseren om de bankgarantie aan hem te retourneren indien hij en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vier in die e-mail genoemde voorwaarden onvoorwaardelijk toezeggen.
2.21.
Bij separate exploten van 21 januari 2020 (producties 12 en 13 conclusie van antwoord) heeft de deurwaarder – kort gezegd – ten verzoeke van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] aan
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] bevel gedaan om binnen twee dagen te betalen:
- de geliquideerde proceskosten (eerste aanleg): € 600,00
- de geliquideerde proceskosten (hoger beroep): € 9.141,00
- nakosten p.m.
- executiekosten p.m.
- kosten van het exploot: € 97,09,
waarop in mindering kan strekken € 10.177,33.
2.22.
Bij e-mailbericht van 23 januari 2020 (productie 16 conclusie van antwoord) heeft de deurwaarder – kort gezegd – aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] het volgende laten weten:
“Naar aanleiding van ons telefoongesprek kan ik u als volgt berichten. Onze opdrachtgever, mr. [naam] , heeft aangegeven dat het thans openstaande bedrag nog bedraagt € 523,20. Dit zijn de betekeningskosten ad
€ 97,09 en het restantbedrag ad € 426,11 van de hoofdsom/executiekosten.
Wat betreft de nakosten. Deze zijn op P.M. gezet aangezien onze opdrachtgever nog een verzoek heeft ingediend bij de Rechtbank om de nakosten te verhogen c.q. opnieuw vast te stellen. Bent u bereid om afspraken te maken over de nakosten? (...)”

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vordert – na wijziging van eis ter zitting – dat de rechtbank (de voorzieningenrechter leest en begrijpt: de voorzieningenrechter) bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagden in conventie, eisers in reconventie] hoofdelijk veroordeelt om binnen vierentwintig uur na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, de bankgarantie van de Rabobank U.A. met nummer GU702354BBG, groot € 100.000,=, die op 2 juli 2018 door of namens [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] aan [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] is verstrekt, terug te geven, zulks door middel van afgifte van alle originele exemplaren van die bankgarantie aan de Rabobank dan wel aan de advocaat van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] dan wel door afgifte aan een in het exploot van betekening aan te wijzen derde;
de veroordeling onder (1) te versterken met een dwangsom van € 100.000,= per persoon, althans met een door de rechtbank (de voorzieningenrechter leest en begrijpt: de voorzieningenrechter) in goede justitie te bepalen dwangsom, indien [gedaagden in conventie, eisers in reconventie]
niet of niet tijdig tot teruggaaf van de bankgarantie overgaan;
3) [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] te veroordelen in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na het in deze te wijzen vonnis, als [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] in gebreke blijven met betaling van de in het vonnis vastgestelde proceskostenveroordeling, zulks tot de dag der algehele voldoening.
3.2.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] legt aan haar vordering – kort gezegd – ten grondslag dat [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] sinds eind 2019 geen rechten meer kunnen ontlenen aan de bankgarantie en dat zij ex art. 5 van de bankgarantie deswege verplicht zijn het origineel van de garantie aan de Bank terug te geven en de Bank schriftelijk mee te delen dat de Bank uit haar verplichtingen uit hoofde van die garantie is ontslagen. Desondanks weigeren [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] de bankgarantie terug te geven. Voor de bankgarantie is een contra-garantie van € 100.000,00 afgegeven die op een geblokkeerde bankrekening bij de Rabobank staat. Die rekening blijft geblokkeerd zolang de bankgarantie niet is teruggegeven. Als gevolg van die contra-garantie is er
€ 100.000,00 aan liquide middelen niet meer beschikbaar voor [naam groep] . Gelet op de cumulatie van de geblokkeerde € 100.000,00 en het beslag van circa € 282.000,00 heeft [naam groep] in december 2019 aan 17 personeelsleden geen salaris kunnen uitbetalen, aangezien zij niet (meer) bij haar liquide middelen kan.
3.3.
[gedaagden in conventie, eisers in reconventie] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagden in conventie, eisers in reconventie] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, rechtsprekende in kort geding:
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] bij tussenvonnis te bevelen, ergo: vóór het wijzen van een eindvonnis tot overlegging aan de voorzieningenrechter en de procesadvocaat van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] over te gaan van de opvolgende bankafschriften van [naam bv 1] over de periode van tenminste 19 december 2019 tot en met 28 januari 2020 teneinde te kunnen verifiëren of [naam bv 1] wel of niet tot betaling van loon aan de werknemers van [naam bv 1] is overgegaan, dan wel om een beëdigde verklaring van een accountant – anders dan [naam accountants] – over te leggen inhoudende of door [naam groep] wel of niet loon is betaald en om de procesadvocaat van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] in de gelegenheid te stellen vóór het wijzen van het eindvonnis in kort geding op de inhoud van die bankafschriften en/of verklaring te reageren naar de voorzieningenrechter toe; en bij gebreke daarvan hieraan de conclusie te verbinden die de voorzitter daarbij geraden voorkomt, en
om [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te bevelen – op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 10.000,- per dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, om onmiddellijk na betekening van het in dezen te wijzen vonnis in KG:
de executie van het vonnis van de kantonrechter van de RBLIM, locatie Roermond, gewezen in kort geding op 11 oktober 2018 tussen partijen, en de executie van het arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch, gewezen in appel in kort geding op 29 oktober 2019 tussen partijen, te staken en gestaakt te houden; alsmede
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te veroordelen om het gelegde executoriale beslag op de onroerende zaak van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] en haar partner – staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats 1] – op te heffen en opgeheven te houden en ter zake een verklaring van waardeloosheid op te – doen – maken en in te doen schrijven in de Openbare Registers; en om afschrift van die handelingen aan de procesadvocaat van eisers in reconventie prompt toe te zenden, en
om de hypotheeknemer AEGON (Afdeling Credit Management, Postbus 23002, 8900 MC Leeuwarden, Kenmerk H4739033, T.a.v. mevrouw B. Brown) – binnen 2 dagen na het te dezen te wijzen vonnis – per aangetekende brief aan te schrijven dat het ten laste van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] gelegde executoriale beslag als van onwaarde heeft te gelden, met gelijktijdig afschrift van die brief aan mr. J.A.A. van der Weijst, een en ander versterkt met de hiervoor gevorderde dwangsom; en
om [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te veroordelen tot terugbetaling over te gaan van het door haar ontvangen bedrag van € 10.177,33 door overmaking daarvan binnen twee dagen na het te dezen te wijzen vonnis op de derdenrekening van mr. J.A.A. van der Weijst;
subsidiair: om de bankgarantie hernieuwd af te laten geven maar dan beperkt tot het bedrag van 3 x € 10.177,33 vermeerderd met rente en kosten en begroot op € 45.000,- dan wel op € 40.000,- dan wel op € 35.000,- dan wel op een bedrag tussen € 35.000,- en € 15.000,- nu [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in strijd met de opdrachtbevestiging door DAS Nederlandse Rechtsbijstand tot betekening, executie en invordering van proceskosten over is gegaan, dan wel tot een bedrag als de voorzieningenrechter vermene in goede justitie te behoren;
primair en subsidiair:
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in de integrale proceskosten in conventie en reconventie te
veroordelen, ex aequo et bono te begroten op € 25.000,- dan wel om [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in de proceskosten te veroordelen die hoger zijn dan het liquidatietarief, dan wel het liquidatietarief, vermeerderd met de nakosten en de wettelijke rente te rekenen vanaf 14 dagen na de datum van het te dezen te wijzen vonnis.
3.6.
[gedaagden in conventie, eisers in reconventie] hebben – kort gezegd – aan hun vorderingen het volgende ten grondslag gelegd.
3.6.1.
Teneinde de betwisting van het spoedeisend belang van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in conventie te kunnen onderbouwen, vorderen – zo begrijpt de voorzieningenrechter althans – [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] overlegging van documenten zoals onder 3.5. (a) staat.
3.6.2.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] executeert onrechtmatig althans naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, omdat zij weigert inzage te verstrekken in de rechtsrelatie tussen DAS en diens cliënten (zowel [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] als [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] hebben namelijk een rechtsbijstandverzekering bij DAS), althans zonder de PM-kosten nader te concretiseren zodat [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] niet weten wat zij nog zouden moeten betalen, reden waarom de executie moet worden gestaakt (3.5. sub b-i), het executoriale beslag op de woning van
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] en haar partner moet worden opgeheven (3.5. b-ii en b-iii), [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] het bedrag van € 10.177,33 moet terugbetalen (3.5. b-iv) althans een hernieuwde bankgarantie moet worden afgegeven (3.5. b-v).
3.7.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] voert verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

spoedeisend belang
4.1.
De voorzieningenrechter volgt [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] niet in hun standpunt dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie]
geen spoedeisend belang zou hebben bij haar vorderingen. De voorzieningenrechter
acht het, gelet op (i) het ten laste van [naam bv 1] gelegde beslag ten bedrage van
€ 225.000,00, (ii) de op [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] drukkende (contra-)bankgarantie ten bedrage van
€ 100.000,00 en (iii) het aanbod van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] dat er opnieuw ten bedrage van
€ 100.000,00 zekerheid door [naam bv 1] in de vorm van een bankgarantie zal worden afgegeven, zodra de huidige bankgarantie is teruggeven, voldoende aannemelijk dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde teruggave van de bankgarantie teneinde liquide middelen vrij te kunnen maken voor haar bedrijfsvoering.
eiswijziging
4.2.
[gedaagden in conventie, eisers in reconventie] hebben ter zitting geen verweer gevoerd tegen de eiswijziging van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , zodat de voorzieningenrechter zal oordelen op basis van de gewijzigde eis.
teruggave bankgarantie
4.3.
Volgens [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] is uit de kort geding procedures in eerste aanleg en in hoger beroep en uit de verzoekschriftprocedure gebleken dat [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] geen vordering op [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] hebben. De bankgarantie moet daarom worden teruggegeven.
4.4.
[gedaagden in conventie, eisers in reconventie] zijn van mening dat de beslissing van de kantonrechter in zijn beschikking van 30 september 2019 (rov. 2.3. sub b) onjuist is, omdat alle B.V.’s die behoren tot [naam groep] , waaronder begrepen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , als hun werkgever dienen te worden beschouwd. Daarin ligt, zo hebben [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] aangevoerd, hun belang om de bankgarantie te behouden.
4.5.
De voorzieningenrechter volgt [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] hierin niet. Immers, uit de hiervoor weergegeven vaststaande feiten blijkt dat de (i) de bankgarantie is afgegeven omdat
pretendeerden uit hoofde van een verzoekschrift en kort geding (enkel) een vordering op [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te hebben, (ii) de beslissingen in kort geding in eerste aanleg en in hoger beroep, waarbij de vorderingen van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] jegens [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zijn afgewezen, onherroepelijk zijn en (iii) de kantonrechter in de nog aanhangig zijnde verzoekschriftprocedure, die oorspronkelijk tegen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] was gericht, heeft beslist dat niet [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , maar [naam bv 1] als verweerster heeft te gelden. De voorzieningenrechter betrekt hierbij de inhoud van het verzoekschrift dat [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] nadien op 19 december 2019 (zie rov. 2.15.) hebben ingediend waarin zij vragen ten laste van [naam bv 1] beslag te mogen leggen. In dit verzoekschrift hebben zij (a) verwezen naar de nog aanhangig zijnde procedure waarin de kantonrechter heeft beslist dat [naam bv 1] en niet [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] verweerster is, (b) enkel jegens [naam bv 1] om beslagverlof verzocht, (c) nergens melding gemaakt van een eventuele vordering op [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , (d) nergens melding gemaakt van een eventuele onjuiste beslissing door de kantonrechter in zijn beschikking van 30 september 2019 door in plaats van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] [naam bv 1] als verweerster te beschouwen en (e) er geen melding van gemaakt dat volgens hen alle B.V.’s vallend onder [naam groep] (hoofdelijk) aansprakelijk zijn voor de loonverplichtingen jegens hen.
4.6.
De voorzieningenrechter gaat er daarom vanuit dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] niet langer een procespartij is in de verzoekschrift- of kortgedingprocedure waarvoor de bankgarantie is afgegeven. Niet aannemelijk is geworden dat [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] nog een eventuele (loon)vordering op [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] hebben of dat er nog een procedure jegens [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] als werkgever met betrekking tot loonvorderingen van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] aanhangig is. Hieruit volgt dat [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] geen rechten meer kunnen ontlenen aan de bankgarantie.
hebben dan ook geen belang meer bij het behoud daarvan. Nu in art. 5 van de bankgarantie is bepaald dat [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] verplicht zijn het origineel van de bankgarantie aan de Rabobank terug te geven, zodra zij geen rechten meer aan deze bankgarantie kunnen ontlenen – hetgeen thans het geval is – ligt het door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] bij petitum sub 1 gevorderde voor toewijzing gereed, met dien verstande dat de voorzieningenrechter zal bepalen dat de bankgarantie binnen vijf dagen (in plaats van binnen 24 uur) na betekening moet worden teruggegeven.
4.7.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding de gevorderde dwangsom per persoon te matigen en maximeren op € 25.000,00.
4.8.
De voorzieningenrechter zal [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten, tot op heden begroot op € 88,51 (kosten exploot),
€ 2.042,00 (griffierecht) en € 980,00 (salaris advocaat). De gevorderde wettelijke rente daarover zal als niet weersproken eveneens worden toegewezen.
in reconventie
spoedeisend belang
4.9.
Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de zaak, in ieder geval wat betreft de gevorderde staking van executie en opheffing van executoriaal beslag, en is overigens niet
door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] betwist.
overleggen gegevens
4.10.
[gedaagden in conventie, eisers in reconventie] hebben in het kader van de (onderbouwing van de) betwisting van het spoedeisend belang in conventie in reconventie gevorderd dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] een aantal gegevens dient over te leggen. Onder verwijzing naar hetgeen de voorzieningenrechter onder rov. 4.1. heeft overwogen, ligt dit deel van het bij petitum sub (a) gevorderde voor afwijzing gereed.
staken executie
4.11.
Ter beoordeling ligt voor de vraag of [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] onrechtmatig handelt dan wel misbruik maakt van haar bevoegdheid tot parate executie.
4.12.
De voorzieningenrechter stelt dienaangaande voorop dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen meebrengt, dat in een executiegeschil geen inhoudelijk bezwaren tegen een uitspraak aangevoerd kunnen worden, behoudens die, welke nopen tot het oordeel dat sprake is van misbruik van bevoegdheid. De voorzieningenrechter kan derhalve slechts de staking van de executie bevelen in geval van misbruik van bevoegdheid aan de kant van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] Dit zou het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien het te executeren vonnis op grond van ná dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de kant van
[gedaagden in conventie, eisers in reconventie] een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard (HR 22 april 1983, ECLI:NL:HR:1983:AG 4575 (Ritzen/Hoekstra)). In het arrest van 20 december 2019 (ECLI:NL:HR:2019:2026) heeft de Hoge Raad bekrachtigd dat, indien een vordering in kort geding tot schorsing van de tenuitvoerlegging betrekking heeft op een uitspraak waartegen geen rechtsmiddel (meer) openstaat, en de veroordeling waarvan de tenuitvoerlegging ter discussie staat, definitief is, de maatstaf zoals vermeld in het arrest van de Hoge Raad van 22 april 1983 onverkort geldt, en er slechts grond voor schorsing bestaat ingeval van – kort gezegd – misbruik van bevoegdheid ex art. 3:13 BW.
4.13.
Vaststaat dat [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] twee keer in het ongelijk zijn gesteld (zie rov. 2.3. sub c en sub d) en daarbij zijn veroordeeld tot betaling van de proceskosten van (€ 600,00 +
€ 9.141,00 =) € 9.741,00, vermeerderd met de kosten van het exploot van € 97,09 (zie rov. 2.21.), zijnde in totaal € 9.838,09. Gelet op het feit dat [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] in kort geding samen dezelfde vorderingen hebben ingesteld, die ten aanzien van ieder van hen is afgewezen, ligt het in de rede dat de uitgesproken proceskostenveroordelingen hoofdelijk zijn (Hoge Raad 17 maart 2020, ECLI:NL:HR: 2000:AA5169).
4.14.
Bij e-mailbericht van 30 oktober 2019 (zie rov. 2.7.) heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie]
[gedaagden in conventie, eisers in reconventie] verzocht in het kader van de proceskostenveroordelingen € 10.012,54 voor
14 november 2019 te voldoen.
4.15.
Bij exploot van 20 november 2019 (zie rov. 2.8.) heeft de deurwaarder namens [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] bevolen binnen twee dagen € 10.177,33 (€ 600,00 + € 9.141,00 + € 100,00 nasalaris eerste aanleg + € 239,00 nasalaris hoger beroep + € 97,33 kosten exploot) + PM ter zake de proceskosten te betalen.
4.16.
Op 5 december 2019 (zie rov. 2.9.) heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] executoriaal beslag gelegde ten laste van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] voor € 10.252,03 + PM. Hiermee heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] jegens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] een aanvang gemaakt met het executietraject.
4.17.
Op 10 december 2019 (zie rov. 2.11.) heeft de advocaat van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] aan de
advocaat van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] laten weten dat de vordering per die datum € 10.624,35 + PM bedroeg.
4.18.
Op 11 december 2019 (zie rov. 2.12.) heeft de advocaat van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] een bedrag van € 10.177,33 ter zake proceskosten aan de advocaat van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] overgemaakt.
4.19.
Op 12 december 2019 (zie rov. 2.13.) heeft de advocaat van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] aan de advocaat van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] laten weten dat de vordering € 10.624,35 + PM bedroeg en dat hij het bedrag van € 10.177,33 heeft ontvangen.
4.20.
Op 12 december 2019 (zie rov. 2.14.) heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] een verzoek tot begroten van de nakosten bij de rechtbank Limburg ingediend, te begroten op € 1.600,00
(salaris advocaat) en € 103,99 (deurwaarderskosten).
4.21.
Bij exploten van 21 januari 2020 (zie rov. 2.21.) heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] een aanvang gemaakt met het executietraject jegens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] , ten laste van
(€ 9.714 + € 97,09 =) € 9.838,09 + PM, waarop in mindering strekt € 10.177,33.
4.22.
Op 23 januari 2020 (zie rov. 2.22.) heeft de deurwaarder namens [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] desgevraagd aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] laten weten dat op dat moment nog een bedrag van € 523,20 openstond, zijn de betekeningskosten ad € 97,09 en een restantbedrag van de hoofdsom/executiekosten ad € 426,11.
4.23.
Gelet op de hiervoor chronologische weergegeven feiten (4.13.-4.22.) is de voorzieningenrechter met [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] van oordeel dat onvoldoende duidelijk is hoe de PM-kosten zijn opgebouwd, welke omvang de PM-kosten hebben en hoeveel de beweerdelijk nog te innen nakosten bedragen. Wat de nakosten betreft, is bovendien nog een verzoekschriftprocedure bij de rechtbank Limburg aanhangig is. Gelet op (i) de onzekerheid en de onduidelijkheid wat betreft van omvang van de post PM en de nakosten, (ii) het al wel betaalde aanzienlijke deel van de proceskosten van € 10.177,33 en (iii) de nog aanhangig zijnde verzoekschriftprocedure ter begroting van de nakosten, is de voorzieningenrechter van oordeel dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] misbruik van haar executiebevoegdheid maakt indien zij de executie voortzet jegens [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] , zolang nog geen duidelijkheid is verkregen over de nog lopende procedure ter zake de nakosten. Gelet hierop ligt het bij petitum onder b sub i gevorderde voor toewijzing gereed, waarbij de voorzieningenrechter zal bepalen dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] de executie dient te staken totdat duidelijkheid is verkregen in de nog lopende verzoekschriftprocedure over het begroten van de nakosten.
4.24.
De voorzieningenrechter zal de gevorderde dwangsom maximeren als onder (5) is vermeld.
opheffen beslag woning
4.25.
Bij de beoordeling van de vordering in kort geding tot opheffing van beslagen dient de voorzieningenrechter te letten op enerzijds de deugdelijkheid van de vordering door de beslaglegger en anderzijds diens belang bij handhaving van het beslag tegenover het belang
van de beslagene bij opheffing.
4.26.
Volgens vaste jurisprudentie is het aan degene die opheffing vordert om met
inachtneming van de beperkingen van de procedure in kort geding aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag, ook al is in beginsel sprake van één van de in lid 2 genoemde opheffingsgronden (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481; HR 25 november 2005, NJ 2006/148).
4.27.
De voorzieningenrechter gaat voorbij aan de (primaire) stelling zijdens [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] misbruik maakt van de haar toekomende executiebevoegdheid omdat op de
helewoning beslag is gelegd, terwijl slechts op het
aandeelvan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] beslag mocht worden gelegd en niet op (ook) op het aandeel van haar partner. Haar partner is immers geen procespartij in het onderhavige kort geding, terwijl gesteld noch gebleken is van een volmacht op grond waarvan [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] namens de partner van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] procedeert.
4.28.
Onder verwijzing naar rov. 4.13. staat vast dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] op het moment dat zij het executietraject jegens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] startte, een vordering op [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] had van (in ieder geval) € 9.838,09, die toen nog niet door [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] was voldaan. Uit hoofde daarvan kon en mocht [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] executoriaal beslag op het aandeel van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] in de woning leggen.
4.29.
Nu, zoals hiervoor al is overwogen, de voorzieningenrechter [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zal bevelen de executie te staken en gestaakt te houden totdat duidelijkheid is verkregen in de nog lopende verzoekschriftprocedure met betrekking tot de nakosten, dient het belang dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft bij het handhaven van het executoriale beslag vooralsnog te prevaleren boven het belang van de [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] bij opheffing van het executoriale beslag. Het bij petitum onder b sub ii en sub iii gevorderde zal om die reden worden afgewezen.
terugbetaling € 10.177,33
4.30.
De voorzieningenrechter zal het bij petitum onder b sub iv gevorderde afwijzen bij gebrek aan grondslag. Vaststaat immers dát [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] de (onherroepelijke) proceskosten (zie rov. 4.13) verschuldigd zijn aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] Hieraan doet op geen enkele wijze af dat zowel [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] als [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] een rechtsbijstandverzekering hebben bij DAS, zodat de voorzieningenrechter daaraan voorbijgaat.
hernieuwde bankgarantie
4.31.
Gelet op al wat hiervoor is overwogen, komt de vordering onder b sub v niet voor toewijzing in aanmerking. Deze zal dan ook worden afgewezen.
integrale proceskosten
4.32.
De voorzieningenrechter gaat voorbij aan de gevorderde integrale proceskosten,
wegens het ontbreken van een grondslag.
4.33.
Nu partijen in reconventie over en weer deels in het ongelijk zijn gesteld, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de proceskosten te compenseren aldus, dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] hoofdelijk om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis, de bankgarantie van de Rabobank U.A. met nummer GU702354BBG, groot
€ 100.000,=, die op 2 juli 2018 door of namens [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] aan [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] is verstrekt, terug te geven, zulks door middel van afgifte van alle originele exemplaren van die bankgarantie aan de Rabobank, zulks op verbeurte van een dwangsom van maximaal
€ 25.000,00 per persoon, indien [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] niet of niet tijdig tot teruggaaf van de bankgarantie overgaan,
5.2.
veroordeelt [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] begroot op € 3.110,51, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na het wijzen van vonnis, als [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] in gebreke blijven met betaling hiervan, zulks tot de dag der algehele voldoening,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.5.
beveelt [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 10.000,00 per dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, met een maximum van
€ 100.000,00, om onmiddellijk na betekening van dit vonnis de executie van het vonnis van de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, locatie Roermond, gewezen in kort geding op 11 oktober 2018 tussen partijen, en de executie van het arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch, gewezen in appel in kort geding op 29 oktober 2019 tussen partijen, te staken en gestaakt te houden totdat duidelijkheid is verkregen op het op 12 december 2019 bij de rechtbank Limburg, locatie Roermond, ingediende verzoekschrift tot begroting van de nakosten,
5.6.
verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2020. [1]

Voetnoten

1.type: JC