3.3Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1 en 2
Inleiding
In de nacht van 1 oktober 2018 heeft in de woning aan de [adres] te Kessel een woningoverval plaatsgevonden.
Aan de verdachte is onder feit 1 – kort gezegd – tenlastegelegd dat hij zich samen met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan deze woningoverval dan wel dat hij hieraan medeplichtig is geweest. Onder feit 2 is aan de verdachte – kort gezegd – tenlastegelegd dat hij op 26 september 2018 uit diezelfde woning een geldbedrag heeft gestolen. Om de leesbaarheid van dit vonnis te bevorderen zal de rechtbank de feiten 1 en 2 gezamenlijk bespreken.
De aangifte
Door [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) is op 1 oktober 2018 om 03:02 uur aangifte gedaan van een woningoverval. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij en haar echtgenoot [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) op 26 september 2018 naar de betreffende woning aan de [adres] te Kessel zijn verhuisd. De verhuizing is verzorgd door het bedrijf [bedrijf] uit Susteren. Op de dag van de verhuizing heeft [slachtoffer 1] aan de verhuizers verteld dat zij en haar echtgenoot kort daarvoor hun bedrijf hadden verkocht.
Op 1 oktober 2018 omstreeks 02:30 uur werden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] opgeschrikt door twee gemaskerde mannen die in hun slaapkamer stonden. [slachtoffer 1] hoorde direct een van de mannen schreeuwen: ‘
Geld, geld, geld. Ik weet dat jullie geld hebben want jullie hadden een bedrijf.’[slachtoffer 1] heeft voorts verklaard tijdens de overval aan de daders te hebben verteld dat er geen geld in de woning aanwezig was. Er was echter wel een geldbedrag in de woning aanwezig. Dit geldbedrag hadden de bewoners bewaard en weggestopt in een verhuisdoos. Onderin deze verhuisdoos bevond zich een geldkistje, blauw van kleur, met daarin een geldbedrag ter hoogte van € 25.000,-. Bovenop dit geldkistje waren bewust diverse spullen geplaatst, om het geldkistje aan het zicht te onttrekken. Na de overval zagen de bewoners dat dit geldkistje was weggenomen. [slachtoffer 1] heeft voorts verklaard dat het bedrag van € 25.000,- was verdeeld in een tiental stapels. Deze stapels geld waren samengebonden door middel van elastiekjes. Over de daders heeft [slachtoffer 1] verklaard dat deze een opvallend Limburgs accent hadden. Dit opvallende accent deed haar meteen aan de verhuisploeg denken. [slachtoffer 1] heeft voorts verklaard dat de verhuisdoos met daarin het geldkistje niet door de verhuizers maar door haarzelf is verhuisd.
Op 1 oktober 2018 is door [verbalisant] een sporenonderzoek bij de woning ingesteld. Uit dit onderzoek bleek dat de achterdeur van de woning was opengebroken. De schildplaat was aan de buitenzijde, onder de deurkruk, weggebroken. Het buitenste gedeelte van de slotcilinder was afgebroken.
Op 1 oktober 2018 om 10:30 uur heeft [slachtoffer 1] aanvullend verklaard dat de verhuisdoos met daarin het betreffende geldkistje op de dag van de verhuizing in haar auto heeft gestaan. Zij heeft de doos zelf naar de nieuwe woning gebracht. Deze doos stond na de verhuizing op de kamer naast de muurkast. Er stond ‘
badkamer’ op de bewuste doos en er lagen badmatten en een deken op het geldkistje in deze doos. Toch hebben de daders het geldkistje gevonden.[slachtoffer 1] heeft later nog verklaard dat zij op de dag van de verhuizing bij haar dochter is gaan eten. De verhuisdoos met daarin het geldkistje is toen in de keuken blijven staan.Het geld in het geldkistje bestond uit stapels van telkens vijftig briefjes van € 50,-. In 2017 is het geldbedrag voor het laatst geteld.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat in het geldkistje een bedrag van ongeveer € 20.000,- tot
€ 25.000,- zat. In het geldkistje zaten bijna allemaal bankbiljetten van vijftig euro. Deze bankbiljetten zaten in pakketjes van vijftig briefjes bij elkaar met een elastiek eromheen.
Op het spoor van de verdachte
Na de woningoverval is door de politie een onderzoek ingesteld, onder meer naar het door [slachtoffer 1] genoemde verhuisbedrijf. Uit onderzoek kwam naar voren dat de verdachte als verhuizer bij deze verhuizing aanwezig was geweest. Naar aanleiding van deze bevindingen in combinatie met TCI-informatie heeft de politie van 12 maart 2019 tot en met 9 april 2019 de telecommunicatie van de verdachte opgenomen. Daaruit blijkt dat de verdachte op
21 maart 2019 telefonisch contact heeft opgenomen met een persoon genaamd
[naam 1] . In dit telefoongesprek zegt de verdachte onder meer:
- ‘jonge ik heb daar gewerkt’
- ‘dus als puntje bij paaltje komt pik en ik loop prevelen dan kan ik gewoon 3 – 4 – 5 jaar pakken’;
- ‘kunt gaan prevelen want dan uh pik, maar ik ben tipgever, dat is harder he pik’.
De verdachte is vervolgens op 9 april 2019 door de politie aangehouden. De verdachte heeft verklaard op 26 september 2018 bij de betreffende verhuizing aanwezig te zijn geweest en tijdens deze verhuizing een verhuisdoos met daarin een geldkistje te hebben waargenomen. In dit geldkistje lagen bundeltjes met briefgeld en een aantal losse biljetten. Deze bundeltjes waren bij elkaar gebonden met dunne elastieken. De verdachte heeft vervolgens een geldbedrag uit dit geldkistje weggenomen.Van deze diefstal van een geldbedrag op
26 september 2018 heeft [slachtoffer 1] op 10 juli 2019 aangifte gedaan.
Over de hoogte van het op 26 september 2018 gestolen geldbedrag
In het procesdossier bevinden zich WhatsApp-berichten die door de verdachte naar zijn zus zijn gestuurd. Op 2 oktober 2018 stuurt verdachte aan zijn zus dat hij een riem heeft gekocht met een certificaat erbij.Ook stuurt hij dat hij zo nog even een nieuwe telefoon moet gaan halen.Op 3 oktober 2018 appt de verdachte naar zijn zus dat hij een jas van het merk Moncler heeft gekocht, waarop zijn zus antwoordt: ‘
Ja zijn ook mooie jassen maar zijn zo duur. Is bijna onze huur.’De verdachte heeft ter terechtzitting als getuige verklaard dat deze jas € 550,- heeft gekost.Op 20 oktober 2018 heeft de verdachte een foto van zijn nieuwe tattoo naar [medeverdachte 1] gestuurd.De verdachte heeft ter terechtzitting als getuige verklaard dat deze tattoo € 160,- of € 180,- heeft gekost.
Bij de politie heeft de verdachte verklaard dat hij van het geldbedrag dat hij op 26 september 2018 uit het geldkistje heeft gestolen twee keer naar de dierentuin is geweest, naar de Apenheul, is gaan uiteten en de rest zo heeft opgemaakt, aan eten en aan wiet.
Uit telecomgegevens blijkt dat de verdachte de middag van de verhuizing, tussen 12:15:03 en 12:35:39 uur, via WhatsApp naar [medeverdachte 1] onder meer de volgende berichten heeft gestuurd:
- ‘
Ik ga niet meer pleiten’
- ‘Heb net goeie gemaakt”
- ‘Heb zeker 4K’
- ‘Gepakt’.
Ook heeft de verdachte die middag om 14:51:46 en 15:09:46 uur naar [medeverdachte 1] gebeld. Gedurende de registratie van 14:51 uur bevond de verdachte zich in een geografisch gebied alwaar onder andere [bedrijf] is gelegen.
De verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
[medeverdachte 1] heeft verklaard die middag bovenstaand WhatsApp-bericht van de verdachte te hebben ontvangen. Later die middag hebben hij en de verdachte elkaar op een parkeerplaats ontmoet. De verdachte heeft toen aan [medeverdachte 1] het geld laten zien dat hij bij de verhuizing had weggenomen. [medeverdachte 1] zag meteen dat dit een groter geldbedrag was dan de ‘4K’ waarover de verdachte hem eerder die middag een bericht had gestuurd. [medeverdachte 1] zag dat de verdachte vier bundels geld en nog een aantal losse biljetten uit zijn broekzak en vest haalde.De verdachte heeft later tegen [medeverdachte 1] verteld dat het totaalbedrag € 11.500,- bedroeg.De verdachte vertelde verder tijdens dit gesprek dat in de betreffende woning veel meer te halen was, dat die mensen in een verhuizing zaten en dat [medeverdachte 1] snel moest zijn. De verdachte kan dit volgens [medeverdachte 1] hebben gezegd om zijn eigen diefstal op
26 september 2018 te verhullen. De verdachte vertelde vervolgens aan [medeverdachte 1] dat het geld in een verhuisdoos zat, dat op deze verhuisdoos het woord ‘
badkamer’stond en dat deze verhuisdoos zich in een kamer bovenaan de trap aan de linkerkant bevond. De verdachte zou hierbij tegen [medeverdachte 1] hebben gezegd: ‘
Denk aan mij als je dat gedaan hebt’. Het plan was dat de verdachte het precieze adres aan [medeverdachte 1] zou geven, maar omdat de verdachte die week niet meer hoefde te werken bij het verhuisbedrijf heeft [medeverdachte 1] het aan een collega van de verdachte, te weten [getuige] , gevraagd. [medeverdachte 1] heeft naar aanleiding van deze informatie van de verdachte op 1 oktober 2018 een overval op deze woning gepleegd. De verdachte heeft voor het geven van de tip na afloop van de woningoverval tipgeld ontvangen. Op maandagavond, de avond na de overval, is de verdachte dit geld bij [medeverdachte 1] op komen halen. [medeverdachte 1] heeft verder verklaard bij de woningoverval een geldkistje met daarin een geldbedrag van € 12.500,- te hebben gestolen, waarvan de verdachte € 2.000,- aan tipgeld heeft gekregen.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij op 1 oktober 2018 samen met [medeverdachte 1] de tenlastegelegde woningoverval heeft gepleegd. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij twee tot drie dagen voor het plegen van het feit door [medeverdachte 1] is aangesproken. [medeverdachte 1] had een tip gekregen van iemand. Het zou om een simpele inbraak gaan. Opdracht was om tijdens de inbraak alles overhoop te gooien om een andere diefstal te verhullen. [medeverdachte 1] zei de tip van de verhuizers te hebben gekregen. [medeverdachte 2] heeft van tevoren geen contact met de tipgever gehad, dit is allemaal via [medeverdachte 1] gegaan. [medeverdachte 1] had gezien dat deze tipgever iets van
€ 10.000,- in zijn handen had. [medeverdachte 2] heeft verder verklaard dat de tipgever na afloop van de woningoverval tipgeld heeft gekregen, te weten een bedrag van € 2.000,-. [medeverdachte 2] heeft verder verklaard dat ze bij de woningoverval een geldbedrag van net € 12.000,- hebben gestolen.
De verklaring van de getuige [getuige]
heeft ter terechtzitting als getuige verklaard dat hij na 26 september 2018 op verzoek van [medeverdachte 1] het adres van de betreffende woning in het navigatiesysteem van het verhuisbedrijf heeft opgezocht en hiervan een foto naar [medeverdachte 1] heeft gestuurd. [getuige] heeft voorts verklaard geen overige informatie over een eventuele buit of de woning te hebben gegeven. [getuige] is niet bij de verhuizing op 26 september 2018 aanwezig geweest.
Het oordeel van de rechtbank over de weggenomen geldbedragen
De rechtbank acht op basis van bovenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, bewezen dat de verdachte op 26 september 2018 uit een geldkistje een geldbedrag ter hoogte van € 11.500,- heeft gestolen en dat bij de woningoverval op 1 oktober 2018 een geldkistje met daarin een geldbedrag van € 12.500,- is weggenomen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit de verklaringen van de aangevers volgt dat zich op 26 september 2018 in het geldkistje een geldbedrag tussen de € 20.000,- en € 25.000,- bevond. Dit geldbedrag was verdeeld in stapeltjes van € 2.500,-, bestaande uit 50 briefjes van € 50,-, met om elk bundeltje een elastiek. De verdachte heeft verklaard tijdens de verhuizing op 26 september 2018 een geldbedrag uit dit betreffende geldkistje te hebben gestolen. De verdere verklaring van verdachte, inhoudende dat de verhuisdoos met daarin het geldkistje door het verhuisbedrijf is verhuisd (en niet door [slachtoffer 1] zelf) en dat hij tijdens deze verhuizing slechts een geldbedrag ter hoogte van € 1.000,- heeft weggenomen, vindt de rechtbank niet aannemelijk geworden. Door [slachtoffer 1] is verklaard dat zij de verhuisdoos met daarin het geldkistje zelf heeft verhuisd en dat deze doos slechts een kort onbewaakt ogenblik in de keuken van de nieuwe woning heeft gestaan. De rechtbank ziet geen reden om aan de juistheid van de verklaring van [slachtoffer 1] op dit punt te twijfelen. Enige aanleiding om te veronderstellen dat er meerdere geldkistjes met inhoud in de woning aanwezig waren ziet de rechtbank niet. De rechtbank verwijst voor wat betreft de hoogte van het weggenomen geldbedrag door de verdachte op 26 september 2018 onder meer naar de inhoud van het WhatsApp-bericht dat diezelfde middag door de verdachte naar [medeverdachte 1] is gestuurd, inhoudende dat hij ‘zeker 4K had gepakt’. [medeverdachte 1] heeft verklaard die middag bij de verdachte een viertal bundels geld en een aantal losse bankbiljetten te hebben waargenomen, waarover [medeverdachte 1] meteen tegen de verdachte zei dat dit meer was dan € 4.000,-. Uit de inhoud van dit WhatsApp-bericht en de daarop volgende waarnemingen door en het gesprek met [medeverdachte 1] leidt de rechtbank af dat de verdachte in de veronderstelling was dat elke bundel een geldbedrag van € 1.000,- zou bevatten. Dat door de verdachte op die dag meer dan de door hem verklaarde € 1.000,- is weggenomen vindt ook steun in het uitgavenpatroon van de verdachte kort na de diefstal. De rechtbank ziet, gelet op het bovenstaande, geen aanleiding om de verklaringen van de aangevers, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op dit punt als onbetrouwbaar te bestempelen en zal de verklaring van [medeverdachte 1] voor wat betreft de hoogte van het tijdens de woningoverval op
1 oktober 2018 gestolen geldbedrag dan ook volgen.
De rechtbank acht aldus bewezen dat door de verdachte op 26 september 2018 een geldbedrag uit de woning in Kessel is gestolen, zoals onder feit 2 tenlastegelegd, waarbij de rechtbank uitgaat van een bedrag van € 11.500,-. De rechtbank acht voorts bewezen dat op
1 oktober 2018 het geldkistje met daarin nog een geldbedrag van € 12.500,- is weggenomen.
De rol van de verdachte bij de woningoverval op 1 oktober 2018 (feit 1)
Een volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is hoe de rol die de verdachte heeft gespeeld bij de woningoverval op 1 oktober 2018 moet worden gekwalificeerd. Op basis van het vorenstaande stelt de rechtbank het volgende vast.
De verdachte is op 26 september 2018 in de hoedanigheid van verhuizer bij de verhuizing van de inboedel naar de woning aan de [adres] te Kessel aanwezig geweest. De verdachte heeft die middag in deze woning uit een geldkistje € 11.500,- gestolen. De verdachte heeft vervolgens vrijwel direct naar [medeverdachte 1] geappt dat hij ‘zeker 4k had gepakt’. Later die middag hebben zij elkaar ook nog ontmoet. Tijdens deze ontmoeting heeft de verdachte aan [medeverdachte 1] het geldbedrag laten zien dat hij uit de woning had gestolen. De verdachte heeft vervolgens aan [medeverdachte 1] verteld dat er nog veel meer geld te halen viel, maar dat [medeverdachte 1] wel snel moest zijn. Dan zouden de bewoners niet merken dat er al door hem een geldbedrag uit het geldkistje verdwenen was. Ook moest tijdens de inbraak alles overhoop worden gehaald om die eerdere diefstal te verhullen. De verdachte heeft vervolgens meerdere details over het te stelen geldbedrag gedeeld, zoals dat het geld in een geldkistje zat, dat dit geldkistje in een verhuisdoos zat, dat op deze verhuisdoos het woord ‘
badkamer’stond en dat deze verhuisdoos in een van de kamers op de bovenverdieping stond. Ook heeft de verdachte verteld dat de bewoners onlangs hun bedrijf hadden verkocht. Omdat de verdachte die week niet meer hoefde te werken bij het verhuisbedrijf was het voor hem niet mogelijk het precieze adres aan [medeverdachte 1] te geven. [medeverdachte 1] heeft dit daarom vervolgens aan [getuige] gevraagd. Bij het geven van bovenstaande informatie heeft de verdachte nog aan [medeverdachte 1] gezegd: ‘
Denk aan mij als je dat gedaan hebt’. De dag na de woningoverval is de verdachte meteen bij [medeverdachte 1] thuis zijn aandeel op komen halen, te weten (nog eens) een geldbedrag van € 2.000,-.
Gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, en hetgeen daarover hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat er sprake is geweest van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders, dat verdachte moet worden aangemerkt als medepleger. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De verdachte is degene die bij de verhuizing op 26 september 2018 aanwezig is geweest, die tijdens deze verhuizing al een groot geldbedrag uit het betreffende geldkistje heeft gestolen en vervolgens [medeverdachte 1] van de aanwezigheid van een resterend geldbedrag in deze woning op de hoogte heeft gesteld. Daarbij heeft de verdachte meerdere essentiële en kloppende details gedeeld, bijvoorbeeld dat de bewoners pas hun bedrijf hadden verkocht, dat het geldkistje in een verhuisdoos zat met het woord ‘
badkamer’ erop en dat de verhuisdoos in een kamer op de bovenverdieping van de woning stond. Ook kreeg [medeverdachte 1] de opdracht snel te zijn en de woning overhoop te halen, zodat de diefstal van de verdachte op 26 september 2018 niet aan het licht zou komen en nergens uit zou blijken dat de daders al wisten waar het geldkistje zich bevond. De avond na de overval heeft de verdachte zijn deel van de buit bij [medeverdachte 1] opgehaald. Dat de verdachte om praktische redenen het precieze adres van de woning niet aan [medeverdachte 1] heeft gegeven doet niets af aan de rol die de verdachte heeft gespeeld. De rechtbank verwijst voor wat betreft die rol ook naar het tapgesprek waarin de verdachte zelf zegt de tipgever te zijn geweest.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat de rol van de verdachte veel verder ging en dat de enkele reden voor de verdachte om niet lijfelijk aanwezig te zijn bij de inbraak op
1 oktober 2018 is naar het oordeel van de rechtbank gelegen in het feit dat de verdachte slechts een paar dagen voorafgaand aan de woningoverval in de woning aanwezig was geweest en met de bewoner had gesproken, waardoor een herkenning een te groot risico zou opleveren. De rechtbank is op grond van het dossier en op grond van het onderzoek ter terechtzitting tot het oordeel gekomen dat de verdachte moet worden aangemerkt als organisator van dit delict, dat hij door anderen heeft laten uitvoeren omdat zijn aanwezigheid een te groot risico op zou leveren. Tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] bestaan kennelijk, zo bleek mede uit het onderzoek ter terechtzitting, vaste afspraken met betrekking tot het plegen van strafbare feiten en het verdelen van de buit, die derhalve niet telkens geëxpliciteerd behoeven te worden. Tussen de verdachte en [medeverdachte 1] is in casu ruzie ontstaan over de persoon die [medeverdachte 1] had meegenomen om de woninginbraak te plegen, kennelijk omdat de verdachte het niet eens was met deze keuze van [medeverdachte 1] . Het was naar de beleving van de verdachte kennelijk
zijnwoninginbraak, waar hij ook de zeggenschap over had. De verdachte is voorafgaand aan de diefstal zeer actief betrokken geweest bij de voorbereiding en wijze van uitvoering van de diefstal. Nadat de diefstal gepleegd was, die uitgemond is in een woningoverval, heeft de verdachte zich hiervan niet gedistantieerd, maar is hij, zodra hij kennis nam van het gepleegd zijn van de woningoverval, zijn aandeel gaan ophalen bij [medeverdachte 1] thuis.
De rechtbank is alles overwegende van oordeel, anders dan de officier van justitie en de verdediging, dat de samenwerking van de verdachte met zijn mededaders zodanig volledig en nauw is geweest dat bij de verdachte van medeplegen dient te worden gesproken. Dat de verdachte niet lijfelijk aanwezig is geweest op de plaats van het misdrijf van 1 oktober 2018 doet volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad hier niets aan af.
De rechtbank heeft zich voorts de vraag gesteld of het opzet van de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, zich ook uitstrekte tot het door de medeverdachten bij die inbraak gepleegd geweld. Een sterke aanwijzing daartoe levert het feit op dat de verdachte, toen hij kennis droeg van het feit dat de geplande woninginbraak uitgelopen was op een woningoverval, binnen korte tijd zijn deel van de buit op is gaan halen bij medeverdachte [medeverdachte 1] thuis. Uit deze gedraging valt af te leiden dat de verdachte zich niet gedistantieerd heeft van de gepleegde woningoverval en het gepleegde geweld daarmee kennelijk op de koop toe heeft genomen. Uit de justitiële documentatie van de verdachte blijkt voorts dat hij eerder veroordeeld is voor een diefstal met geweld, gepleegd op 19 oktober 2015. Ook daarin kan een aanwijzing worden gevonden dat de verdachte zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, zich uitstrekte tot het door de medeverdachten gepleegde geweld. De rechtbank is echter van oordeel dat in casu uit de bewijsmiddelen onvoldoende aanwijzingen naar voren komen om die vraag bevestigend te beantwoorden. Op basis van de inhoud van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank tot het oordeel dat het opzet van de verdachte was gericht op het medeplegen van een woninginbraak. Dat de verdachte wist dan wel kon weten dat zijn mededaders tijdens de woninginbraak de bewoners zouden bedreigen met geweld en zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, ook daarop was gericht, is naar het oordeel van de rechtbank niet uit het dossier gebleken. De verdachte zal om die reden onder feit 1 primair worden veroordeeld voor het medeplegen aan een woninginbraak. Voor het overige zal de verdachte worden vrijgesproken.
Vrijspraakoverweging portemonnee
De rechtbank is van oordeel dat niet bewezen kan worden verklaard dat op 1 oktober 2018 een portemonnee uit de woning is weggenomen, met als gevolg dat de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
Feit 3
In de mobiele telefoon van [medeverdachte 1] werd een WhatsApp-gesprek met de verdachte aangetroffen. Op 5 november 2018 om 21:19 uur ontving [medeverdachte 1] van de verdachte een foto. Op deze foto is een doorzichtig plastic zakje met daarin gouden sieraden te zien.Bij deze foto stuurde de verdachte het volgende bericht: ‘
Hahaha. Was weer ff werken’. Om 21.28 uur stuurde de verdachte: ‘
Precies maar ik moet delen met [getuige] . Maar heb ik zelf gedaan. Ik riep hem voor op te letten. Kon ook alles alleen pakken. Maar beetje gunnen toch.’
Bij de politie rees vervolgens het vermoeden dat de verdachte op 5 november 2018 betrokken was geweest bij een verhuizing in opdracht van [bedrijf] te Susteren.In een schrijven van het verhuisbedrijf stond dat de verdachte incidenteel op proef had meegelopen. Blijkens deze lijst hadden op 5 november 2018 een tweetal verhuizingen plaatsgevonden, waaronder een verhuizing in Landgraaf.
De verbalisant heeft vervolgens telefonisch contact opgenomen met [naam 2] . Zij bevestigde vorig jaar verhuisd te zijn. Haar inboedel was verhuisd door [bedrijf] uit Susteren. Zij herkende op de foto de SOS-hanger, een ring en een ketting als sieraden die zij in haar bezit had gehad en thans uit haar sieradendoos mist. Dit sieradendoosje had zij tijdens de verhuizing verpakt in een verhuisdoos. Het kan zijn dat deze sieraden tijdens de verhuizing van haar inboedel zijn gestolen.[naam 2] heeft op 28 juli 2019 aangifte van deze diefstal gedaan.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op basis van bovenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 5 november 2018 in Landgraaf sieraden heeft gestolen.