ECLI:NL:RBLIM:2020:10178

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 december 2020
Publicatiedatum
21 december 2020
Zaaknummer
C/03/230102 / HA ZA 17-8
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake benoeming deskundige in civiele procedure over medische aansprakelijkheid

In deze civiele procedure, die zich afspeelt in de Rechtbank Limburg, is op 16 december 2020 een tussenuitspraak gedaan in een zaak tussen eisers, waaronder een minderjarige, en de Stichting Zuyderland Medisch Centrum en Stichting Atrium-Orbis Medisch Centrum. De zaak betreft een medische aansprakelijkheidskwestie waarbij de rechtbank eerder op 18 maart 2020 had bevolen dat eisers radiologische gegevens, waaronder MRI-beelden, dienden te overleggen. De rechtbank constateert dat in de processtukken naar MRI-beelden wordt verwezen, terwijl het in werkelijkheid om CT/CTA-beelden gaat. Dit werd door eisers op 13 mei 2020 gecorrigeerd.

De rechtbank heeft aanleiding gezien om een neuro-radioloog te benoemen, omdat er onduidelijkheid bestaat over de aanwezigheid van een arterio-veneuze malformatie (AVM) in de hersenen van de betrokken patiënt, Pärna. De rechtbank benoemt prof. dr. A. van der Lugt als deskundige en stelt hem vragen over de aanwezigheid van een AVM en de relevantie van zijn bevindingen. De rechtbank heeft ook de kosten van het deskundigenonderzoek vastgesteld op € 1.060,00, die door Zuyderland moeten worden gedeponeerd. De verdere procedure wordt aangehouden in afwachting van het deskundigenbericht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer C/03/230102 / HA ZA 17-8
Vonnis van 16 december 2020
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

2. [eiser 1], in zijn hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van zijn minderjarige dochter
[minderjarige],
beiden wonend te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. R.H.M. Wagemans,
tegen
de stichting
STICHTING ZUYDERLAND MEDISCH CENTRUM,
voorheen genaamd
STICHTING ATRIUM-ORBIS MEDISCH CENTRUM,
statutair gevestigd te Sittard-Geleen, kantoorhoudend aan de Henri Dunantstraat 5, 6419 PC Heerlen,
gedaagde,
advocaat mr. P. Oskam.
Partijen zullen hierna (eisers tezamen en in mannelijk enkelvoud) [eisers] en afzonderlijk
[eiser 1] en [minderjarige] respectievelijk Zuyderland genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van 18 maart 2020
- de akte uitlating van 13 mei 2020 aan de zijde van [eisers]
- de akte uitlating van 13 mei 2020aan de zijde van Zuyderland
- de akte uitlating van 1 juli 2020 aan de zijde van Zuyderland
- de akte uitlating van 29 juli 2020 aan de zijde van [eisers]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
Dit vonnis is gewezen door een nieuwe meervoudig samengestelde kamer, omdat mr. M.J.H.A.Venner-Lijten haar werkzaamheden als rechter feitelijk heeft beëindigd wegens haar aanstaand vertrek uit de rechterlijke macht. Partijen zijn van deze rechterswisseling op de hoogte gesteld bij brief van 4 november 2020. Ten tijde van het wijzen van dit vonnis is geen reactie van partijen ontvangen op grond waarvan de rechtbank actie zou moeten ondernemen.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank heeft bij vonnis van 18 maart 2020 [eisers] bevolen om bij akte de radiologische beoordeling, de MRI-beelden en het operatieverslag in het geding te brengen. De rechtbank overweegt dat op diverse plaatsen in de processtukken wordt verwezen naar MRI-beelden en dat deze benaming door de rechtbank in het vonnis dienovereenkomstig is overgenomen. Het betreffen echter CT/CTA-beelden. Waar in het vonnis van 18 maart 2020 verwezen wordt naar MRI-beelden dient dan ook CT/CTA-beelden gelezen te worden. De in het vonnis van 18 maart 2020 bedoelde stukken zijn inmiddels door [eisers] bij akte van 13 mei 2020 verstrekt, waarmee [eisers] voldaan heeft aan hetgeen hem in r.o. 3.1. van voormeld vonnis is bevolen.
2.2.
Bij deze door [eisers] in het geding gebrachte stukken bevindt zich een brief met verslagdatum 13 september 2012 van radioloog i.o. drs. [radioloog i.o] (hierna: [radioloog i.o] ) en radioloog prof. dr. [radioloog] (hierna: [radioloog] ). Daarin staat voor zover relevant:
“(…) De CTA toont ter plaatse van de intraparenchymateuze bloeding links frontaal een arterio veneuze malformatie. (…)
Conclusie:
Grote intraparenchymateuze bloeding links frontaal met uitgebreide doorbraak in het ventrikelsysteem en subarachnoïdale ruimte. De CTA toont ter plaatse van de intraparenchymateuze bloeding een arterio veneuze malformatie. Geen aneurysmata.
Intercraniële drukverhoging, nog geen inklemming.”
2.3.
Voorts bevindt zich in de stukken (productie 6 bij exploot van dagvaarding) een brief van 12 september 2012, waarin arts-ass. gynaecologie [arts-ass. gynaecologie] (hierna: [arts-ass. gynaecologie] ) en gynaecoloog prof. dr. [gynaecoloog] (hierna: [gynaecoloog] ) opmerkten
“Op CT blijkt sprake van een forse bloeding frontaal links met doorbraak in ventrikel en midlineshift, mogelijk op basis van arterio-veneuze malformatie (AVM).
2.4.
De rechtbank heeft in het vonnis van 18 maart 2020 overwogen in het door Duvekot gestelde - dat het volgens hem niet geheel zeker is of er in dit geval sprake was van een AVM en een oordeel van een neuroloog of neuro-radioloog daarover volgens hem van toegevoegde waarde zou kunnen zijn - aanleiding te zien om een neuro-radioloog (met als aandachtsgebied hersenen) tot deskundige te benoemen. Zuyderland heeft bij akte van
1 juli 2020 betoogd dat een onderzoek door een neuro-radioloog achterwege kan blijven, gelet op de inhoud van de brief van 13 september 2012 van [radioloog i.o] en [radioloog] . De rechtbank volgt Zuyderland daarin niet. Het bestaan van een AVM kan alleen op basis van die brief niet worden aangenomen. Immers, waar [radioloog i.o] en [radioloog] stellig zijn over het aanwezig zijn van een AVM, drukken [arts-ass. gynaecologie] en [gynaecoloog] zich voorzichtiger uit. Zij spreken over
mogelijkeen AVM. Dit verschil rechtvaardigt benoeming van een neuro-radioloog.
2.5.
Uit de stellingen van partijen is van geen bezwaar gebleken tegen de benoeming van een aan het Erasmus MC verbonden neuro-radioloog. Prof. dr. A. van der Lugt heeft de rechtbank desgevraagd meegedeeld dat het hem vrij staat om als deskundige op te treden en dat hij daartoe bereid is.
2.6.
De rechtbank heeft kennis genomen van hetgeen partijen ten aanzien van de aan de deskundige te stellen vragen in hun aktes naar voren hebben gebracht. Indien de te benoemen neuro-radioloog oordeelt dat er bij Pärna sprake was van een AVM dient de deskundige ook gemotiveerd toe te lichten waaruit zulks blijkt. De rechtbank zal dit in de formulering van de vraagstelling opnemen. In dat geval zal Duvekot dienen aan te geven of de bevindingen van de neuro-radioloog hem aanleiding geven zijn rapportage te herzien of aan te passen. Zo ja, dan dient Duvekot gemotiveerd toe te lichten op welke punten en waarom zijn rapportage herziening of aanpassing verdient. De overige voorgestelde vragen zullen niet aan de deskundige en Duvekot worden voorgelegd, omdat deze niet relevant zijn en/of buiten het bereik van het onderzoek vallen.
2.7.
Duvekot en Van der Lugt hebben te kennen gegeven dat zij graag wensen te beschikken over alle bij Pärna gemaakte radiologische onderzoeken, waarmee zij bedoelen dat zij kopieën van alle bij Pärna afzonderlijk gemaakte opnames van radiologisch en mogelijk ook echoscopisch onderzoek wensen te ontvangen. Daarnaast willen zij beschikken over een afschrift van het operatieverslag van de neurochirurgen van de operatie die bij Pärna is verricht en - indien aanwezig - een goede kopie ontvangen van het fotomateriaal dat tijdens de ingreep is gemaakt. Voor zover deze stukken nog geen deel uitmaken van de bescheiden die [eisers] bij akte van 13 mei 2020 heeft verstrekt, wordt [eisers] in de gelegenheid gesteld deze stukken aan de deskundigen te verstrekken.
2.8.
Aan de hand van de opgave van de deskundigen wordt hun (aanvullend) voorschot, inclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting, bepaald op € 1.060,00 inclusief btw
(€ 250,00 x 2 uur voor prof. dr. A. van der Lugt en € 140,00 x 4 uur voor dr. J.J. Duvekot). Het voorschot zal ten laste van Zuyderland worden gebracht.
2.9.
In afwachting van het (aanvullend) deskundigenbericht wordt iedere verdere beslissing aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt een onderzoek door de hierna te benoemen deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
Was er bij Pärna sprake van een AVM in de hersenen? Zo ja, kunt u gemotiveerd toelichten waaruit dat blijkt?
Geeft de onderhavige zaak u overigens nog aanleiding tot het maken van opmerkingen?
3.2.
benoemt tot deskundige:
Prof. dr. A. van der Lugt
,neuroradioloog Afdeling Neuroradiologie Erasmus MC
Postbus 2040
3000 CA Rotterdam
Intern postadres NE-507
Tel: 010-7035372
E-mail: a.vanderlugt@erasmusmc.nl
3.3.
beveelt Duvekot bij aanvullend deskundigenbericht antwoord te geven op de vraag:
1. Geven de bevindingen van de neuro-radioloog aanleiding uw rapportage te herzien of aan te passen? Zo ja, kunt u gemotiveerd aangeven op welke punten en waarom?
het voorschot
3.4.
stelt de hoogte van het (aanvullend) voorschot op de kosten van Van der Lugt en Duvekot tezamen vast op het door hun begrote bedrag van € 1.060,00 inclusief btw,
3.5.
bepaalt dat Zuyderland het bedrag van het (aanvullend) voorschot ter griffie (LDCR) moet deponeren
binnen twee wekennadat zij een daartoe strekkend betalingsverzoek van de griffie (LDCR) heeft ontvangen,
3.6.
draagt de griffier op om de deskundigen onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het (aanvullend) voorschot,
het onderzoek
3.7.
bepaalt dat partijen hun procesdossier in afschrift aan Van der Lugt doen toekomen en de na het deskundigenbericht gewisselde processtukken aan Duvekot doen toekomen,
3.8.
bepaalt dat [eisers] de in r.o. 2.7. vermelde stukken - voor zover deze nog geen deel uitmaken van het dossier - aan Van der Lugt en Duvekot doet toekomen,
3.9.
bepaalt dat de deskundigen het onderzoek zelfstandig zullen instellen op de door de deskundigen in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats, en dat de deskundigen mogen samenwerken en overleggen,
3.10.
wijst de deskundigen er op dat:
  • de deskundigen voor aanvang van het onderzoek kennis dienen te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
  • de deskundigen het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dienen aan te vangen,
  • de deskundigen het onderzoek onmiddellijk dienen te staken en contact dienen op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
3.11.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundigen dienen te verstrekken indien deze daarom verzoeken, de deskundigen toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundigen ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
3.12.
draagt de deskundigen op om
uiterlijk drie maanden na deze beslissingeen schriftelijk en ondertekend (en indien mogelijk een gezamenlijk) bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
3.13.
wijst de deskundigen er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundigen is gebaseerd,
  • de deskundigen een concept van het rapport aan partijen moeten toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundigen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundigen in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundigen daarop moeten vermelden,
3.14.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundigen nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundigen geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
3.15.
draagt de griffier op de zaak op de rol te plaatsen:
  • indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken of
  • na ontvangst ter griffie van het deskundigenbericht: voor conclusie na deskundigenbericht aan beide zijden op een termijn van vier weken,
3.16.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma, mr. I.M. Etman en mr. V.E.J. Noelmans en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2020. [1]

Voetnoten

1.type: CJ