Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- het tussenvonnis van 18 december 2019
- het deskundigenbericht van 29 mei 2020
- de conclusie na deskundigenbericht van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] van 8 juli 2020 met productie 30
- de conclusie na deskundigenbericht van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] van 8 juli 2020 met producties 1 en 2
- de akte van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] van 2 september 2020
- de antwoordakte van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] van 7 oktober 2020.
2.De verdere beoordeling
- i) wat is de waarde van de aandelen van TMT Holding op 2 juni 2015 berekend aan de hand van de DCF-methode?
- ii) kunt u toelichten/motiveren hoe u tot die waarden bent gekomen?
- iii) zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
18 december 2019 (r.o. 2.14.-2.15. aldaar) is vastgesteld op € 106.522,50, zal de rechtbank bij eindvonnis verstaan dat partijen ieder voor de helft van het bedrag van € 106.522,50 draagplichtig zijn voor de rekeningcourantschuld van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] aan TMT Holding B.V. zoals die op 2 juni 2015 bestond.
- Is het appartement verkocht en zo ja, wanneer is het appartement verkocht, wanneer is het geleverd en tegen welk verkoopprijs? De notariële eindafrekening ter zake de levering dient in elk geval te worden overgelegd.
- Wat is de status van de twee beleggingspolissen (nr. 9090544 en 9036385) waarvan in ieder geval de polis met nr. 9090544 aan de hypotheek van het appartement was gekoppeld? De rechtbank overweegt dat hetgeen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] bij akte van 5 december 2018 onder 9 heeft aangevoerd over de polis met nr. 9036385 (te weten dat hij “enkel kan aangeven dat de verzekering met polisnummer 9036385 niet aan de hypotheek is gekoppeld en dat het een lijfrentepolis betreft die niet is verpand”) niet voldoet aan de opdracht die hij van de rechtbank gekregen heeft in het tussenvonnis van 7 november 2018 in randnummer 4.16.1. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] kan niet volstaan met een blote stelling. Het is aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] om zijn standpunt met stukken te onderbouwen.
3.De beslissing
13 januari 2021in te gaan op hetgeen onder 2.14. staat,