In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Limburg op 16 december 2020, is een incident aan de orde waarbij Walas Projects B.V. en Carbon6 B.V. (hierna: Walas c.s.) de rechtbank verzochten zich onbevoegd te verklaren. Dit verzoek was gebaseerd op een bepaling in een vaststellingsovereenkomst tussen partijen, waarin was vastgelegd dat de rechtbank Rotterdam bevoegd was om kennis te nemen van geschillen. Greenchoice B.V. (hierna: Greenchoice), de eiseres in de hoofdzaak, refereerde zich aan het oordeel van de rechtbank na enkele kanttekeningen te hebben gemaakt.
De rechtbank oordeelde dat Greenchoice in feite nakoming vorderde van de vaststellingsovereenkomst en dat de bevoegdheid van de rechtbank Rotterdam in artikel 5.10 van die overeenkomst duidelijk was vastgelegd. De rechtbank concludeerde dat de incidentele vordering van Walas c.s. moest worden toegewezen, aangezien de aangevoerde gronden de vordering konden dragen. Greenchoice werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het incident, die op € 543,00 werden begroot.
Het oordeel in het incident leidde tot de beslissing dat de hoofdzaak moest worden verwezen naar de rechtbank Rotterdam, sector civiel, kamer voor handelszaken. De rechtbank hield elke andere beslissing in de hoofdzaak aan. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. M. Driever en is openbaar gemaakt op 16 december 2020.