ECLI:NL:RBLIM:2020:10175

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 december 2020
Publicatiedatum
21 december 2020
Zaaknummer
C/03/281750 / HA ZA 20-431
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in geschil over vaststellingsovereenkomst tussen Greenchoice B.V. en Walas Projects B.V.

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Limburg op 16 december 2020, is een incident aan de orde waarbij Walas Projects B.V. en Carbon6 B.V. (hierna: Walas c.s.) de rechtbank verzochten zich onbevoegd te verklaren. Dit verzoek was gebaseerd op een bepaling in een vaststellingsovereenkomst tussen partijen, waarin was vastgelegd dat de rechtbank Rotterdam bevoegd was om kennis te nemen van geschillen. Greenchoice B.V. (hierna: Greenchoice), de eiseres in de hoofdzaak, refereerde zich aan het oordeel van de rechtbank na enkele kanttekeningen te hebben gemaakt.

De rechtbank oordeelde dat Greenchoice in feite nakoming vorderde van de vaststellingsovereenkomst en dat de bevoegdheid van de rechtbank Rotterdam in artikel 5.10 van die overeenkomst duidelijk was vastgelegd. De rechtbank concludeerde dat de incidentele vordering van Walas c.s. moest worden toegewezen, aangezien de aangevoerde gronden de vordering konden dragen. Greenchoice werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het incident, die op € 543,00 werden begroot.

Het oordeel in het incident leidde tot de beslissing dat de hoofdzaak moest worden verwezen naar de rechtbank Rotterdam, sector civiel, kamer voor handelszaken. De rechtbank hield elke andere beslissing in de hoofdzaak aan. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. M. Driever en is openbaar gemaakt op 16 december 2020.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/281750 / HA ZA 20-431
Vonnis in incident van 16 december 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GREENCHOICE B.V., t.h.o.d.n. [handelsnaam]
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. B.T. van Onna te Veghel,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WALAS PROJECTS B.V.,
gevestigd te Heerlen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CARBON6 B.V.,
gevestigd te Heerlen,
gedaagden in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
advocaat mr. C.P.B. Kroep te Enschede.
Partijen zullen hierna Greenchoice en Walas c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 juli 2020 met producties 1 tot en met 10 en beslagstukken, aangeduid als productie A
  • de incidentele conclusie houdende beroep onbevoegdheid van de rechtbank Limburg
  • de conclusie van antwoord in incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De vordering in de hoofdzaak

2.1.
In de hoofdzaak vordert Greenchoice, voor zover in incident van belang – om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Walas c.s. hoofdelijk te veroordelen om aan Greenchoice tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:
een bedrag van € 375.000,00 conform de vaststellingsovereenkomst;
een bedrag van € 170.871,95 uit hoofd van de leveranties van februari en maart 2020;
beslagkosten, wettelijke handelsrente en proceskosten.
2.2.
Aan die vorderingen legt Greenchoice het volgende ten grondslag. Op 15 augustus 2018 is tussen partijen een overeenkomst aangegaan voor levering van elektriciteit en gas voor de periode van 1 januari 2019 tot 1 januari 2024. Walas c.s. betaalt de rekeningen niet (volledig). In oktober 2019 zijn betaalafspraken gemaakt, maar die afspraken is Walas c.s. niet (volledig) nagekomen. Op 9 maart 2020 heeft een bespreking plaatsgevonden, waaruit een vaststellingsovereenkomst is voortgevloeid. In de vaststellingsovereenkomst (productie 5 bij dagvaarding) zijn partijen overeengekomen dat Walas c.s. € 750.000,00 in vier termijnen zal betalen aan Greenchoice en dat Walas c.s. (de facturen voor) de leveranties voor de maanden februari en maart volledig zal voldoen.

3.Het geschil in het incident

3.1.
Walas c.s. vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart omdat in artikel 5.10 van de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst, de rechtbank Rotterdam bevoegd is verklaard om kennis te nemen van geschillen.
3.2.
Greenchoice refereert zich, na het maken van enkele kanttekeningen, aan het oordeel van de rechtbank.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
De rechtbank stelt vast dat Greenchoice in feite nakoming vordert van de vaststellingovereenkomst. Partijen zijn in artikel 5.10 van de vaststellingsovereenkomst overeengekomen dat in geval van een geschil “de rechter in het rechtsgebied van de Rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam” bevoegd is daarvan kennis te nemen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de incidentele vordering moet worden toegewezen, nu de aangevoerde gronden die vordering kunnen dragen en Greenchoice zich refereert aan het oordeel van de rechtbank.
4.2.
Greenchoice zal in de proceskosten van het incident worden veroordeeld, nu uit het voorgaande volgt dat zij als de in het ongelijk gesteld partij moet worden beschouwd. De kosten aan de zijde van Walas c.s. tot op heden worden begroot op € 543,00 (1x tarief II, onbepaalde waarde).
in de hoofdzaak
4.3.
Het oordeel in het incident brengt mee dat de hoofdzaak zal worden verwezen naar de rechtbank Rotterdam, sector civiel (kamer voor handelszaken, locatie Rotterdam). Elke andere beslissing in de hoofdzaak wordt aangehouden.
berekening salaris advocaathoofdsom: 550.486,03
verrichtingen:
1,00 punt conclusie in incident (max. 1);
totaal: 1,00 x 3.099,00 = 3.099,00

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
verklaart zich onbevoegd van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen,
5.2.
veroordeelt Greenchoice in de kosten van het incident, aan de zijde van Walas c.s. tot op heden begroot op € 543,00,
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
5.4.
verwijst de zaak in de stand waarin zij zich bevindt, naar de rechtbank Rotterdam, sector civiel (kamer voor handelszaken, locatie Rotterdam),
5.5.
houdt elke andere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Driever en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2020. [1]

Voetnoten

1.type: MD