6.3Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft twee minderjarige prostituees bezocht en zich daarmee schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Het hebben van seks met minderjarige prostituees is, hoezeer de minderjarigen zelf ook verklaren en laten blijken dat zij het werk vrijwillig doen, juist strafbaar gesteld om minderjarigen te beschermen. Zij moeten kunnen opgroeien in een omgeving waar zij zich veilig kunnen ontwikkelen, ook op seksueel gebied. Gezien hun jeugdige leeftijd kan van hen niet worden verwacht dat zij zelf voldoende in staat zijn hun seksuele integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Jeugdprostitutie is dan ook een verontrustend fenomeen, waar bezoekers van prostituees zich verre van zouden moeten houden. Niet de vrouwen zijn strafbaar, maar juist hun klanten, die beter moeten weten.
De verdachte heeft één keer gebruik gemaakt van de diensten van twee minderjarige prostituees, waarbij ten aanzien van één van de vrouwen tevens sprake is geweest van het seksueel binnendringen van het lichaam van de minderjarige. De verdachte heeft door zijn handelen de lichamelijke integriteit en de psychische staat van de minderjarigen in ernstige mate geschonden en bijgedragen aan het in stand houden van jeugdprostitutie.
In maart 2020 heeft het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht een oriëntatiepunt voor straftoemeting (LOVS-oriëntatiepunt) aangaande jeugdprostitutie vastgesteld. Hoewel dit oriëntatiepunt pas tot stand is gekomen nádat het onderhavige strafbare feit is gepleegd, heeft de rechtbank hiernaar wel gekeken bij de strafbepaling in deze zaak. Als oriëntatiepunt voor ontucht met een minderjarige tegen betaling, waarbij sprake is van seksueel binnendringen, terwijl er voor de verdachte aanwijzingen waren om te veronderstellen dat het slachtoffer minderjarig was, geldt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden.
De rechtbank gaat ervan uit dat de verdachte wist dat de slachtoffers minderjarig waren. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de verdachte nog aan hen vroeg hoe oud zij waren en dat zij toen uiteindelijk toegaf dat zij nog minderjarig waren. De verdachte vond dit geen probleem, aldus [slachtoffer 1] . Ook uit het app-verkeer leidt de rechtbank af dat de verdachte wist dat de vrouwen minderjarig waren: na afloop stuurt verdachte namelijk het bericht
dat hij het fijn vond om zich door twee jonge meisjes te laten bevredigen. Dat de verdachte seksuele handelingen heeft laten verrichten door de vrouwen terwijl hij wist dat zij minderjarig waren, werkt strafverzwarend en zorgt ervoor dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel passend is.
De rechtbank weegt echter ook in haar oordeel mee dat de verdachte een blanco strafblad heeft, dat de reclassering het recidiverisico inschat als laag en dat de reclassering daarom reclasseringstoezicht niet nodig vindt. Ook heeft de verdachte een brief naar de minderjarige vrouwen gestuurd waarin hij zijn spijt heeft betuigd. De rechtbank waardeert de houding van de verdachte richting de slachtoffers. Verder heeft de rechtbank de persoonlijke omstandigheden van de verdachte laten meewegen: de verdachte heeft een vaste baan en draagt de mantelzorg voor zijn moeder. Oplegging van een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou ervoor zorgen dat de verdachte zijn baan kwijtraakt en dat hij niet meer voor zijn moeder kan zorgen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat ondanks de ernst van het feit en het
soort straffen dat hier doorgaans voor opgelegd wordt, gezien de ingrijpende gevolgen
daarvan voor de verdachte, zijn proceshouding en zijn blanco strafblad, in dit specifieke
geval afgezien kan worden van het opleggen van een langdurige onvoorwaardelijke
gevangenisstraf. Gelet op het taakstrafverbod dat geldt voor artikel 248b Sr kan de rechtbank voor het onderhavige feit niet volstaan met het opleggen van enkel een taakstraf. Daarom zal de rechtbank aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één dag opleggen. Om de ernst van het feit te benadrukken zal de rechtbank daarnaast een forse voorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte opleggen en wel voor de duur van 120 dagen.
Door een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen aan de verdachte, wil de rechtbank enerzijds de ernst van het door de verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds de verdachte ervan weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan het voorwaardelijk strafdeel worden, gelet op de inhoud van het reclasseringsrapport, geen bijzondere voorwaarden gekoppeld. De rechtbank legt hierbij een proeftijd van 3 jaren op.
Naast de forse voorwaardelijke gevangenisstraf, is een taakstraf op zijn plaats. Wat betreft de hoogte van de taakstraf zal de rechtbank kiezen voor de maximale taakstraf van 240 uren.