ECLI:NL:RBLIM:2020:10111

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 december 2020
Publicatiedatum
18 december 2020
Zaaknummer
03/702591-20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarige prostituees

Op 22 december 2020 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met twee minderjarige prostituees. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 mei 2019 in de gemeente Kerkrade ontucht heeft gepleegd met de minderjarige slachtoffers, die zich beschikbaar stelden voor seksuele handelingen tegen betaling. De verdachte was zich bewust van de minderjarigheid van de slachtoffers, wat de ernst van het feit vergroot. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een gevangenisstraf van 121 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en zijn rol als mantelzorger voor zijn moeder. De rechtbank benadrukte de noodzaak om minderjarigen te beschermen tegen seksuele uitbuiting en de verantwoordelijkheid van klanten in de prostitutie. De verdachte heeft verklaard spijt te hebben van zijn daden, maar de rechtbank oordeelde dat zijn handelen ernstige gevolgen heeft gehad voor de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/702591-20
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 december 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. F. Driessen, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 december 2020. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte ontucht heeft gepleegd met twee minderjarige prostituees.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het feit op alle onderdelen bewezen. Dit volgt uit de verklaring van [slachtoffer 1] , de verklaring van de verdachte en het app-verkeer tussen de verdachte en de werktelefoon van de minderjarige prostituees. De verdachte heeft zich op 26 mei 2019 tegen betaling laten aftrekken door [slachtoffer 2] en laten pijpen door [slachtoffer 1] . Dat alleen [slachtoffer 1] handelingen heeft verricht, zoals de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, vindt de officier van justitie ongeloofwaardig, gelet op de verklaring van [slachtoffer 1] en het app-verkeer van die avond.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit gedeeltelijk bewezen kan worden. Slechts bewezen kan worden dat de verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 1] . [slachtoffer 2] heeft geen seksuele handelingen verricht, hoewel zij er wel bij aanwezig was. Dat blijkt uit zowel de verklaring van [slachtoffer 2] als uit de verklaring die de verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd. Verder dient vrijspraak te volgen van het eerste gedachtestreepje uit de tenlastelegging: uit het dossier blijkt immers niet dat de verdachte de minderjarige vrouwen heeft aangeraakt/betast.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
In het onderzoek [Naam onderzoek] heeft de politie de telefoongegevens van de ‘werktelefoon’ van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onderzocht. Deze minderjarige vrouwen boden seks tegen betaling aan op verschillende sites. In het onderzoek kon men diverse klanten van de vrouwen achterhalen. In de werktelefoon bleek een simkaart met het telefoonnummer [Nummer 1] te hebben gezeten. [2] Op 26 mei 2019 heeft dit telefoonnummer contact gelegd met telefoonnummer [Nummer 2] . Uit het app-gesprek blijkt dat er die avond een seksafspraak wordt gemaakt voor een zogeheten ‘cardate’ op de [plaats] in Kerkrade . De gebruiker van telefoonnummer [Nummer 1] stuurt om 19:28 uur naar de gebruiker van telefoonnummer [Nummer 2] : “
Kan je ook samen verwennen met mijn vriendin zei trekt je en ik pijp je met condoom wel goeie voor 70 euro”. Later die avond wordt door de gebruiker van telefoonnummer [Nummer 2] naar de gebruiker van telefoonnummer [Nummer 1] gestuurd:
“Was wel lekker om me door 2 jonge meisjes te laten aftrekken en te laten pijpen”. [3]
Uit een CIOT-bevraging blijkt dat het telefoonnummer [Nummer 2] op naam van de verdachte is gesteld. [4]
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij die dag inderdaad een ‘cardate’ heeft gehad met twee vrouwen op de [plaats] in Kerkrade . De cardate vond plaats in het Volkswagen Caddy busje van de verdachte en de verdachte heeft 70 euro heeft betaald om gepijpt en afgetrokken te worden. Een van de meisjes heeft hem afgetrokken.
[slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 1] , heeft verklaard dat zij in januari 2019 haar toenmalige vriend heeft leren kennen en toen in de prostitutie is gaan werken. Later is zij samen met [slachtoffer 2] in de prostitutie gaan werken. Als [slachtoffer 1] wordt geconfronteerd met het app-contact met het telefoonnummer van de verdachte, verklaart zij dat zij zich die seksdate kan herinneren en dat zij samen met [slachtoffer 2] het busje van de verdachte ingestapt is. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 2] de man aftrok en dat zijzelf de man heeft gepijpt met condoom. [5]
[slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] , heeft verklaard dat zij zich kan herinneren dat zij inderdaad samen met [slachtoffer 1] en de man achter in het busje van die man is geweest. [6]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte zich tegen betaling heeft laten aftrekken door [slachtoffer 2] en dat [slachtoffer 1] hem gepijpt heeft. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waren op dat moment nog minderjarig, zodat het tenlastegelegde feit bewezen kan worden. De verklaring van de verdachte dat [slachtoffer 2] er alleen bij zat en zelf geen handelingen verrichtte, vindt de rechtbank onaannemelijk. De verdachte heeft immers het geldbedrag betaald dat was afgesproken voor het verrichten van handelingen door twee vrouwen, beide vrouwen zijn in de auto van de verdachte geweest, [slachtoffer 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 2] ook handelingen heeft verricht en de verdachte heeft na afloop een bericht gestuurd dat hij het lekker vond om zich door twee jonge meisjes te laten aftrekken en pijpen. Al deze feiten en omstandigheden brengen de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte ontucht heeft gepleegd met beide vrouwen.
Op grond van de stukken in het dossier kan niet bewezen worden dat de verdachte [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft aangeraakt/betast zoals is ten laste gelegd. Van dit deel van de tenlastelegging wordt de verdachte daarom vrijgesproken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 26 mei 2019 in de gemeente Kerkrade ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 1] en [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] , die zich beschikbaar stelden tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die beiden de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt, bestaande die ontucht uit
- het doen aanraken van en doen trekken aan zijn, verdachtes penis door die [slachtoffer 2] en
- het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 1] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
ontucht plegen met iemand die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van
3 jaren. Bij de formuleren van de eis heeft de officier van justitie gekeken naar categorie 2 van de richtlijnen van het Openbaar Ministerie voor dit soort feiten, welke categorie een brandbreedte van 6 tot 15 maanden gevangenisstraf kent. Strafverzwarend werkt hierbij dat sprake is van twee slachtoffers en dat de verdachte wist dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] minderjarig waren. De wetenschap leidt de officier van justitie af uit de verklaring van [slachtoffer 1] en het app-verkeer na afloop van de cardate. In het voordeel van de verdachte heeft de officier van justitie meegewogen dat de verdachte een
first offenderis. Dit zorgt ervoor dat de officier van justitie een deel van de straf in voorwaardelijke vorm eist.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om te volstaan met het opleggen van een taakstraf gecombineerd met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één dag om het taakstrafverbod te ‘omzeilen’. Bij de strafoplegging dient mee te wegen dat de verdachte niet wist dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] minderjarig waren, dat de verdachte enorme spijt heeft en ook een brief heeft gestuurd naar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , dat de verdachte een blanco strafblad, een full time baan en daarnaast de mantelzorg voor zijn moeder heeft.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft twee minderjarige prostituees bezocht en zich daarmee schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Het hebben van seks met minderjarige prostituees is, hoezeer de minderjarigen zelf ook verklaren en laten blijken dat zij het werk vrijwillig doen, juist strafbaar gesteld om minderjarigen te beschermen. Zij moeten kunnen opgroeien in een omgeving waar zij zich veilig kunnen ontwikkelen, ook op seksueel gebied. Gezien hun jeugdige leeftijd kan van hen niet worden verwacht dat zij zelf voldoende in staat zijn hun seksuele integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Jeugdprostitutie is dan ook een verontrustend fenomeen, waar bezoekers van prostituees zich verre van zouden moeten houden. Niet de vrouwen zijn strafbaar, maar juist hun klanten, die beter moeten weten.
De verdachte heeft één keer gebruik gemaakt van de diensten van twee minderjarige prostituees, waarbij ten aanzien van één van de vrouwen tevens sprake is geweest van het seksueel binnendringen van het lichaam van de minderjarige. De verdachte heeft door zijn handelen de lichamelijke integriteit en de psychische staat van de minderjarigen in ernstige mate geschonden en bijgedragen aan het in stand houden van jeugdprostitutie.
In maart 2020 heeft het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht een oriëntatiepunt voor straftoemeting (LOVS-oriëntatiepunt) aangaande jeugdprostitutie vastgesteld. Hoewel dit oriëntatiepunt pas tot stand is gekomen nádat het onderhavige strafbare feit is gepleegd, heeft de rechtbank hiernaar wel gekeken bij de strafbepaling in deze zaak. Als oriëntatiepunt voor ontucht met een minderjarige tegen betaling, waarbij sprake is van seksueel binnendringen, terwijl er voor de verdachte aanwijzingen waren om te veronderstellen dat het slachtoffer minderjarig was, geldt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden.
De rechtbank gaat ervan uit dat de verdachte wist dat de slachtoffers minderjarig waren. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de verdachte nog aan hen vroeg hoe oud zij waren en dat zij toen uiteindelijk toegaf dat zij nog minderjarig waren. De verdachte vond dit geen probleem, aldus [slachtoffer 1] . Ook uit het app-verkeer leidt de rechtbank af dat de verdachte wist dat de vrouwen minderjarig waren: na afloop stuurt verdachte namelijk het bericht
dat hij het fijn vond om zich door twee jonge meisjes te laten bevredigen. Dat de verdachte seksuele handelingen heeft laten verrichten door de vrouwen terwijl hij wist dat zij minderjarig waren, werkt strafverzwarend en zorgt ervoor dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel passend is.
De rechtbank weegt echter ook in haar oordeel mee dat de verdachte een blanco strafblad heeft, dat de reclassering het recidiverisico inschat als laag en dat de reclassering daarom reclasseringstoezicht niet nodig vindt. Ook heeft de verdachte een brief naar de minderjarige vrouwen gestuurd waarin hij zijn spijt heeft betuigd. De rechtbank waardeert de houding van de verdachte richting de slachtoffers. Verder heeft de rechtbank de persoonlijke omstandigheden van de verdachte laten meewegen: de verdachte heeft een vaste baan en draagt de mantelzorg voor zijn moeder. Oplegging van een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou ervoor zorgen dat de verdachte zijn baan kwijtraakt en dat hij niet meer voor zijn moeder kan zorgen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat ondanks de ernst van het feit en het
soort straffen dat hier doorgaans voor opgelegd wordt, gezien de ingrijpende gevolgen
daarvan voor de verdachte, zijn proceshouding en zijn blanco strafblad, in dit specifieke
geval afgezien kan worden van het opleggen van een langdurige onvoorwaardelijke
gevangenisstraf. Gelet op het taakstrafverbod dat geldt voor artikel 248b Sr kan de rechtbank voor het onderhavige feit niet volstaan met het opleggen van enkel een taakstraf. Daarom zal de rechtbank aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één dag opleggen. Om de ernst van het feit te benadrukken zal de rechtbank daarnaast een forse voorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte opleggen en wel voor de duur van 120 dagen.
Door een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen aan de verdachte, wil de rechtbank enerzijds de ernst van het door de verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds de verdachte ervan weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan het voorwaardelijk strafdeel worden, gelet op de inhoud van het reclasseringsrapport, geen bijzondere voorwaarden gekoppeld. De rechtbank legt hierbij een proeftijd van 3 jaren op.
Naast de forse voorwaardelijke gevangenisstraf, is een taakstraf op zijn plaats. Wat betreft de hoogte van de taakstraf zal de rechtbank kiezen voor de maximale taakstraf van 240 uren.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 248b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Gevangenisstraf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 121 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 3 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
Taakstraf
  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E.C.M. Hurkens, voorzitter, mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe en mr. M.M. Beije, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.H.J. Muijlkens, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 december 2020.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 26 mei 2019 in de gemeente Kerkrade ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 1] en/of [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] , die zich beschikbaar stelde(n) tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die (beiden) de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt, bestaande die ontucht uit
- het aanraken en/of betasten en/of voelen van de borsten en/of de vagina van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- het doen aanraken van en/of doen wrijven over en/of doen trekken aan zijn, verdachtes penis door die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of
- het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 1] ;
(artikel 248b Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie team Migratiecriminaliteit en Mensenhandel, proces-verbaalnummer LBRCC19018-464 [Naam onderzoek] , gesloten d.d. 14 april 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 145.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 13, 28 en 29.
3.De bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 34 tot en met 43.
4.De CIOT-bevraging, dossierpagina 47.
5.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] , dossierpagina 68, 70, 71 en 82.
6.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] , dossierpagina 99.