ECLI:NL:RBLIM:2020:10107

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 december 2020
Publicatiedatum
18 december 2020
Zaaknummer
03/702592-20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarige prostituees

Op 22 december 2020 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die meermalen ontucht heeft gepleegd met minderjarige prostituees. De verdachte, geboren in 1989, werd bijgestaan door mr. J.M.E. van den Heuvel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich in de periode van 1 januari 2019 tot en met 27 mei 2019 schuldig heeft gemaakt aan ontucht met twee minderjarige vrouwen, die zich beschikbaar stelden voor seksuele handelingen tegen betaling. De verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat de vrouwen minderjarig waren, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet relevant was voor de bewezenverklaring van het feit. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich tweemaal tegen betaling heeft laten aftrekken door de ene minderjarige en zich later door haar heeft laten pijpen, terwijl de andere minderjarige hem aftrok. De verdachte werd vrijgesproken van het deel van de tenlastelegging dat betrekking had op het aanraken van de minderjarigen.

De rechtbank legde een gevangenisstraf van één dag op, gecombineerd met een taakstraf van 200 uren. De rechtbank overwoog dat de verdachte niet eerder was veroordeeld en dat hij openhartig had verklaard over zijn daden. De rechtbank hield rekening met het LOVS-oriëntatiepunt voor jeugdprostitutie, dat een taakstraf in combinatie met een korte onvoorwaardelijke gevangenisstraf aanbeveelt. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet bewust op zoek was naar minderjarige prostituees, maar dat hij wel verantwoordelijk was voor zijn handelen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bescherming van minderjarigen in zedenzaken en de strafbaarheid van klanten van minderjarige prostituees.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/702592-20
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 december 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.M.E. van den Heuvel, advocaat kantoorhoudende te Landgraaf.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is gelijktijdig, doch niet gevoegd, inhoudelijk behandeld met de tegen verdachte aanhangige strafzaak met parketnummer 03/260046-20 op de zitting van 8 december 2020. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte meerdere keren ontucht heeft gepleegd met een dan wel twee minderjarige prostituees.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het feit op alle onderdelen bewezen. Dit volgt uit de verklaring van [slachtoffer 1] , de verklaring van de verdachte en het app-verkeer tussen de verdachte en de werktelefoon van de minderjarige prostituees. De verdachte heeft in de tenlastegelegde periode zich tweemaal tegen betaling laten aftrekken door [slachtoffer 1] . Later heeft hij zich tijdens een afspraak tegen betaling door [slachtoffer 1] laten pijpen en door [slachtoffer 2] laten aftrekken.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit gedeeltelijk bewezen kan worden. Slechts bewezen kan worden dat de verdachte in de tenlastegelegde periode éénmaal ontuchtige handelingen met de minderjarige vrouwen heeft gepleegd. Onduidelijk is namelijk wanneer eerdere afspraken plaatsgevonden hebben en of dit binnen de ten laste gelegde periode viel. Verder dient vrijspraak te volgen voor het eerste gedachtestreepje uit de tenlastelegging: uit het dossier blijkt immers niet dat de verdachte de minderjarige vrouwen heeft aangeraakt/betast.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
In het onderzoek [Naam onderzoek] heeft de politie de telefoongegevens van de ‘werktelefoon’ van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onderzocht. Deze minderjarige vrouwen boden seks tegen betaling aan op verschillende sites. In het onderzoek kon men diverse klanten van de vrouwen achterhalen. In de werktelefoon van de vrouwen bleek een simkaart met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] te hebben gezeten. [2] Op 27 mei 2019 heeft dit telefoonnummer contact gelegd met telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Uit het app-gesprek blijkt dat er die avond een seksafspraak wordt gemaakt. De gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] stuurt om 20:36 uur naar de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 2] : “
voor ons beide is 90 euro. Mijn vriendin zal je trekken en ik geef je blowjob met condoom. En mij zou je dan mogen aanraken. Mij ken je ook dus is ook beter haha”. [3]
De verdachte heeft op 11 november 2019 bij de politie verklaard dat hij de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 2] is. [4] Verder heeft de verdachte verklaard dat hij ongeveer
4-7 maanden eerder een betaalde seksafspraak heeft gehad met twee vrouwen bij hem thuis in Brunssum . De ene vrouw, met wie hij al twee keer eerder had afgesproken, heeft hem gepijpt en de andere vrouw heeft hem afgetrokken. [5]
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij niet meer precies weet hoe vaak hij met de ene vrouw (
[slachtoffer 1]) heeft afgesproken en welke seksuele handelingen zij verricht heeft de keren dat zij alleen met hem afsprak. De verdachte denkt zich te kunnen herinneren dat [slachtoffer 1] hem toen alleen heeft afgetrokken.
[slachtoffer 1] , [geboortedatum 2] , heeft verklaard dat zij in januari 2019 haar toenmalige vriend heeft leren kennen en toen in de prostitutie is gaan werken. Eerst alleen, later samen met [slachtoffer 2] . Als [slachtoffer 1] wordt geconfronteerd met het app-contact met het telefoonnummer van de verdachte, verklaart zij in totaal drie keer bij de verdachte te zijn geweest. Ze is er twee keer alleen geweest en één keer samen met [slachtoffer 2] . De eerste keer vond de afspraak plaats in Kerkrade en de tweede en derde keer in Brunssum bij de verdachte thuis. [slachtoffer 2] heeft toen de klant afgetrokken en [slachtoffer 1] heeft hem gepijpt. Voor de seksuele handelingen werd door de verdachte betaald. [6]
[slachtoffer 2] , [geboortedatum 3] , heeft verklaard dat zij samen met [slachtoffer 1] bij de verdachte thuis in Brunssum is geweest en dat [slachtoffer 1] had verteld dat zij hem al eens eerder als klant had gehad. [7]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte zich in de ten laste gelegde periode tweemaal tegen betaling heeft laten aftrekken door [slachtoffer 1] en dat hij zich later, op 27 mei 2019, tegen betaling door [slachtoffer 1] heeft laten pijpen, terwijl [slachtoffer 2] hem aftrok. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waren op dat moment nog minderjarig, zodat het ten laste gelegde feit bewezen kan worden. Dat alle afspraken hebben plaatsgevonden binnen de ten laste gelegde periode leidt de rechtbank af uit de verklaring van [slachtoffer 1] .
Op grond van de stukken in het dossier kan niet bewezen worden dat de verdachte [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft aangeraakt/betast, zoals is ten laste gelegd. Van dit deel van de tenlastelegging wordt de verdachte daarom vrijgesproken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
in de periode van 1 januari 2019 tot en met 27 mei 2019 in de gemeente Kerkrade en/of de gemeente Brunssum meermalen ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 1] , [geboortedatum 2]
en eenmaal met [slachtoffer 2] , [geboortedatum 3] , die zich beiden beschikbaar stelden tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die beiden de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren hadden bereikt, bestaande die ontucht uit
- het doen aanraken van en doen trekken aan zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en
- het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 1] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
ontucht plegen met iemand die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Afwezigheid van alle schuld?
De raadsvrouw van de verdachte heeft een beroep gedaan op afwezigheid van alle schuld, omdat de verdachte niet wist en ook niet had kunnen weten dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] minderjarig waren.
De rechtbank stelt bij de beoordeling van dit verweer voorop dat de strekking van artikel 248b van het Wetboek van Strafrecht ziet op het tegengaan van kinderprostitutie, waarbij de minderjarigheid een geobjectiveerd bestanddeel vormt. Dit bestanddeel is bewezen als objectief komt vast te staan dat de minderjarige tussen de 16 en 18 jaar oud was. De leeftijd is als geobjectiveerd bestanddeel in dit wetsartikel (en in andere wetsartikelen betreffende de zeden) opgenomen ter bescherming van minderjarigen. De wetgever geeft hiermee het grote belang aan dat hij hecht aan de bescherming van minderjarigen in zedenzaken. De wetenschap bij de verdachte van de leeftijd van de vrouwen is voor een bewezenverklaring niet van belang.
Dat laat onverlet dat de verdachte een dergelijk verweer kan voeren daar waar het zijn strafbaarheid betreft. Een beroep op afwezigheid van alle schuld, dat wil zeggen op het ontbreken van alle strafrechtelijke relevante verwijtbaarheid, zal, naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, alleen in uitzonderlijke gevallen kunnen slagen. Dat de verdachte heeft gereageerd op een advertentie op een legale website maakt niet dat de verdachte zomaar van de juistheid van de informatie op die website mag afgaan. Het ontslaat hem er in elk geval niet van gedegen onderzoek naar de leeftijd te verrichten. Dat de verdachte in het
app-contact met [slachtoffer 1] heeft gevraagd hoe oud haar vriendin (
[slachtoffer 2]) was en dat geantwoord werd dat zij 20 jaar oud was, ontslaat de verdachte evenmin van zijn plicht om verder onderzoek te doen naar de leeftijd van de vrouwen. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte zich op enigerlei wijze heeft ingespannen om zekerheid te krijgen over de precieze leeftijd van de minderjarigen. Reeds daarom is geen sprake van afwezigheid van alle schuld en wordt het verweer verworpen.
De verdachte is strafbaar, omdat ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van
3 jaren. Bij het formuleren van de eis heeft de officier van justitie gekeken naar categorie 1 en categorie 2 van de richtlijnen van het Openbaar Ministerie voor dit soort feiten. Categorie 1 kent een bandbreedte van 1 tot 6 maanden gevangenisstraf en categorie 2 kent een brandbreedte van 6 tot 15 maanden gevangenisstraf. Strafverzwarend in deze zaak is dat sprake is van twee slachtoffers en dat het feit meermalen gepleegd is. In het voordeel van de verdachte heeft de officier van justitie meegewogen dat de verdachte een
first offenderis en dat hij vanaf het begin af aan openlijk heeft verklaard en verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden. Dit zorgt ervoor dat de officier van justitie een groot deel van de straf in voorwaardelijke vorm eist.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om te volstaan met het opleggen van een taakstraf gecombineerd met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één dag om het taakstrafverbod te ‘omzeilen’. Bij de strafoplegging dient mee te wegen dat de verdachte niet wist dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] minderjarig waren, dat de verdachte zelf geen handelingen bij de vrouwen heeft verricht en dat de verdachte een blanco strafblad heeft.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft twee minderjarige prostituees bezocht en zich daarmee schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Het hebben van seks met minderjarige prostituees is, hoezeer de minderjarigen zelf ook verklaren en laten blijken dat zij het werk vrijwillig doen, juist strafbaar gesteld om minderjarigen te beschermen. Zij moeten kunnen opgroeien in een omgeving waar zij zich veilig kunnen ontwikkelen, ook op seksueel gebied. Gezien hun jeugdige leeftijd kan van hen niet worden verwacht dat zij zelf voldoende in staat zijn hun seksuele integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Jeugdprostitutie is dan ook een verontrustend fenomeen, waar bezoekers van prostituees zich verre van zouden moeten houden. Niet de vrouwen zijn strafbaar, maar juist hun klanten, die beter moeten weten.
De verdachte heeft meerdere keren gebruik gemaakt van de diensten van minderjarige prostituees, waarbij één keer tevens sprake is geweest van het seksueel binnendringen van het lichaam van de minderjarige. De verdachte heeft door zijn handelen de lichamelijke integriteit en de psychische staat van de minderjarige in ernstige mate geschonden en bijgedragen aan het in stand houden van jeugdprostitutie.
In maart 2020 heeft het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht een oriëntatiepunt voor straftoemeting (LOVS-oriëntatiepunt) aangaande jeugdprostitutie vastgesteld. Hoewel dit oriëntatiepunt pas tot stand is gekomen nádat het onderhavige strafbare feit is gepleegd, heeft de rechtbank hiernaar wel gekeken bij de strafbepaling in deze zaak. Als oriëntatiepunt voor ontucht met een minderjarige tegen betaling waarbij sprake is van seksueel binnendringen en er voor de verdachte geen aanwijzingen waren om te veronderstellen dat het slachtoffer minderjarig was, geldt een (korte) onvoorwaardelijke gevangenisstraf gecombineerd met 150 uren taakstraf. Bij recidive of wanneer de verdachte wist dat het slachtoffer minderjarig was, is alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf het uitgangspunt.
De rechtbank overweegt dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel op haar plaats is als de verdachte bewust ontucht met een minderjarige wilde plegen. Daarvan is in deze zaak niet gebleken. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat de verdachte bewust op zoek was naar een seksafspraak met een vrouw die jonger was dan 18 jaar of dat hij er op enig moment aan twijfelde of de vrouwen wel 18+ waren. Uit het dossier volgt dat de verdachte zelfs nog in één van de telefonische contacten heeft gevraagd of een van de vrouwen wel meerderjarig was, welke vraag bevestigend werd beantwoord. Dit siert de verdachte, maar maakt de verdachte niet minder strafbaar. De verdachte heeft namelijk verder niet gecontroleerd of de genoemde leeftijd wel klopte, terwijl hij zich hiervan wel had moeten vergissen. De verdachte is er dan ook verantwoordelijk voor te houden dat hij uiteindelijk seksueel contact heeft gehad met minderjarigen. Het verwijt dat deze verdachte kan worden gemaakt is echter wel minder groot dan in het geval dat iemand welbewust op zoek is gegaan naar een minderjarige of wist dat zij minderjarig was. Hier houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening mee.
Daarnaast weegt de rechtbank mee dat de verdachte niet eerder voor een strafbaar feit door de strafrechter is veroordeeld. Ook heeft de rechtbank meegewogen dat de verdachte vanaf het begin open en eerlijk heeft verklaard over zijn bezoeken aan de prostituees.
De inhoud van het reclasseringsadvies van 3 december 2020 heeft de rechtbank ook meegewogen. De reclassering beschrijft dat niet gesproken kan worden van een delictpatroon en schat het risico op recidive laag in. De verdachte heeft zijn leven goed op orde en daarom wordt reclasseringsbegeleiding niet geïndiceerd. Verdachte is in staat om een taakstraf uit te voeren.
Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank anders dan de officier van justitie een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf een te zware strafmodaliteit. De rechtbank is in overeenstemming met het LOVS-oriëntatiepunt van oordeel dat een taakstraf al dan niet in combinatie met een gevangenisstraf het meest passend is. Gelet op het taakstrafverbod dat geldt voor artikel 248b Sr. kan de rechtbank voor het onderhavige feit niet volstaan met het opleggen van alléén een taakstraf. Daarom zal de rechtbank aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één dag opleggen en daarnaast een taakstraf. Wat betreft de hoogte van de taakstraf zal de rechtbank wel een hogere taakstraf opleggen dan het oriëntatiepunt, omdat de seksuele handelingen meerdere keren hebben plaatsgevonden en er twee slachtoffers zijn. Alles overwegend acht de rechtbank een taakstraf van 200 uren passend.
De rechtbank ziet geen reden om daarnaast nog een (deels) voorwaardelijke straf aan de verdachte op te leggen, simpelweg omdat het risico op recidive laag wordt geschat en er geen aanwijzingen zijn dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zou plegen. De rechtbank wijkt hiermee af van de eis van de officier van justitie.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 57 en 248b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Gevangenisstraf
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 dag;
Taakstraf
  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 200 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, voorzitter, mr. M.M. Beije en
mr. drs. E.C.M. Hurkens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.H.J. Muijlkens, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 december 2020.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij meermalen, althans eenmaal in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 27 mei 2019 in de gemeente Kerkrade en/of de gemeente Brunssum (telkens) ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 1] , [geboortedatum 2] en/of [slachtoffer 2] , [geboortedatum 3] , die zich beschikbaar stelde(n) tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die (beiden) de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt, bestaande die ontucht (telkens) uit
- het aanraken en/of betasten en/of voelen van de borsten en/of de vagina van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- het doen aanraken van en/of doen wrijven over en/of doen trekken aan zijn, verdachtes penis door die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of
- het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 1] ;
(art 248b Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie team Migratiecriminaliteit en Mensenhandel, proces-verbaalnummer [Nummer] [Naam onderzoek] , gesloten d.d. 14 april 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 164.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 13, 28 en 29.
3.De bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 36, 37, 38, 43, 47 en 48.
4.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, dossierpagina 155.
5.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, dossierpagina 157 tot en met 161.
6.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] , dossierpagina 104, 106, 107, 113 en 114.
7.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] , dossierpagina 125 en 136.