3.3Het oordeel van de rechtbank
De bewijsmiddelen
Namens [Eigenaar appartement] is aangifte gedaan van brandstichting, gepleegd op 15 juli 2019, in het appartement aan de [Adres 1] te Kerkrade. Dit appartement is door verdachte per 11 juli 2019 van [Eigenaar appartement] gehuurd.Verbalisanten [Naam 1] en [Naam 2] hebben op 15 juli 2019 om 11:53 uur de melding gekregen dat er op de [Adres 1] een explosie had plaatsgevonden en er brand was in de woning van de verdachte. Ter plaatse gekomen, troffen zij verdachte aan met brandwonden. Van de officier van dienst kregen verbalisanten te horen dat door de brandweer twee brandhaarden in de woningen waren aangetroffen, één in de keuken bij het gasfornuis én in de woonkamer ter hoogte van de televisie.
Getuige [Naam 3] , bewoner van het appartement aan de [Adres 2] , heeft verklaard dat hij op 15 juli 2019 thuis was. Hij hoorde omstreeks 11:45-11:55 uur een enorme klap. Hij is naar het trappenhuis gelopen en zag zwarte rook in het trappenhuis. Hij zag de bovenbuurvrouw, van [Huisnummer 1] , met haar vriend en hun kat naar beneden lopen. Hij heeft de bewoner van [Huisnummer 2] geholpen om naar buiten te komen omdat deze bewoner slecht ter been is.
Getuige [Naam 4] , bewoonster van het appartement gelegen aan de [Adres 3] , verklaart dat zij nog lag te slapen en een harde doffe knal hoorde. Door de voordeur, die is voorzien van glas, zag zij de bewoner van het appartement waar de brand was, verdachte, naar buiten de hal inlopen. Zij liep naar de achterkant en zag rookontwikkeling. Zij is uit het appartement gelopen en zag vanuit het appartement van verdachte zwarte rook komen.
Getuige [Naam 5] heeft verklaard dat hij buiten stond op de [Adres 4] en om 11:55 uur een enorme knal hoorde. Hij keek naar boven en zag dat er dikke zware rook aan de voor- en achterzijde uit de ramen kwam van het bovenste appartement aan de overkant.
Uit onderzoek aan de telefoon van verdachte blijkt dat hij op 15 juli 2019 tussen 10:55 en 11:50 uur op diverse internetbrowsers de volgende zoektermen heeft ingevoerd: “is aardgas dodelijk”, “dood door (aard)gas”, “gasfornuis dodelijk of niet” en “Gasfornuis + weinig ventilatie schadelijk?”.
Ing. Lelieveld van het NFI heeft een brandtechnisch onderzoek uitgevoerd. Ten aanzien van het brandverloop in de keuken heeft hij als volgt geconcludeerd: De brandsporen in de keuken geven een duidelijk beeld van het verloop van de brand daar. De witte plek omringd door roet onder de gaskraan geeft aan dat daar op enig moment uitstromend aardgas heeft gebrand. De gaskraan was dus niet dicht toen de brand in de keuken plaatsvond. Deze bevinding komt overeen met het feit dat de gaskraan in de open positie werd aangetroffen. Gezien de aangetroffen sporen (namelijk de genoemde witte plek en de schade aan de balkondeur) is de brand in de keuken zeer waarschijnlijk ontstaan na de explosie.
Ten aanzien van het brandverloop in de woonkamer heeft ing. Lelieveld het volgende geconcludeerd: De grootste brandhaard in de woonkamer bevond zich in de verbrande hoek van de kamer. Alleen de zich daar bevindende TV opstelling met de TV en twee opzettafels kunnen die brandschade hebben veroorzaakt. De brandsporen geven aan dat de brand hier waarschijnlijk is begonnen ter hoogte van de vloer, in de buurt van de opzettafel. De brand moet vervolgens naar de TV opstelling zijn verspreid. Er zijn nog twee andere, relatief kleine brandhaarden op de radiator en de vensterbank. Het is mogelijk dat de brandhaarden op de radiator en de vensterbank zijn ontstaan als gevolg van de brandhaard in de hoek van de kamer. Het is niet aannemelijk dat dit andersom is gebeurd. De brandschade in de woonkamer kan derhalve worden verklaard met één primaire brandhaard (dat wil zeggen: een plaats waar brand is begonnen) in de hoek van de kamer, die heeft geleid tot twee secundaire brandhaarden. Het is echter niet uit te sluiten dat ook de brandhaarden op de radiator en de vensterbank primaire brandhaarden zijn geweest.
De brandschade op de raambekleding en de brandsporen op de ramen zelf wijzen erop dat de ramen dicht stonden ten tijde van de brand. Uit verklaringen van de brandweer en de verklaring van een getuige die dikke zwarte rook uit de voorkant van het appartement zag komen na de explosie, blijkt dat de ramen toen openstonden. Gezien de stand van de kruk van het raam, waren deze mogelijk dichtgeduwd maar niet met de kruk vergrendeld en zijn ze als gevolg van de na de explosie optredende onderdruk open gezogen. Bij de explosie van een voorgemengd aardgas-luchtmengsel wordt maar een zeer beperkte hoeveelheid rook geproduceerd. Om kort na de explosie al dikke zwarte rook waar te kunnen nemen, moet voor de explosie al brand in het appartement zijn geweest die deze rook heeft geproduceerd en zal de brand enige tijd hebben moeten branden. Deze rook moet derhalve afkomstig zijn geweest van de brand in de woonkamer. De brand in de woonkamer moet dus ook zijn ontstaan voordat de explosie plaatsvond en kan geen gevolg zijn geweest van de explosie. Deze conclusie past bij de analyse dat de ramen dicht waren tijdens de brand en open stonden na de explosie.
Ten aanzien van de tijd die het heeft gekost voordat voldoende gas in het appartement aanwezig was voor de explosie en het gevaar dat door de brand is ontstaan, heeft ing. Lelieveld als volgt geconcludeerd. Dat er al brand in de woonkamer was voordat de explosie plaatsvond betekent dat er een continue ontstekingsbron aanwezig was voor het uitstromende aardgas in de keuken. Het aardgas-luchtmengsel dat gevormd wordt zal hierdoor direct ontsteken zodra het mengsel de onderste explosiegrens bereikt rond de brand in de woonkamer, met de explosie als gevolg. Bij een gelijkmatige opbouw van de aardgasconcentratie in het appartement, is het dus per definitie een arm aardgas-luchtmengsel dat explodeerde. Een dergelijk explosie van een arm aardgas-luchtmengsel komt overeen met het schadebeeld, dat wijst op een relatief zwakke explosie. Een reële schatting van de tijd waarin de onderste explosiegrens van het aardgas-luchtmengsel na het openen van de gaskraan in de woonkamer wordt bereikt (gezien de uitstroom van het gas, het volume van het appartement en de ventilatie in dat type appartement) is 20 tot 35 minuten.
De meest aannemelijke manieren van branduitbreiding zijn brand op het dak of
hete rook in het trappenhuis. In beide gevallen zou het naar verwachting tenminste 30 tot 60 minuten duren voordat er concreet gevaar vormde voor de aangrenzende appartementen. Het verspreiden van hete en giftige rook met koolmonoxide in het trappenhuis vormde wat dat betreft een groter gevaar voor personen dan de verspreiding van de brand buiten het appartement van de heer Karinyan.
De vader van verdachte heeft verklaard dat zijn zoon, verdachte, geen gasfornuis of gasoven in zijn appartement had en dat hij de gaskraan op 14 juli 2019, de dag van de verhuizing met plakband en een plastic tas heeft afgesloten.De zus van verdachte heeft verklaard dat haar vader daarbij tegen verdachte heeft gezegd dat de gaskraan gevaarlijk was en dat als die zou lekken er een explosie zou kunnen volgen.
De verdachte heeft bij de politie als volgt verklaard: Hij wilde er een eind aan maken. Hij heeft alle ramen gesloten en toen de gaskraan opengedraaid. Hij wist wel welk effect vuur had op gas en hij wist ook dat er een explosie kan ontstaan.
Bewijsmotivering
De rechtbank is van oordeel dat de conclusies van ing. Lelieveld ten aanzien van het ontstaan van de brand en de explosie, zoals die zijn geformuleerd in zijn rapport, helder, inzichtelijk en consistent zijn. Ing. Lelieveld heeft zijn conclusies deugdelijk onderbouwd met objectieve feiten en omstandigheden, zoals de door verschillende getuigen onmiddellijk na de explosie waargenomen zwarte rook, de brandschade in de woonkamer en de in de keuken aangetroffen brandsporen die erop duiden dat de gaskraan open stond ten tijde van de explosie. Ook het gegeven dat sprake is geweest van een relatief zwakke explosie past bij het scenario zoals door ing. Lelieveld wordt geschetst. Daar staat tegenover dat de verschillende verklaringen die de verdachte op de dag zelf en later tijdens zijn verhoor bij de politie over het ontstaan van de explosie en de brand heeft gegeven,inconsistent zijn en deels strijdig met de bewijsmiddelen. Zo kan de verdachte zijn sigaret niet bij het fornuis hebben aangestoken omdat hij geen fornuis had en blijkt afdoende uit de brandsporen in de keuken en de stand van de aangetroffen gaskraan dat de kraan openstond op het moment van de explosie. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij niet zeker meer wist of hij de gaskraan wel of niet heeft dichtgedraaid. De rechtbank ziet, kortom, geen reden om te twijfelen aan de conclusies van ing. Lelieveld ten aanzien van de oorzaak van de brand en de explosie. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat sprake is geweest van een primaire brandhaard in de hoek van de woonkamer. Deze brandhaard, die enige tijd voorafgaand aan de explosie heeft gebrand, heeft geleid tot een explosie op het moment dat het aardgas-luchtmengsel – dat zich opbouwde binnen het appartement als gevolg van het door verdachte openen van de gaskraan – de onderste explosiegrens bereikte. Gezien de aard van de brand in de hoek van de woonkamer, namelijk een brand die zich heeft verspreid over de tv-opstelling, de tv zelf en de bijzettafels, het gegeven dat deze brand door ing. Lelieveld is aangewezen als een primaire brandhaard en het gegeven dat verdachte alleen in het appartement aanwezig was, kan het niet anders dan dat verdachte met vol opzet die brand heeft aangestoken. Gezien het rapport van ing. Lelieveld en de verklaring van verdachte zelf heeft de gaskraan geruime tijd, ongeveer 20 minuten, opengestaan. Verdachte had de ramen gesloten. Verdachte wist naar eigen zeggen ook van het gevaar van een gasexplosie en hij is daar door zijn vader voor gewaarschuwd. Dat na het langdurig laten ontsnappen van gas een explosie kan ontstaan, is overigens een feit van algemene bekendheid. Verdachte heeft niettemin brand gesticht in het appartement. Gezien deze omstandigheden, concludeert de rechtbank dat verdachte daarbij beseft moet hebben dat zijn handelen een ontploffing van het gas, dat hij ondertussen het appartement liet inlopen, tot gevolg zou hebben. Verdachte had derhalve opzet met noodzakelijkheidsbewustzijn op het doen ontstaan van een ontploffing.
Dat bij verdachte sprake was van onoplettendheid als gevolg van zijn geestelijke toestand en/of gebruik van sederende medicatie, zoals door de raadsman ter terechtzitting is aangevoerd, staat aan het aannemen van opzet op de brandstichting of het teweegbrengen van een explosie niet in de weg. De geestelijke toestand van een verdachte staat slechts aan het aannemen van opzet in de weg als bij verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en mogelijke gevolgen daarvan zou hebben ontbroken. Het dossier bevat gaan aanknopingspunten om aan te nemen dat daarvan sprake is geweest. Verdachte heeft meermalen verklaard dat hij wel wist dat gas en vuur geen goede combinatie waren.
Anders dan door de raadsman is betoogd, is door het handelen van verdachte wel degelijk concreet gevaar voor andere goederen en personen ontstaan. Verdachte heeft brand gesticht en een explosie doen laten ontstaan in een appartement dat deel uitmaakte van een appartementencomplex van meerdere verdiepingen. Reeds door de explosie zelf was onmiddellijk gevaar van beschadiging van de andere appartementen te duchten, terwijl er een reële mogelijkheid was dat de brand zou overslaan naar de belendende appartementen. Het gegeven dat de compartimentering en de gunstige ligging van het appartement de uitbreiding van de brand met meer dan 30 minuten zouden hebben vertraagd, zoals door ing. Lelieveld is geconcludeerd, kan daaraan niet afdoen. Men mag er immers niet van uitgaan dat de brandweer steeds tijdig ter plaatse is en de brand onder controle krijgt. Uit het rapport van ing. Lelieveld kan worden opgemaakt dat de brand weliswaar geen onmiddellijk gevaar opleverde voor de in het appartementencomplex aanwezige personen, maar dat verspreiding van hete en giftige rook met koolmonoxide in het trappenhuis voor hen wel een gevaar kon zijn. Uit de verklaringen van getuigen [Naam 4] en [Naam 3] blijkt ook dat in het trappenhuis zwarte rook hing. Uit hun verklaringen blijkt daarnaast dat ten tijde van de explosie en de brand, naast verdachte, minsten vier personen in het complex aanwezig waren. Bovendien blijkt uit de verklaring van getuige [Naam 4] dat zij ten tijde van de explosie lag te slapen en blijkt uit de verklaring van getuige [Naam 3] dat hij de bewoner van [Huisnummer 2] naar buiten heeft moeten helpen omdat deze slecht ter been was. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank afdoende vast dat als gevolg van het handelen van verdachte concreet levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel is ontstaan voor personen.
Gezien bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk brand heeft gesticht en een ontploffing heeft doen ontstaan als gevolg waarvan gemeen gevaar voor goederen, namelijk de omringende appartementen, en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen is ontstaan.