ECLI:NL:RBLIM:2020:1003

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 januari 2020
Publicatiedatum
10 februari 2020
Zaaknummer
C/03/263066 / KG ZA 19-170
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot vestiging van een recht van erfdienstbaarheid in kort geding

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Limburg op 15 januari 2020, hebben eisers een vordering ingesteld tot vestiging van een recht van erfdienstbaarheid. De eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.P. Folkertsma, hebben hun vordering gewijzigd in een akte van 20 november 2019. De gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.J.A. Verhagen, heeft verweer gevoerd tegen de gewijzigde vordering. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde zich niet verzet tegen de toewijzing van de gewijzigde vordering onder I, en heeft deze vordering toegewezen met een termijn van twee weken voor de gedaagde om bij de notaris te verschijnen.

De voorzieningenrechter heeft ook de gewijzigde vordering onder II toegewezen, ondanks de bezwaren van de gedaagde met betrekking tot de hypotheekhouder. De rechtbank heeft geoordeeld dat de lange duur van de procedure en de eerdere geschillen tussen partijen voldoende grond vormen voor toewijzing van deze vordering. Tevens is er een overeenkomst bereikt tussen partijen over het verstrekken van een onherroepelijke volmacht aan de notaris voor de vestiging van de erfdienstbaarheid.

In de beslissing heeft de voorzieningenrechter de gedaagde veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te verschijnen bij de notaris en mee te werken aan de vestiging van de erfdienstbaarheid. Indien de gedaagde niet voldoet aan deze veroordeling, treedt het vonnis in de plaats van de handtekening van de gedaagde onder de akte van levering. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. I.M. Etman.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/263066 / KG ZA 19-170
Vonnis in kort geding van 15 januari 2020
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

en

2.[eiseres sub 2] ,

beiden wonend te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. J.P. Folkertsma;
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.J.A. Verhagen.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde] genoemd worden.

1.Het verloop van de procedure:

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de akte houdende overlegging producties 1 tot en met 6 van [gedaagde] ;
  • de mondelinge behandeling van 9 mei 2019;
  • de pleitnota van [gedaagde] ;
  • het proces-verbaal van kort geding van 9 mei 2019;
  • de voortgezette mondelinge behandeling van 14 november 2019;
  • de akte eiswijziging/-vermindering van [eisers] van 20 november 2019;
  • de akte uitlating wijziging/vermindering van eis van [gedaagde] van 27 november 2019;
  • het faxbericht van 29 november 2019 van de rechtbank aan partijen;
  • de voortgezette mondelinge behandeling van 10 december 2019;
  • de faxberichten van 17 december 2019 van [gedaagde] ;
  • de e-mail van 19 december 2019 van [eisers] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Het geschil
2.1.
[eisers] hebben op de in dagvaarding aangevoerde gronden een vordering ingesteld als in die dagvaarding omschreven, die vervolgens bij akte van 20 november 2019 is gewijzigd.

3.De beoordeling

3.1.
Omdat [gedaagde] zich niet verzet tegen toewijzing van de gewijzigde vordering onder I van [eisers] , zal de voorzieningenrechter die vordering toewijzen, met dien verstande dat de voorzieningenrechter de termijn waarbinnen [gedaagde] bij de notaris dient te verschijnen op een redelijk te achten termijn van twee weken stelt.
3.2.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd tegen de gewijzigde vordering onder II, mede vanwege zijn angst dat de hypotheekhouder zich zou verzetten tegen het
vestigen van de erfdienstbaarheid. Bij faxbrief van 17 december 2019 van 14:09 uur heeft [gedaagde] de rechtbank bericht dat de hypotheekhouder zich niet verzet tegen vestiging van de erfdienstbaarheid nu deze niet geldt voor rechtsopvolgers. De houding van de
hypotheekhouder is derhalve geen reden voor afwijzing van de gewijzigde vordering onder II. [gedaagde] heeft verder nog aangevoerd dat er geen reden is om aan te nemen dat partijen niet alsnog in gezamenlijk overleg tot afwikkeling van dit vonnis kunnen komen. De
voorzieningenrechter is van oordeel dat de lange tijd die in dit kort geding nodig is geweest voordat partijen over de kern van het geschil tot overeenstemming zijn gekomen en de eerdere procedures die zij gevoerd hebben, voldoende grond zijn voor toewijzing van de gewijzigde vordering onder II.
3.3.
Omdat partijen het er over eens zijn dat een onherroepelijke volmacht moet worden verstrekt aan de notaris die de vestigingsakte opmaakt, om de bedoelde erfdienstbaarheid door te halen wanneer deze volgens de gewijzigde eis zou komen te vervallen, zal de voorzieningenrechter in het dictum van dit vonnis verstaan dat partijen zijn overeengekomen dat [eisers] een door de notaris op te stellen onherroepelijke volmacht zullen verstrekken om de erfdienstbaarheid in dat geval door te halen.
3.4.
De familierelatie tussen partijen is voor de voorzieningenrechter aanleiding de
proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te verschijnen bij de notaris en mee te werken aan het passeren van een akte, door middel van ondertekening van de daartoe op basis van de conceptakte opgestelde akte van levering, tot herstel van een eerdere situatie/rectificatie, alsmede vestiging erfdienstbaarheden, in dier voege dat artikel 4 e van de bedoelde conceptakte komt te luiden:
“de eigenaar van het dienend erf moet ongehinderd en onbelemmerd met de auto en camper kunnen rijden van en naar de garage achter zijn woning (lees: [adres 1] ). Daarbij mag hij gebruik maken van een strook achter de woning van [gedaagde] (lees: [adres 2] ). Deze erfdienstbaarheid komt te vervallen zodra het zakelijk recht van gebruik, zoals omschreven op pagina 5 van de akte van levering d.d. 18 juli 1995 onder “VESTIGING ZAKELIJK RECHT VAN GEBRUIK” is geëindigd en wel op de dag dat de eigenaar van het dienend erf (de langstlevende gebruiker) is overleden. (Partijen verklaren voor de volledigheid dat voor wat de in dit artikel bedoelde erfdienstbaarheid van weg betreft het registergoed, plaatselijk bekend als [adres 1] te [woonplaats] (kadastraal bekend als [kadasternummer 1] en [kadasternummer 2] ) als heersend erf fungeert en het registergoed, plaatselijk bekend als [adres 2] te [woonplaats] (kadastraal bekend als [kadasternummer 3] ) als dienend erf)”,behoudens eventuele door de behandelend notaris nog te maken tekstuele op- en/of aanmerkingen.
4.2.
bepaalt dat indien [gedaagde] niet aan de veroordeling onder 4.1. voldoet door de notariële akte niet te ondertekenen, dit vonnis in de plaats treedt van de handtekening van [gedaagde] onder de in 4.1. bedoelde akte van levering ter herstel van een eerdere situatie/rectificatie alsmede vestiging erfdienstbaarheden;
4.3.
verstaat dat partijen zijn overeengekomen dat [eisers] een door de notaris op te stellen onherroepelijke volmacht zullen verstrekken om de erfdienstbaarheid bedoeld in 4.1. door te halen, wanneer de eigenaar van het dienend erf (de langstlevende gebruiker) is overleden;
4.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: MT