ECLI:NL:RBLIM:2020:1002

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 januari 2020
Publicatiedatum
10 februari 2020
Zaaknummer
C/03/271590 / KG ZA 19-545
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering in kort geding wegens gebrek aan spoedeisend belang en ongeschiktheid voor kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 17 januari 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en de Stichting In de Roode Leeuw. [eiseres] vorderde nietigverklaring van bestuursbesluiten van de Stichting die leidden tot haar ontslag als bestuurslid. De Stichting betwistte het spoedeisend belang van [eiseres] en voerde verweer. De voorzieningenrechter oordeelde dat [eiseres] onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat het geschil niet in een bodemprocedure kon worden afgewacht. Bovendien was het oordeel over de nietigheid van de besluiten van de Stichting een declaratoire uitspraak, die niet in kort geding kon worden gegeven. De vorderingen van [eiseres] werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de Stichting tot dat moment waren begroot op € 1.619,00.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/271590 / KG ZA 19-545
Vonnis in kort geding van 17 januari 2020
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. W.J.F. Geertsen te Maastricht,
tegen
de stichting
STICHTING IN DE ROODEN LEEUW,
gevestigd te Maastricht,
gedaagde,
advocaat mr. C.R.N. de Boer te Beek.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de Stichting genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 4 december 2019 met 10 producties
  • de door [eiseres] nagezonden productie 11
  • de door de Stichting ingezonden producties 1 tot en met 8
  • de mondelinge behandeling op 9 januari 2020
  • de pleitnota van de Stichting.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De Stichting is opgericht op 25 maart 1999 en heeft als doel het verlenen van ondersteuning op sociaal-maatschappelijk, cultureel en levensbeschouwelijk gebied, aan personen die naar het inzicht van de Stichting deze ondersteuning behoeven. De Stichting tracht dit doel - kort gezegd - te bereiken door a) het ontwikkelen en uitvoeren van activiteiten, b) het aanstellen van één of meer coördinatoren, c) het werven en begeleiden van vrijwilligers, d) het creëren van een netwerk voor verwijzing van deelnemers en e) het verwerven van subsidies, fondsen schenkingen en andere inkomsten ten behoeve van het werk (productie 1 bij dagvaarding; Statuten).
2.2.
Het bestuur van de Stichting (hierna te noemen: het bestuur) bestaat uit minimaal vijf bestuursleden, waarvan één persoon wordt benoemd door de stichting Stichting Nederland FIC. [eiseres] is met ingang van 15 maart 2018 benoemd als bestuurslid voor een termijn van vier jaren (art. 4 lid 3 Statuten).
2.3.
Het bestuurslidmaatschap van de Stichting eindigt onder andere door ontslag van het bestuurslid door het bestuur (art. 5 lid 1 sub b Statuten). Een dergelijk ontslag kan slechts worden gegeven in een speciaal daartoe opgeroepen vergadering, waarin het voor ontslag voorgedragen bestuurslid de gelegenheid krijgt het woord te voeren (art. 5 lid 2 Statuten).
2.4.
Het bestuur heeft op 14 oktober 2019 vergaderd. In die vergadering is gestemd over het voorstel om een interne procedure te starten teneinde te komen tot een ontslag van [eiseres] . De aanwezigen [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] stemden vóór en [eiseres] en [naam 4] stemden tegen die procedure.
2.5.
Het bestuur heeft op 28 oktober 2019 opnieuw vergaderd. Al de voornoemde personen waren bij de aanvang van die vergadering aanwezig. Tevens was de advocaat
[naam 1] , [naam 2] en [naam 3] aanwezig. Deze advocaat heeft [eiseres] meegedeeld dat zij, nu zij was voorgedragen voor ontslag, geen stemrecht had. [eiseres] en [naam 4] hebben die stelling bestreden en de vergadering verlaten. De op de vergadering overgebleven personen hebben gestemd, namelijk vóór het ontslag van [eiseres] . Op 30 oktober 2019 heeft de Kamer van Koophandel [eiseres] bericht dat in het register van de Kamer van Koophandel geregistreerd is dat zij per 29 oktober 2019 uitgetreden is als bestuurder.
2.6.
In artikel 11 lid 11 van de Statuten is bepaald dat een bestuursbesluit dat in strijd is met de wet of de staturen nietig is, tenzij uit de wet iets anders voortvloeit. In lid 12 van dat artikel is - kort gezegd - bepaald dat een bestuursbesluit op grond van het bepaalde in artikel 2:15 BW vernietigbaar is.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de voorzieningenrechter, bij vonnis in kort geding, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. nietig verklaart dan wel vernietigt het besluit van de Stichting van 14 oktober 2019 teneinde te komen tot een interne procedure die heeft geleid tot het ontslag van [eiseres] als bestuurslid van de Stichting;
II. nietig verklaart dan wel vernietigt het besluit van de Stichting van 28 oktober 2019 die heeft geleid tot het ontslag van [eiseres] als bestuurslid van de Stichting;
III. de Stichting veroordeelt in de (na)kosten van het geding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het tijdstip dat de Stichting in verzuim is deze kosten te voldoen.
3.2.
[eiseres] stelt ter onderbouwing van het gevorderde - kort gezegd - dat de bestuursbesluiten van de vergaderingen van 14 en 28 oktober 2019 niet rechtsgeldig zijn (genomen). Aan de stemmingen op die vergadering heeft immers ook [naam 1] deelgenomen, terwijl hij volgens [eiseres] geen in functie zijnde bestuurslid was. De stem van [naam 1] is bij de gehouden stemmingen meegewogen en was - in het nadeel van [eiseres] - van doorslaggevend gewicht, wat betreft de uitkomst van die stemmingen. De besluiten van 14 en 28 oktober 2019, die in strijd met de artikelen 11 lid 1 respectievelijk artikel 5 lid 3 Statuten zijn genomen, zijn derhalve nietig, aldus [eiseres] . [eiseres] stelt dat zij een spoedeisend belang heeft bij toewijzing van het gevorderde.
3.3.
De Stichting betwist het gestelde spoedeisend belang en voert ook overigens verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vorderingen van [eiseres] zich om twee redenen niet lenen voor een behandeling in kort geding.
4.2.
[eiseres] heeft allereerst onvoldoende aannemelijk gemaakt dat een beoordeling van het geschil tussen partijen niet in een bodemprocedure kan worden afgewacht. [eiseres] heeft haar functie als bestuurslid onbezoldigd uitgevoerd, zodat een spoedeisend financieel belang bij toewijzing van het gevorderde ontbreekt. De persoonlijke betrokkenheid van [eiseres] bij de doelstelling van de Stichting en haar gevoel dat zij door haar afwezigheid bij bestuursvergaderingen te ver van de Stichting verwijderd raakt, vormen evenmin een in rechte te respecteren spoedeisend belang van [eiseres] .
4.3.
In kort geding kan bovendien niet bij wege van een voorlopige voorziening worden geoordeeld dat de besluiten van de Stichting van 14 en 28 oktober 2019 nietig / vernietigbaar zijn. Een dergelijk oordeel betreft een declaratoire uitspraak, die niet in kort geding kan worden gegeven.
4.4.
De vorderingen van [eiseres] zijn derhalve niet toewijsbaar in kort geding en [eiseres] dient als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Stichting worden begroot op:
- griffierecht € 639,00
- salaris advocaat €
980,00
Totaal € 1.619,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van de Stichting tot op heden begroot op € 1.619,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: CM