ECLI:NL:RBLIM:2019:9776
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een dwangakkoord en toewijzing van de schuldsaneringsregeling in een civiele insolventiezaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 26 februari 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoekster had op 8 januari 2019 een verzoekschrift ingediend voor de toepassing van de schuldsaneringsregeling, waarbij zij ook een verzoek deed om een dwangakkoord. De mondelinge behandeling vond plaats op 12 februari 2019. Tijdens deze behandeling heeft de verweerder, die als bewindvoerder optreedt, bezwaar gemaakt tegen het aanbod van de verzoekster, omdat hij het aanbod te laag achtte en de prognoses van de kredietbank als onjuist beschouwde. Hij heeft zijn standpunt onderbouwd met analyses van eerdere slotuitdelingslijsten van schuldsaneringen die positief zijn geëindigd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de totale schuldenlast van verzoekster lager was dan aanvankelijk opgegeven en dat de verweerder de enige schuldeiser was die weigerde in te stemmen met het akkoord. De rechtbank heeft overwogen dat het aanbod van verzoekster niet in redelijkheid kon worden opgelegd aan de verweerder, omdat het aanbod een lagere uitkering bood dan de volledige vordering van de schuldeiser. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het primair verzochte dwangakkoord niet toewijsbaar was, maar heeft wel de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uitgesproken. De rechtbank heeft de bewindvoerder benoemd en de verzoekster aangespoord om zich aan de regels van de schuldsanering te houden. Tegen de afwijzing van het dwangakkoord staat geen recht van hoger beroep open, maar tegen de uitspraak tot toepassing van de schuldsaneringsregeling kan wel hoger beroep worden ingesteld.