ECLI:NL:RBLIM:2019:9677

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 oktober 2019
Publicatiedatum
30 oktober 2019
Zaaknummer
7958156 \ AZ VERZ 19-131 30102019
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens niet-nakoming van re-integratieverplichtingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 30 oktober 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap Essity Operations Gennep B.V. en de werknemer, aangeduid als [verweerder]. De werknemer was sinds 17 juli 2018 arbeidsongeschikt en had herhaaldelijk zijn re-integratieverplichtingen niet nagekomen, evenals de ziekteverzuim-controlevoorschriften. Essity verzocht de ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel e van het Burgerlijk Wetboek. De werknemer was niet verschenen op de zitting en had geen verweer gevoerd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer behoorlijk was opgeroepen en dat er geen opzegverbod van toepassing was. Vervolgens is beoordeeld of er een redelijke grond was voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter concludeerde dat de werknemer door zijn handelen de re-integratieverplichtingen had geschonden en dat het voor Essity niet mogelijk was de arbeidsovereenkomst voort te zetten. De kantonrechter heeft het verzoek van Essity toegewezen en de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 30 oktober 2019. Tevens is geoordeeld dat de werknemer geen recht had op een transitievergoeding, aangezien het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg was van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer. De werknemer werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Essity tot dat moment waren begroot op € 721,00.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 7958156 \ AZ VERZ 19-131
Beschikking van de kantonrechter van 30 oktober 2019
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ESSITY OPERATIONS GENNEP B.V.,
gevestigd te 6598 BL Heijen,
werkgever,
verzoekende partij,
gemachtigde mr. H. Frijlink,
tegen:
[verweerder],
wonend [adres] ,
[postcode] [woonplaats] ,
werknemer,
verwerende partij,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna Essity en [verweerder] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 7 augustus 2019 ter griffie ontvangen verzoekschrift
- het deurwaardersexploot van 4 oktober 2019, waarbij het verzoekschrift aan [verweerder] is betekend en [verweerder] is opgeroepen voor de mondelinge behandeling
- de mondelinge behandeling d.d. 23 oktober 2019
- de namens Essity overgelegde pleitaantekeningen.
1.2.
Daarna is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verweerder] , geboren op [geboortedatum] , is op 1 oktober 2013 bij Essity in dienst getreden en vervult thans de functie van Technisch Operator tegen een loon van € 2.660,00 bruto per maand, te vermeerderen met 19,85% ploegentoeslag, 8% vakantietoeslag en 8,33% eindejaarsuitkering.
2.2.
[verweerder] is sinds 17 juli 2018 arbeidsongeschikt.

3.Het geschil

3.1.
Essity verzoekt de tussen haar en [verweerder] bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel e Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
3.2.
[verweerder] heeft geen verweer gevoerd en is niet ter zitting verschenen.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt in de eerste plaats vast dat [verweerder] behoorlijk is opgeroepen. De griffier heeft [verweerder] bij brief van 8 augustus 2019 opgeroepen om te verschijnen tijdens de mondelinge behandeling op 23 oktober 2019 te 10.00 uur.
Bovendien is het verzoekschrift bij deurwaardersexploot van 4 oktober 2019 aan [verweerder] betekend.
4.2.
De kantonrechter stelt vervolgens vast dat niet is gebleken dat het verzoek verband houdt met een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:670, leden 1 tot en met 4 en 10 van het BW, of enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst.
De kantonrechter komt daarom toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
4.3.
Bij de beoordeling wordt voorop gesteld dat uit artikel 7:669 lid 1 BW in verbinding met artikel 7:671b lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van [verweerder] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. Bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015 (Stcrt. 2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
4.4.
Essity verzoekt (primair) ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:669 lid 3 onderdeel e BW en stelt ter onderbouwing van het verzoek - samengevat - het volgende.
Essity heeft zich gedurende de arbeidsongeschiktheid van [verweerder] ingespannen om een goede invulling te geven aan zijn re-integratie. [verweerder] is echter herhaaldelijk zijn re-integratieverplichtingen niet nagekomen en hij heeft de ziekteverzuim-controlevoorschriften overtreden. [verweerder] kwam gemaakte afspraken voor een spreekuurbezoek aan de bedrijfsarts vaak niet na. Ook schond hij afspraken betreffende zijn behandeling. Sinds mei 2019 heeft [verweerder] helemaal niets meer van zich laten horen.
4.5.
Op grond van de onweersproken feitelijke stellingen van Essity komt de kantonrechter tot het oordeel dat als gevolg van de handelwijze van [verweerder] van Essity niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te laten voortduren.
4.6.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de door Essity naar voren gebrachte feiten en omstandigheden een redelijke grond opleveren voor ontbinding, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel e BW. Herplaatsing van [verweerder] ligt naar de aard van de zaak niet in de rede.
4.7.
De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van Essity zal toewijzen en dat de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 8, onderdeel b, BW zal worden ontbonden met ingang van heden, 30 oktober 2019.
4.8.
Naar het oordeel van de kantonrechter is het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder] , zodat hem gelet op het bepaalde in artikel 7:673 lid 7 sub c BW geen transitievergoeding toekomt.
4.9.
[verweerder] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van Essity worden tot op heden begroot op:
- griffierecht € 121,00
- salaris gemachtigde
€ 600,00
Totaal € 721,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van heden,
30 oktober 2019,
5.2.
veroordeelt [verweerder] in de proceskosten, aan de zijde van Essity tot op heden begroot op € 721,00,
5.3.
verklaart deze beschikking voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst - voor zoveel nodig - het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.W. Rijksen en in het openbaar uitgesproken.
type: em
coll: