Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 600,00
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 30 oktober 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap Essity Operations Gennep B.V. en de werknemer, aangeduid als [verweerder]. De werknemer was sinds 17 juli 2018 arbeidsongeschikt en had herhaaldelijk zijn re-integratieverplichtingen niet nagekomen, evenals de ziekteverzuim-controlevoorschriften. Essity verzocht de ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel e van het Burgerlijk Wetboek. De werknemer was niet verschenen op de zitting en had geen verweer gevoerd.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer behoorlijk was opgeroepen en dat er geen opzegverbod van toepassing was. Vervolgens is beoordeeld of er een redelijke grond was voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter concludeerde dat de werknemer door zijn handelen de re-integratieverplichtingen had geschonden en dat het voor Essity niet mogelijk was de arbeidsovereenkomst voort te zetten. De kantonrechter heeft het verzoek van Essity toegewezen en de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 30 oktober 2019. Tevens is geoordeeld dat de werknemer geen recht had op een transitievergoeding, aangezien het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg was van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer. De werknemer werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Essity tot dat moment waren begroot op € 721,00.