3.3Het oordeel van de rechtbank
Aanleiding onderzoek:
In de periode van 20 februari 2016 tot en met 14 september 2018 vonden er binnen de gemeente Maastricht 15 aanrandingen dan wel (poging tot) verkrachtingen plaats. De slachtoffers waren allen jonge, veelal zomers geklede vrouwen. Bijna alle vrouwen waren in de leeftijd tussen de 18 en 23 jaar oud. Alle 15 vrouwen deden aangifte. In november 2017 werd er een onderzoek gestart naar aanleiding van een deel van deze serie aanrandingen.
Gelet op het in de aangiften omschreven signalement van de dader en de modus operandi, bestond het vermoeden dat de aanrandingen werden gepleegd door dezelfde dader. De dader zou zich bij 14 aanrandingen op een scooter verplaatsen, vaak zagen de aangeefsters een topkoffer achterop de scooter van de dader.
Tijdens een verkeerscontrole op 12 juli 2018 werd de verdachte gecontroleerd. Hij probeerde zich in eerste instantie aan de controle te onttrekken. Bij deze controle viel verbalisanten op dat het signalement van de verdachte en de kenmerken van de scooter en de helm sterke overeenkomsten vertoonden met het signalement van de dader van eerdergenoemde aanrandingen.
Er is vervolgens onderzoek verricht naar de verdachte. Op 9 augustus 2018 werd er een peilbaken in de scooter van de verdachte geplaatst. Ook werd het werkrooster van de verdachte bij zijn werkgever opgevraagd.
Signalement verdachte en zijn scooter:
Tijdens eerdergenoemde verkeerscontrole op 12 juli 2018 werd de verdachte gecontroleerd. Hij reed op een witte bromfiets/scooter, merk en type Peugeot Kisbee. Achterop de scooter was een zwart topkoffer bevestigd. Het koffer was aan de achterzijde voorzien van een grijs vlak en twee rode reflectoren.
De helm die de verdachte droeg betrof een mat grijze jet-helm. De helm was voorzien van een groot vizier en liep aan de achterzijde in een punt omhoog. Op de linkerzijkant zat een rechthoekige witte sticker.
De verdachte werd als volgt omschreven: licht getint uiterlijk, ongeveer 1.75m lang, normaal postuur tot gezet postuur met een klein buikje. De verdachte had een ringbaardje en een spleetje tussen de voortanden. Hij had lichtbruin, kort gemillimeterd haar, met een beginnende kaalheid.
Actie lokagenten:
Op 14 september 2019 werd een actie gehouden ter aanhouding van de verdachte, waarbij twee lokagenten, onder wie de latere aangeefster [slachtoffer 1] , werden ingezet.[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij op voornoemde datum over de [straatnaam 1] te Maastricht fietste, toen zij een lichtkleurige scooter met een zwart koffer zag staan. Nog voordat zij afsloeg naar de [straatnaam 2] zag zij achter zich verlichting en hoorde zij het geluid van een scooter. Op de [straatnaam 2] stopte [slachtoffer 1] . Zij bleef staan met de fiets tussen haar benen. De scooter kwam steeds dichterbij. [slachtoffer 1] voelde opeens de hand van de bestuurder (een man) van de scooter op haar onderbroek. De man kneep twee keer in haar vagina en schaamlippen. [slachtoffer 1] pakte de man vast en er ontstond een worsteling. Tijdens deze worsteling sloeg de man met een gebalde vuist tegen de rechterwang, net onder het oog, van [slachtoffer 1] . Als gevolg van deze klap, moest [slachtoffer 1] de man loslaten.De man reed weg op zijn scooter. Via de peilbakengegevens kon de man gevolgd worden. Hij werd kort daarna aangehouden. De man bleek verdachte te zijn en het kenteken van de scooter was afgeplakt.
Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat [slachtoffer 1] een pijnlijke rode plek onder haar rechteroog had.
De scooter van de verdachte werd in beslag genomen en onderzocht. In het topkoffer werd onder andere een zwarte bivakmuts aangetroffen, met een gehele oogopening.
Ook werd vastgesteld dat de koplamp van de scooter kon worden uitgeschakeld als de scooter aan stond. Het achterlicht kon niet uitgeschakeld worden. De scooter kon aan de voorzijde alleen groot licht voeren. De dimlicht-stand was defect.
Verklaring verdachte ten aanzien van de feiten 1 en 16:
De verdachte heeft verklaard dat hij op 14 september 2018 een vrouw met een korte rok op de fiets zag zitten. Zij stond even later stil. De verdachte ging met zijn scooter naast haar staan. Met een platte hand raakte hij vervolgens haar onderbroek aan, waarschijnlijk ter hoogte van haar kont of vagina. Er ontstond een worsteling. De verdachte heeft een vuistslag in de richting van de vrouw gemaakt.
De verdachte heeft voorts verklaard dat hij voorafgaand aan de aanranding zijn kentekenplaat had afgeplakt, zodat niemand hem kon aangeven bij de politie.
Conclusie ten aanzien van de feiten 1 en 16:
Gelet op de verklaring van [slachtoffer 1] en de verklaring van de verdachte, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte [slachtoffer 1] heeft aangerand. De verdachte heeft [slachtoffer 1] twee keer in haar vagina dan wel schaamstreek geknepen. Doordat de verdachte [slachtoffer 1] overrompelde met zijn aanrakingen, heeft [slachtoffer 1] de aanrakingen moeten dulden.
[slachtoffer 1] heeft verklaard over een vuistslag in haar gezicht. De geneeskundige verklaring ondersteunt deze verklaring van [slachtoffer 1] . Er wordt immers letsel onder het rechteroog geconstateerd. De verdachte heeft verklaard dat hij een vuistslag in de richting van [slachtoffer 1] maakte. Hij ontkent haar in haar gezicht te hebben geraakt. De rechtbank is echter van oordeel dat de verdachte, door tijdens de worsteling een vuistslag te geven in de richting van [slachtoffer 1] , op zijn minst de kans op de koop heeft toegenomen dat hij [slachtoffer 1] in haar gezicht zou raken.
Uit deze bewijsmiddelen volgt dus dat de verdachte [slachtoffer 1] mishandeld heeft. Om tot een veroordeling te kunnen komen van hetgeen primair ten laste gelegd is, moet bewezen kunnen worden dat de verdachte ten tijde van de mishandeling wist dat [slachtoffer 1] een politiebeambte was. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het bewijs daarvoor niet aanwezig is. Wat resteert, en waar verdachte wel voor veroordeeld zal worden, is de mishandeling (feit 16 subsidiair).
Verklaring van verdachte ten aanzien van de feiten 2 tot en met 15:
De verdachte werd tijdens zijn verhoor ook gevraagd naar andere aanrandingen. Hij verklaarde na overleg met zijn advocaat en in het bijzijn van zijn advocaat dat hij het dossier had gelezen en dat het aantal aanrandingen wel klopt. Vervolgens werd aan de verdachte een overzicht voorgelegd waarop alle 15 ten laste gelegde feiten (feiten 1 tot en met 15), inclusief vermelding van dag, datum, tijdstip en locatie, waren opgenomen, met het verzoek om de aanrandingen aan te kruisen die hij had gepleegd. De verdachte streepte alle 15 aanrandingen aan. Desgevraagd bevestigde hij dat hij in alle 15 zaken iemand had aangerand.
Overweging rechtbank ten aanzien van verklaring verdachte:
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat de verklaring van de verdachte wel degelijk als bekentenis kan worden gezien. Van de gestelde onduidelijkheid voor de verdachte is de rechtbank niet gebleken. De verdachte geeft immers aan dat hij het dossier heeft gelezen. Hij weet dus welke aangiften het betreft. Met het aan hem voorgelegde overzicht, waarop relevante gegevens als dag, datum, tijdstip en locatie werden aangegeven, kon er voor de verdachte geen onduidelijkheid bestaan over de feiten waarvan hij werd verdacht. Met die informatie heeft hij de feiten bekend. Ook nadat de politie hem ter verduidelijking vraagt of het klopt dat hij in alle zaken iemand heeft aangerand, bevestigt hij dat. Daarbij komt dat de verdachte deze verklaring heeft afgelegd nadat de toenmalige advocaat van de verdachte had laten weten dat de verdachte, die zich eerder beriep op zijn zwijgrecht, wilde verklaren. Ook heeft de verdachte voorafgaand aan het verhoor overleg gevoerd met de kantoorgenote van zijn toenmalige advocaat en was die kantoorgenote bij het verhoor aanwezig. Tijdens het verhoor heeft de verdachte daarbij uiteengezet hoe hij tot de aanrandingen en zijn bekentenis is gekomen: hij is drie jaar ziek geweest door gebrek aan seks met zijn vrouw en het ontbreken van mogelijkheden om seks te hebben met een andere vrouw. Het lezen van het dossier heeft hem diep geraakt en daarom heeft hij besloten om te vertellen wat er is gebeurd.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de verdachte betrouwbaar is en voor het bewijs gebruikt kan worden. De rechtbank heeft gezien dat de verdachte tijdens zijn verhoor bij de politie heeft verklaard dat de aangeefsters de aangiftes hebben aangedikt. Ter zitting is de verdachte meermalen uitgenodigd aan te geven wat er dan niet klopt aan de aangiften. De verdachte heeft zich toen steeds weer opnieuw op zijn zwijgrecht beroepen. De rechtbank zal om die reden uitgaan van de juistheid van de verklaringen van de aangeefsters.
De rechtbank overweegt daarbij nog dat de rechtbank, met de officier van justitie en de raadsman, heeft geconstateerd dat de verklaringen van de aangeefsters over het signalement van de dader en de beschrijving van de scooter en helm - en dan met name de kleur - niet altijd geheel overeenkomen met respectievelijk het uiterlijk van verdachte en de door hem gebruikte scooter en helm. De rechtbank acht deze afwijkingen heel verklaarbaar. De aangeefsters waren namelijk niet bedacht op de belaging. Na het voorval waren zij vooral enorm geschrokken en angstig. De rechtbank acht het dan ook volstrekt logisch dat de aangeefsters niet altijd in staat waren een volledige omschrijving te geven van hun belager. Ten tijde van de belaging waren zij vooral bezig met zichzelf te verdedigen. Aangeefsters werden over het algemeen ’s nachts benaderd, wat ook nog eens maakt dat de beperkte verlichting of kleur van de straatverlichting invloed kan hebben op hun waarnemingen van kleur.
De rechtbank zal hierna de feiten 2 tot en met 15 bespreken, waarna na elk feit een conclusie zal worden getrokken.
Feit 2:
Op 22 juli 2018, omstreeks 23:54 uur, reed [slachtoffer 2] op haar scooter terug naar haar woning aan de [straatnaam 3] te Maastricht. Zij plaatste daar haar scooter op de parkeerplaats en zag dat er een man op haar af kwam gelopen. Hij droeg een helm. De man liep op haar af en bleef op een afstand van ongeveer 30 cm van haar staan. [slachtoffer 2] duwde hem weg, waarna de man wegliep. [slachtoffer 2] wilde haar tas uit de buddyseat halen, maar dat lukte niet. De man kwam toen opnieuw op haar af. [slachtoffer 2] kwam met haar rug tegen de muur te staan en duwde de man weg. De man legde zijn hand op haar bovenbeen en streelde in de richting van haar bil. [slachtoffer 2] schreeuwde heel hard, waarna de man wegrende.
[slachtoffer 2] heeft de man als volgt omschreven: getint uiterlijk, Marokkaans of Turks. Hij droeg een jas die aan de bovenzijde vooral rood was. De man droeg verder een helm zonder vizier.
Tijdens de aanhouding van de verdachte op 14 september 2018 droeg hij een jas met een rode binnenvoering.
Op camerabeelden is te zien dat een scooter de parkeerplaats oprijdt, richting de stalling. Kort daarna komt een tweede scooter aanrijden. Deze schakelt het licht uit. Alleen het remlicht brandt nog. De bestuurder van deze laatste scooter parkeert de scooter tegen een muurtje direct bij de ingang van de parkeerplaats. Op de scooter zijn de contouren van een topkoffer zichtbaar. De bestuurder loopt richting de fietsenstalling en verdwijnt uit beeld. Kort daarna rent de bestuurder vanuit de stalling gehaast terug naar zijn scooter.
Op de camerabeelden is te zien dat de bestuurder reed op een lichtkleurige scooter, voorzien van een koffer. De bestuurder draagt een open helm.
Ook was op de beelden te zien dat de bestuurder iets uit zijn buddyseat haalt en vervolgens met zijn arm richting de achterzijde van zijn scooter gaat.
Conclusie ten aanzien van feit 2:
Gelet op de verklaring van verdachte, in combinatie met de beschrijving van het uiterlijk van de dader zoals gegeven door [slachtoffer 2] , welke beschrijving past bij het uiterlijk van de verdachte, stelt de rechtbank vast dat de door [slachtoffer 2] omschreven man, verdachte is. [slachtoffer 2] heeft ook een beschrijving gegeven van de helm, welke past bij de camerabeelden en de helm die de verdachte gebruikte. De door [slachtoffer 2] omschreven jas, past bij de beschrijving van de jas die de verdachte droeg tijdens zijn aanhouding.
Op de camerabeelden was ook een lichtkleurige scooter met een koffer te zien. Deze beschrijving past bij de scooter van de verdachte. Op de camerabeelden is te zien dat de koplamp wordt gedoofd, maar dat het achterlicht blijft branden. Tijdens onderzoek aan de scooter van de verdachte bleek ook dat bij het uitzetten van de koplamp, het achterlicht blijft branden.
Uit de beschrijving van de camerabeelden volgt nog dat verdachte “iets” doet aan de achterzijde van de scooter. De verdachte heeft na zijn aanhouding verklaard dat hij zijn kenteken afplakte om niet aangegeven te kunnen worden. De beschrijving van de camerabeelden past bij deze verklaring.
De verdachte heeft [slachtoffer 2] plotseling en onverhoeds benaderd en haar vervolgens betast. Door deze wijze van benadering, werd [slachtoffer 2] gedwongen de ontuchtige handelingen te dulden. De rechtbank acht dit feit dan ook bewezen.
Feit 3:
Op 7 juli 2018, tussen 04:40 en 04:50 uur, fietste [slachtoffer 3] vanuit het centrum van Maastricht, over de [straatnaam 4] richting de fietstunnel. Zij hoorde achter zich iets starten. Halverwege de tunnel zag zij achter zich een scooter. [slachtoffer 3] reed de [straatnaam 5] in. Opeens reed de scooterrijder naast haar. De man reed zo kort op haar dat zij gedwongen werd te stoppen. Hij ging meteen met zijn hand richting het kruis van [slachtoffer 3] en wreef agressief van boven naar beneden. Hij raakte haar vagina dan wel schaamstreek.
[slachtoffer 3] heeft de man als volgt omschreven: buitenlands accent en een licht getint. De man droeg een helm en zat op een witte scooter, met een scooterkoffer achterop.
Op camerabeelden is te zien dat een scooter om 04:38 uur over de [straatnaam 6] rijdt. [slachtoffer 3] bevond zich toen nog achter de scooterrijder. Om 04:40 uur rijdt de scooter in tegenovergestelde richting. Hij passeert [slachtoffer 3] aan de overkant van de weg. Om 04:41 uur rijdt [slachtoffer 3] verder over de [straatnaam 6] en zij wordt gevolgd door de scooter.
Op de beelden is een lichtkleurige scooter te zien, met een zwarte koffer.
Conclusies ten aanzien van feit 3:
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte, in combinatie met de beschrijving van de dader en zijn scooter door [slachtoffer 3] , welke beschrijving past bij het uiterlijk van de verdachte en zijn scooter die hij gebruikte en die ook op de camerabeelden te zien is, stelt de rechtbank vast dat de verdachte de man is die door [slachtoffer 3] werd omschreven. De beschrijving van de scooter door [slachtoffer 3] komt ook overeen met de camerabeelden.
Uit de aangifte volgt dat de verdachte [slachtoffer 3] heeft klemgereden, om haar vervolgens te betasten. Het klemrijden kan gezien worden als geweld. Door dit geweld en het plotselinge en onverhoedse wijze van benaderen, moest [slachtoffer 3] de ontuchtige handelingen dulden. De rechtbank acht feit 3 dan ook bewezen.
Feit 4:
Op 3 juni 2018, omstreeks 05:00 uur, fietste [slachtoffer 4] naar haar woning aan de [adres 1] te Maastricht. Via de brandgang liep zij naar de tuin van de woning. Toen zij haar fiets wilde neerzetten, zag zij plotseling een man in de tuin staan. De man zat opeens met zijn hand tussen haar benen en raakte haar vagina aan. Hij kneep tot twee keer toe in haar vagina. Hij zei: “Ik wil gewoon aan jouw kutje zitten.” Toen [slachtoffer 4] om hulp riep, is de man weggelopen.
[slachtoffer 4] heeft de man als volgt omschreven: een beige huidskleur, Marokkaans. De man droeg een zwarte helm met een kinband, maar zonder scherm.
Op de camerabeelden is te zien dat [slachtoffer 4] omstreeks 04:58 uur over de [straatnaam 6] fietst, waarbij zij gevolgd wordt door een lichtkleurige scooter, voorzien van een zwart koffer. Bij de rotonde slaat [slachtoffer 4] rechtsaf. Ook de scooter slaat rechts af.
De camerabeelden werden voorgelegd aan een scooterspecialist. Na het bekijken van de beelden gaf hij aan dat de scooter leek op een Peugeot type Kisbee. Hij dacht een lichtkleurige scooter met een zwart koffer op de beelden te zien.
Conclusie ten aanzien van feit 4:
Op grond van de bekennende verklaring van verdachte, in combinatie met de door [slachtoffer 4] gegeven beschrijving van de dader en de bevindingen ten aanzien van de scooter, stelt de rechtbank vast dat de verdachte degene is die [slachtoffer 4] heeft aangerand. Door [slachtoffer 4] plotseling en onverhoeds te benaderen, werd zij gedwongen de ontuchtige handelingen te dulden.
De rechtbank acht ook dit feit bewezen.
Feit 5:
Op vrijdag 20 april 2018, omstreeks 08:45 uur, liep [slachtoffer 5] over de [straatnaam 7] te Maastricht. Er reed een bromfietser voorbij, die even verderop stopte. [slachtoffer 5] liep langs de man. De man kneep vervolgens in haar linker bil. Nadat [slachtoffer 5] de man met de platte hand sloeg, reed de man weg.
[slachtoffer 5] heeft de man als volgt omschreven: licht getint uiterlijk, Noord-Afrikaans en een spleetje tussen de voortanden van zijn bovengebit. De man droeg een zwarte helm, met een doorzichtig vizier, zonder kinbescherming.
Conclusie ten aanzien van feit 5:
Op grond van de bekennende verklaring van verdachte en de verklaring van [slachtoffer 5] , waarin zij een beschrijving geeft van de dader die overeenkomt met het uiterlijk van verdachte en die ook past bij het signalement dat door de politie is opgesteld naar aanleiding van de verkeerscontrole, stelt de rechtbank vast dat de door [slachtoffer 5] omschreven man, verdachte is.
De verdachte heeft [slachtoffer 5] plotseling en onverhoeds benaderd. Hierdoor werd zij gedwongen de daarop volgende ontuchtige handelingen te dulden.
Feit 6:
Op 27 oktober 2017, omstreeks 23:30 uur, fietste [slachtoffer 6] vanuit het centrum in Maastricht naar huis. Tien minuten later reed zij over de [straatnaam 8] te Maastricht. Zij hoorde achter zich een scooter. Dee scooter ging langzamer rijden. Toen de scooter naast haar reed, bracht de man op de scooter zijn hand tussen de benen van [slachtoffer 6] . [slachtoffer 6] probeerde harder te gaan fietsen, maar doordat haar voorwiel dat van de scooter raakte, kwamen zij en de man ten val. De man nam haar vervolgens mee naar de dichtbij zijnde struiken. Hij duwde met beide handen tegen de armen van [slachtoffer 6] . De man hield [slachtoffer 6] met kracht vast. Hij bracht met kracht zijn arm tussen [slachtoffer 6] benen en raakte haar vagina aan. Hij nam haar daarna verder mee de bosjes in, waar een worsteling ontstond. [slachtoffer 6] kon hierdoor wegrennen. De man stapte op zijn scooter en reed weg.
[slachtoffer 6] heeft de man als volgt omschreven: ongeveer 1.72m groot en een donkere huid. Hij droeg een witte helm. Het was geen integraal helm, de onderzijde was open.
Op camerabeelden was te zien dat om 23:42 uur een fietser over de [straatnaam 8] reed. Gelet op het signalement van de fietser, was dit aangeefster [slachtoffer 6] . Zij stopte voor een stoplicht. Om 23:43 uur reed er een scooter over de [straatnaam 8] . De scooter stopte op geruime afstand van [slachtoffer 6] . De verlichting van de scooter ging uit op het moment dat deze stilstond. Toen de fietser verder reed, vervolgde de scooter ook zijn weg. De verlichting ging weer aan. De bestuurder droeg een zogenaamde “pothelm” en reed op een witte scooter. Op de scooter zat een donkerkleurig koffer.
Conclusie ten aanzien van feit 6:
Gelet op de verklaring van verdachte, het signalement van de dader als gegeven door [slachtoffer 6] , welke past bij het uiterlijk van verdachte, stelt de rechtbank vast dat de door [slachtoffer 6] beschreven man, verdachte is. Ook de door [slachtoffer 6] beschreven helm, welke ook zichtbaar was op de camerabeelden, komt overeen met de helm die door de verdachte werd gedragen. Ook was op de camerabeelden een scooter met een koffer te zien, welke beschrijving overeenkomt met de scooter van verdachte.
Feit 6 is aan de verdachte ten laste gelegd als een poging tot verkrachting (primair) en aanranding (subsidiair).
De verdachte heeft [slachtoffer 6] klemgereden, waardoor zij ten val kwam. Hij heeft [slachtoffer 6] vervolgens richting de struiken geduwd en haar stevig vastgehouden. Hij betastte haar lichaam om haar vervolgens verder mee de struiken in te nemen. Doordat [slachtoffer 6] zich heeft verdedigd, kon zij aan de verdachte ontkomen.
Uit de aard van het door verdachte toegepaste geweld in combinatie met de ontuchtige handelingen, de afgelegen plek waar hij haar heeft klemgereden en de pogingen van de verdachte om [slachtoffer 6] ook na het plegen van de ontuchtige handelingen nog te verplaatsen naar een andere, niet zichtbare locatie, maken dat naar het oordeel van de rechtbank de verdachte een bedoeling had die verder ging dan het alleen willen betasten. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte verder wilde gaan. Zo ver dat het stadium van het alleen willen betasten van het slachtoffer ruimschoots gepasseerd was. De conclusie ligt dan voor de hand dat de verdachte een verkrachting van het slachtoffer voor ogen had. Een andere minder verstrekkende of tot andere handelingen strekkende intentie is niet gebleken. Daarbij is de uiterlijke verschijningsvorm van boven beschreven feiten en omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank ook niet anders te duiden. De rechtbank acht de hier primair ten laste gelegde poging tot verkrachting dan ook bewezen.
Feit 7:
Op 29 september 2017, omstreeks 03.20 uur, fietste [slachtoffer 7] naar huis. Toen zij over de [straatnaam 9] te Maastricht reed, pakte iemand haar arm stevig vast. Zij remde en haar fiets viel. Voor haar stond een man op een scooter. Hij ging met zijn hand onder het rokje van [slachtoffer 7] en pakte haar bij haar vagina vast. [slachtoffer 7] wist de man van zich af te slaan en de man ging weg.
[slachtoffer 7] heeft haar belager als volgt omschreven: een getinte jongen, Marokkaans getint.
Op bewakingsbeelden was te zien dat op 29 september 2017 om 03:35:43, vanuit de richting [straatnaam 10] en [straatnaam 11] , een fietser in beeld kwam. Om 03:36:06 kwam vanuit diezelfde richting een scooter, die felle verlichting voerde.
De verdachte was van 28 september 2017 vanaf 22:54 uur werkzaam bij [naam bedrijf 1] Maastricht. Einde diensttijd was op 29 september 2017 om 07:01 uur. Op 29 september 2017 heeft hij tussen 03:01 uur en 03:47 uur het terrein verlaten.
Conclusie ten aanzien van feit 7:
Gelet op de bekennende verklaring van de verdachte, het door [slachtoffer 7] gegeven signalement van de dader, dat overeenkomt met het uiterlijk van verdachte, stelt de rechtbank vast dat de verdachte de belager van [slachtoffer 7] is geweest. Daarbij komt ook nog dat het incident zich heeft voorgedaan in het korte tijdsbestek dat de verdachte het werkterrein heeft verlaten. Op de camerabeelden was een scooter met felle verlichting te zien. Uit onderzoek aan de scooter van verdachte is gebleken dat de koplamp enkel groot licht kon voeren.
Gelet op de verklaring van [slachtoffer 7] heeft de verdachte haar klemgereden, hetgeen een vorm van geweld is, en plotseling en onverhoeds benaderd. Hierdoor werd [slachtoffer 7] gedwongen de ontuchtige handelingen te dulden. De rechtbank acht het hier ten laste gelegde feit dan ook bewezen.
Feit 8:
Op 26 september 2017 fietste [slachtoffer 8] ’s nachts naar haar woning aan het [adres 2] te Maastricht. Zij maakte haar fiets vast aan een paal. Terwijl zij daarmee bezig was, zag zij dat een scooter langzaam over het [straatnaam 12] reed. De bestuurder, een man, stopte op zo’n drie meter van [slachtoffer 8] . De man stapte van zijn scooter en opeens greep de man haar van achteren vast. Hij droeg een helm. Ze kwamen uiteindelijk tegenover elkaar te staan. De man ging met een hand naar haar rug en de andere hand ging naar de binnenzijde van haar rechter bovenbeen. [slachtoffer 8] droeg een rokje, met daaronder een panty en onderbroek. Ze voelde hoe de man met twee vingers naar haar vaginastreek ging. Hij ging, met de panty en de onderbroek, met twee vingers haar vagina in. Hij drukte met zijn vingers hard door. Hij bewoog hierbij heen en weer met zijn vingers in de vagina. [slachtoffer 8] wist de man tegen zijn schenen te schoppen en aan zijn helm naar achter te trekken, waarna de man haar los liet. [slachtoffer 8] beschreef de man als licht getint, gezet postuur, iets groter van 1.68m groot. Ook kon zij zich herinneren dat de man een helm droeg met een kinband.
[slachtoffer 8] heeft kort na het voorval een WhatsApp bericht naar een vriendin gestuurd. Uit haar App geschiedenis bleek dat zij dit bericht om 03.21 uur werd verstuurd. Het voorval moet dan ook kort voor 03.21 uur hebben plaatsgevonden.
De verdachte was van 25 september 2017 vanaf 22:49 uur werkzaam bij [naam bedrijf 1] Maastricht. Einde diensttijd was op 26 september 2017 om 07:01 uur, maar tussen 02:57 uur en 03:28 uur heeft hij het terrein verlaten.
Conclusie ten aanzien van feit 8:
Gelet op de verklaring van verdachte, het signalement van de dader passend bij het signalement van de verdachte, de beschrijving van de helm passend bij de helm die de verdachte gebruikte, in combinatie met het werkrooster van de verdachte, stelt de rechtbank
vast dat verdachte de belager van [slachtoffer 8] was. Ook heeft [slachtoffer 8] verklaard over het feit dat de man een helm droeg, niet zijnde een integraalhelm. Dit past bij de beschrijving van de helm die verdachte gebruikte.
Feit 8 is aan de verdachte ten laste gelegd als een verkrachting (primair) en een aanranding (subsidiair). Gelet op de verklaring van [slachtoffer 8] , waaruit blijkt dat verdachte twee vingers in haar vagina heeft gebracht, is er sprake van het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 8] en dus van verkrachting. De rechtbank acht het primair tenlastegelegde dan ook bewezen.
Feit 9:
Op 22 september 2017 fietste [slachtoffer 9] naar haar huis aan de [adres 3] te Maastricht, waar zij omstreeks 05:30 uur arriveerde. Zij wilde haar fiets afsluiten, maar dat lukte niet. Opeens kwam er een scooter aangereden. De bestuurder, een man, parkeerde twee meter bij haar vandaan, zette de scooter op stuurslot en deed het licht uit. De man liep op haar af en zei met een buitenlands accent: “Schatje, ik wil je zoenen.” De bestuurder reed weer weg, maar kwam kort daarna weer terug. De man sprong van zijn scooter en kwam op [slachtoffer 9] af. Hij duwde haar op de grond. De man ging op zijn knieën zitten, met zijn knieën langs de benen van [slachtoffer 9] . De man betastte [slachtoffer 9] aan haar benen, buik en billen. Ook ging hij met een hand onder haar rokje en betastte hij haar kruis. Hij kneep in haar vagina. Ook kneep hij in haar borsten. [slachtoffer 9] schreeuwde. De man legde een hand op haar mond. [slachtoffer 9] bleef zich verzetten, maar de man bleef doorgaan. Opeens kwam er een auto hard aangereden. De man schrok hiervan, sprong op zijn scooter en reed snel weg.
[slachtoffer 9] heeft de man als volgt omschreven: getint uiterlijk, Turks of Marokkaans, ongeveer 30 jaar, donker haar, ongeveer 1.75m groot. Hij sprak Nederlands met een accent. De man droeg een helm, die zijn mond vrijliet.
Conclusie ten aanzien van feit 9:
Gelet op de verklaring van de verdachte in combinatie met de beschrijving van het signalement van de dader door [slachtoffer 9] , welk signalement overeenkomt met het uiterlijk van de verdachte, stelt de rechtbank vast dat de verdachte de man was die [slachtoffer 9] heeft belaagd.
De aangifte volgend, heeft de verdachte [slachtoffer 9] op de grond geduwd, is hij bovenop haar gaan zitten en heeft hij haar herhaaldelijk onzedelijk betast. Hij heeft ook herhaaldelijk geprobeerd het verzet van [slachtoffer 9] te breken en legde hij een hand op haar mond om haar gegil te smoren. Hij sloeg pas op de vlucht toen er een auto aan kwam.
Dit feitencomplex is aan de verdachte tenlastegelegd als een poging tot verkrachting (primair) en een aanranding (subsidiair). Anders dan de officier van justitie en de raadsman, acht de rechtbank de primair tenlastegelegde poging tot verkrachting bewezen. De aard van het door verdachte toegepaste geweld ( [slachtoffer 9] omver duwen, op haar zitten en hand op de mond leggen) in combinatie met de ontuchtige handelingen die de verdachte reeds had gepleegd, maken dat naar het oordeel van de rechtbank de verdachte een bedoeling had die verder ging dan het alleen willen betasten. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte verder wilde gaan. Zo ver dat het stadium van het alleen willen betasten van het slachtoffer ruimschoots gepasseerd was. De conclusie ligt dan voor de hand dat de verdachte een verkrachting van het slachtoffer voor ogen had. Een andere minder verstrekkende of tot andere handelingen strekkende intentie is niet gebleken. Daarbij is de uiterlijke verschijningsvorm van boven beschreven feiten en omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank ook niet anders te duiden. De rechtbank acht de hier primair ten laste gelegde poging tot verkrachting dan ook bewezen.
Feit 10:
Op vrijdag 25 augustus 2017, omstreeks 03:30 uur, fietste [slachtoffer 10] naar haar woning aan de [straatnaam 14] te Maastricht. Aangekomen bij de woning, zocht zij de sleutel die toegang geeft tot de brandgang. Terwijl zij de sleutel zocht, kwam er een scooter langsgereden. Zij hoorde dat de scooter ging stoppen. Opeens kwam er een man aangelopen. Hij kwam uit de richting van de scooter. Hij liep op [slachtoffer 10] af en zei dat ze lekker was. De man raakte haar aan tussen haar benen ter hoogte van haar vagina. De man kneep in haar borsten. De man ging toen met zijn hand haar broekspijp in tot aan haar onderbroek. Daarna ging hij met zijn hand onder haar T-shirt en beha en kneep hij in haar tepels. Toen [slachtoffer 10] schreeuwde, is de man de brandgang uitgegaan richting de scooter.
[slachtoffer 10] heeft het volgende signalement van de man gegeven: mogelijk een buitenlands uiterlijk, Italiaans/Marokkaans, donker haar en ongeveer 1.70m groot.
Conclusie ten aanzien van feit 10:
Gelet op de bekennende verklaring van de verdachte en het door [slachtoffer 10] gegeven signalement van de dader, dat past bij het uiterlijk van de verdachte, stelt de rechtbank vast dat de verdachte de man is waarover [slachtoffer 10] in haar aangifte heeft verklaard. Door haar plotseling en onverhoeds te benaderen, werd [slachtoffer 10] gedwongen de ontuchtige handelingen te dulden. De rechtbank acht het feit dan ook bewezen.
Feit 11:
Op 25 augustus 2017, tussen 03:00 uur en 03:30 uur, fietste [slachtoffer 11] naar haar woning aan de [adres 4] te Maastricht. Thuis aangekomen probeerde zij de poort te openen. Opeens zag zij een scooter op de oprit staan. Met de fiets aan de hand liep zij de tuin in. Iemand pakte haar opeens van achter vast. De man voelde met een hand onder haar rokje aan haar kont. Hij kneep in haar bil. [slachtoffer 11] riep meerdere keren en sloeg naar achter. Nadat zij een paar keer haar broer had geroepen is de man weggerend richting zijn scooter. De scooter was grijs van kleur.
Conclusie ten aanzien van feit 11:
Gelet op de bekennende verklaring van de verdachte, stelt de rechtbank vast dat hij de man is waarover [slachtoffer 11] heeft verklaard. [slachtoffer 11] heeft ook verklaard over een grijze scooter, wat overeenkomt met de scooter van de verdachte in die zin dat het topkoffer achterop zijn scooter was voorzien van een grijs vlak Bij de vaststelling dat het om de verdachte gaat, betrekt de rechtbank ook haar overwegingen ten aanzien van feit 10. De feiten 10 en 11 vonden namelijk in een kort tijdsbestek achter elkaar plaats. Ook liggen de plaats delicten in de nabijheid van elkaar.
De verdachte heeft [slachtoffer 11] , gelet op haar verklaring, plotseling en onverhoeds benaderd en haar ook vastgepakt. Hierdoor werd [slachtoffer 11] gedwongen de ontuchtige handelingen te dulden. De rechtbank acht het feit dan ook bewezen.
Feit 12:
Op 21 augustus 2017, omstreeks 00:00 uur, fietste [slachtoffer 12] naar haar woning aan de [adres 5] te Maastricht. Onderweg zag zij een fel groot licht achter zich. Ter hoogte van haar achtertuin zag zij links naast haar een man met een bivakmuts op een scooter. De man pakte haar vast aan haar bil. Daarna pakte de man haar borst stevig vast. Uiteindelijk draaide de man zijn scooter en reed weg.
[slachtoffer 12] heeft de man als volgt omschreven: donker getinte gelaatskleur, Marokkaanse afkomst, niet groter dan 1.70m. De bivakmuts die de man droeg was zwart en open tussen de wenkbrauwen en de neus. De koplamp van de scooter was fel.
Conclusie ten aanzien van feit 12:
Gelet op de bekennende verklaring van de verdachte en het door aangeefster [slachtoffer 12] gegeven signalement, dat past bij het uiterlijk van de verdachte, stelt de rechtbank vast dat de verdachte de man is waarover [slachtoffer 12] heeft verklaard. [slachtoffer 12] spreekt over een man die een bivakmuts draagt met een gehele opening bij de ogen. Een soortgelijke bivakmuts werd bij de aanhouding van de verdachte aangetroffen in diens topkoffer op de scooter. Ook betrekt de rechtbank hier nog bij dat [slachtoffer 12] spreekt over fel licht van de koplamp. Onderzoek aan de scooter van de verdachte heeft uitgewezen dat met de koplamp enkel groot licht gevoerd kon worden.
Uit de verklaring van [slachtoffer 12] volgt dat de verdachte haar plotseling en onverhoeds heeft benaderd, waardoor zij gedwongen werd de ontuchtige handelingen te dulden. De rechtbank acht dit feit dan ook bewezen.
Feit 13:
Op donderdag 1 juni 2017, omstreeks 00:15 uur, fietste [slachtoffer 13] vanaf de sportschool naar haar woning aan de [adres 6] te Maastricht. Onderweg, bij de [naam winkel] aan de [straatnaam 7] , stond een scooter stil. Toen zij bij de stoplichten moest stoppen, stopte er achter haar een scooter. Aangekomen bij haar woning, stapte zij van haar fiets en bemerkte ze dat er achter haar een scooter stond met een persoon (een man) erop. Toen zij de toegangspoort wilde openen, werd zij van achteren gegrepen. De man sloeg een arm om haar middel en hield haar stevig vast. De man probeerde haar sportbroekje aan de kant te schuiven. [slachtoffer 13] voelde de hand van de man ter hoogte van haar vagina aan de buitenzijde van haar sportbroekje. De man stak zijn hand onder haar sportbroekje. Zij voelde zijn hand aan de binnenzijde van haar bovenbenen. [slachtoffer 13] wist zich uiteindelijk los te rukken. De man was ongeveer 1.65m - 1.70 m lang en had kort donker haar. De man reed op zijn scooter weg.
Conclusie ten aanzien van feit 13:
Gelet op de bekennende verklaring van de verdachte, stelt de rechtbank vast dat de man waarover [slachtoffer 13] heeft verklaard de verdachte is. Uit de verklaring van [slachtoffer 13] volgt dat de verdachte haar stevig heeft vastgegrepen en plotseling en onverhoeds van achteren heeft benaderd. [slachtoffer 13] werd hierdoor gedwongen de ontuchtige handelingen te dulden. De rechtbank acht het feit bewezen.
Feit 14:
Op zondag 14 augustus 2016, tussen 04:45 uur en 05:00 uur, fietste [slachtoffer 14] naar haar woning aan de [adres 7] te Maastricht. Zo’n 200 meter voor haar woning, hoorde zij een scooter achter zich rijden. Thuis aangekomen, wilde zij haar fiets binnen zetten. Terwijl de deur openstond, kwam een man binnengelopen. De man probeerde [slachtoffer 14] in de richting van de voordeur te trekken. Zij dacht dat hij haar wilde ontvoeren. [slachtoffer 14] schreeuwde, waarna de man een hand voor haar mond hield. De man kuste haar op haar wang en greep haar over haar rok bij haar kruis, bij de schaamlippen. De man rende daarna weg naar zijn scooter. [slachtoffer 14] zag hem op zijn scooter wegrijden. De scooter was wit en voerde felle verlichting. Op de scooter was een groot, zwart koffer bevestigd.
[slachtoffer 14] heeft de man als volgt omschreven: een man met een Turks of Marokkaans uiterlijk, getint uiterlijk en 1.70m groot.
Conclusie ten aanzien van feit 14:
Gelet op de bekennende verklaring van de verdachte en het door aangeefster [slachtoffer 14] gegeven signalement van de dader, welke overeenkomt met het uiterlijk van de verdachte, stelt de rechtbank vast dat de man waarover [slachtoffer 14] heeft verklaard, verdachte is. Gelet op de verklaring van [slachtoffer 14] stelt de rechtbank ook vast dat de verdachte [slachtoffer 14] stevig heeft vastgepakt door aan haar te trekken en later ook zijn hand op haar mond te leggen. Ook heeft hij haar plotseling en onverhoeds benaderd. Als gevolg van dit geweld en het overrompelen van [slachtoffer 14] , heeft de verdachte [slachtoffer 14] gedwongen de ontuchtige handelen van de verdachte te dulden. De rechtbank acht dit feit dan ook bewezen.
Feit 15:
Op zaterdag 20 februari 2016, omstreeks 05:00 uur, fietste [slachtoffer 15] naar de woning van een vriend aan de [adres 8] te Maastricht. Toen zij in het portiek bij de voordeur stond, liep een man langs. De man zei met een buitenlands accent: “Ik wil een kusje van jou.” De man kwam op haar af en ging met zijn hand onder haar rokje en raakte haar kruis aan. De man is daarna doorgelopen.
[slachtoffer 15] heeft de man als volgt omschreven: een man van Noord-Afrikaanse of Turkse afkomst, kort zwart haar en 1.77m groot.
Op camerabeelden was te zien dat een man op 20 februari 2016 om 05:09:03 uur vanuit de richting van [naam bedrijf 2] over de [straatnaam 15] lopen.De camerabeelden zijn aan de echtgenote van de verdachte getoond. Zij heeft de verdachte herkend aan zijn loopje en aan zijn kleren.
De plaats waar de verdachte op de camerabeelden te zien is, is ongeveer 200 meter verwijderd van de plaats delict, welke afstand binnen zo’n drie minuten lopend kan worden afgelegd.
Conclusie ten aanzien van feit 15:
Gelet op de camerabeelden, waarop de getuige de verdachte heeft herkend, kan worden vastgesteld dat de verdachte ten tijde van de aanranding in de directe omgeving was. Hier komt nog bij dat de verdachte heeft verklaard dat hij dit feit heeft begaan. Gelet op de aangifte stelt de rechtbank dan vast dat de verdachte [slachtoffer 15] heeft aangerand. Door haar plotseling en onverhoeds te benaderen, werd [slachtoffer 15] gedwongen zich door de verdachte te laten betasten. Feit 15 kan dan ook bewezen worden verklaard.