ECLI:NL:RBLIM:2019:9613

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 oktober 2019
Publicatiedatum
29 oktober 2019
Zaaknummer
03.033558.19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van seksuele corrumpering van minderjarigen

Op 29 oktober 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het corrumperen van twee minderjarige meisjes, in strijd met artikel 248d van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte werd ervan beschuldigd de meisjes, van 9 en 12 jaar oud, ertoe te hebben bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen. Tijdens de zitting op 15 oktober 2019 zijn zowel de verdachte als zijn advocaat, mr. E.W.M. ter Meulen-Mouwen, verschenen.

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten, waarbij hij zich baseerde op de verklaringen van de meisjes die elkaar versterkten. De verdediging heeft echter vrijspraak bepleit, stellende dat de meisjes niet daadwerkelijk getuige zijn geweest van seksuele handelingen en dat de verdachte geen actieve gedragingen heeft verricht om hen daartoe te bewegen. De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat het bestanddeel “ertoe bewogen” niet bewezen kon worden, omdat er geen bewijs was dat de verdachte de meisjes op enige wijze heeft aangesproken of hen heeft beïnvloed.

De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel de verdachte mogelijk seksuele handelingen heeft verricht, er onvoldoende wettig bewijs was om te concluderen dat hij de meisjes ertoe heeft bewogen deze handelingen te zien. Daarom heeft de rechtbank de verdachte integraal vrijgesproken van de tenlastelegging. Tevens zijn de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte vrijgesproken is van de beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03.033558.19
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 oktober 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1960,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. E.W.M. ter Meulen-Mouwen, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 15 oktober 2019. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
- twee meisjes in de leeftijd van 9 en 12 jaar ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide feiten. Daartoe heeft hij – kort gezegd – het volgende aangevoerd: Beide meisjes verklaren consistent en versterken daarmee elkaars verklaring. Kleine verschillen in details zijn onvermijdelijk gelet op hun leeftijd, maar de kern is duidelijk. Daarbij is van belang dat de meisjes hun verhaal uit zichzelf hebben verteld en dat geen sprake is van beïnvloeding. Het ontuchtig oogmerk is gegeven, al dan niet in de vorm van voorwaardelijk opzet. In een bubbelbad in aanwezigheid van meisjes seksuele handelingen verrichten is immers een risico dat verdachte heeft genomen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit. Daartoe heeft zij – kort gezegd – het volgende aangevoerd: Beide meisjes hebben onafhankelijk van elkaar anders verklaard over het al dan niet gezien hebben van het geslachtsdeel van verdachte. Voorts was geen sprake van seksuele handelingen, omdat verdachte enkel en alleen de lucht uit zijn zwembroek – veroorzaakt door de bubbels in het bubbelbad waarin hij zat– wegdrukte. Verdachte kan overigens vanwege impotentieproblemen als gevolg van diabetes helemaal geen erectie krijgen. Bovendien is niet voldaan aan het vereiste dat de meisjes door verdachte bewogen zijn om getuige te zijn en daarmee is geen sprake van de situatie als bedoeld in artikel 284d van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal verdachte vrijspreken . Daartoe overweegt zij als volgt.
Verdachte wordt verweten dat hij twee meisjes ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen. Dat is een specifieke tenlastelegging die is gebaseerd op artikel 284d Sr, te weten het seksuele corrumperen van een minderjarige. Dit artikel luidt als volgt:
Hij die een persoon van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe beweegt getuige te zijn van seksuele handelingen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.
Het bestanddeel “ertoe beweegt” impliceert een actieve gedraging gericht op het brengen van het kind tot het getuige zijn van seksuele handelingen (zie
Kamerstukken II2008/09, 31810, nr. 3, Memorie van Toelichting, p. 8). Er moet in het onderhavige geval derhalve sprake zijn van een causale relatie tussen de gedraging van de verdachte die maakt dat de meisjes getuige zijn van de door verdachte verrichtte seksuele handelingen.
Uit het dossier en wat ter terechtzitting naar voren is gekomen, blijkt niet dat verdachte de meisjes heeft aangesproken, dan wel dat hij op andere wijze, bijvoorbeeld non-verbaal, contact met hen heeft gezocht om hen er toe te brengen getuige te zijn van de beweerdelijk door verdachte verrichtte seksuele handelingen. Daarmee bevat het dossier onvoldoende wettig bewijsmateriaal om te komen tot het bewijs dat verdachte de meisjes ertoe heeft bewogen getuige te zijn van zijn handelingen. Dat verdachte mogelijk seksuele handelingen verrichtte op het moment dat de meisjes onder water keken, is daarvoor naar het oordeel van de rechtbank niet relevant omdat een wezenlijk bestanddeel van het aan verdachte tenlastegelegde is dat hij de meisjes er op de een of andere manier toe gebracht moet hebben die beweerdelijke seksuele handelingen te zien. Dat leidt tot de conclusie dat, ook al zou verdachte de vermeende seksuele handelingen hebben verricht, het ten laste gelegde niet bewezen kan worden.
De rechtbank zal verdachte dus integraal vrijspreken.

4.De benadeelde partijen

4.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] vorderen elk een schadevergoeding van 880 euro (te vermeerderen met de wettelijke rente).
Nu de rechtbank verdachte integraal zal vrijspreken, moeten de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard worden.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte
vrijvan het tenlastegelegde;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]niet-ontvankelijk in haar vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil;
- verklaart de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]niet-ontvankelijk in haar vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Teeuwissen, voorzitter, mr. F.H. Machiels en
mr. V.P. van Deventer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O.A.G. Corten, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 29 oktober 2019.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 mei 2018 in de gemeente Roermond, een of meer perso(o)n(en), van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, immers heeft verdachte meermalen, althans eenmaal (telkens) in het bijzijn van [benadeelde partij 2] (geboren op [geboortedatum 2] ) en/of [benadeelde partij 1] (geboren op [geboortedatum 3] ) zijn hand(en) in zijn (zwem)broek gedaan en/of zijn penis vastgehouden en/of (vervolgens) op en neer gaande bewegingen gemaakt en/of zijn penis uit zijn (zwem)broek gehaald.
(art. 248d Wetboek van Strafrecht)