ECLI:NL:RBLIM:2019:941

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 februari 2019
Publicatiedatum
1 februari 2019
Zaaknummer
C/03/252929 / FA RK 18-2749
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging omgangsregeling na langdurige afwezigheid van de vader

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 1 februari 2019 uitspraak gedaan in een verzoek van de vader om de omgangsregeling met zijn zoon, [minderjarige], te wijzigen. De vader, die na een afwezigheid van zes jaar in het buitenland terugkeerde naar Nederland, verzocht om een onbegeleide omgangsregeling. De moeder, die het ouderlijk gezag over [minderjarige] heeft, heeft verweer gevoerd tegen dit verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader sinds 2012 geen contact meer heeft gehad met zijn zoon en dat de omgangsregeling die in 2012 was vastgesteld, niet is nagekomen. De vader heeft geen duidelijkheid gegeven over zijn juridische status in Nederland en de rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek van de vader niet kan worden ingewilligd zonder dat er meer duidelijkheid is over zijn verblijfstatus. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende aanleiding is voor een raadsonderzoek naar de omgangsregeling, gezien de onduidelijkheid over de verblijfstatus van de vader en de impact daarvan op [minderjarige]. Het verzoek van de vader is afgewezen en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Datum uitspraak: 1 februari 2019
Zaaknummer: C/03/252929 / FA RK 18-2749
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven inzake:
[verzoeker],
verzoeker, verder te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. D.M. Gijzen, kantoorhoudend te Heerlen,
en:
[verweerster],
wederpartij, verder te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. Y.K. Kunze, kantoorhoudend te Kerkrade.
Met toepassing van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidoost Nederland,verder te noemen:
de raad, gevestigd te Maastricht, door de rechtbank als adviseur bij deze zaak betrokken.

1.Het verloop van de procedure

Het procesverloop blijkt uit het volgende:
  • het verzoek van de vader, ingekomen bij de rechtbank op 23 juli 2018;
  • het verweer van de moeder, tevens houdende zelfstandig verzoek, ingekomen bij de rechtbank op 14 november 2018.
De zaak is behandeld ter zitting van 23 november 2018 waar zijn verschenen:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de raad.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan de belanghebbenden is verstrekt.
Naar aanleiding van de op de zitting gemaakte afspraak heeft de vader op 20 december 2018 een akte met producties overgelegd, gevolgd door een schriftelijke reactie van de moeder ingediend op 7 januari 2019. De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] (roepnaam: [minderjarige]) is geboren te [geboorteplaats] op
[2008] uit de inmiddels beëindigde relatie tussen de moeder en de vader.
[minderjarige] is erkend door de vader.
De moeder heeft alleen het ouderlijk gezag over [minderjarige]. [minderjarige] verblijft bij de moeder.
2.2.
In 2010 is de vader tegen de moeder een procedure gestart om te komen tot de vaststelling van een onbegeleide omgangsregeling met [minderjarige]. Bij beschikking van
6 september 2011 is de beslissing aangehouden in afwachting van de begeleide omgangscontacten bij Cessio en een aanvullend rapport en advies van de raad met betrekking tot het verloop van de omgangscontacten en de mogelijkheden tot omgang tussen [minderjarige] en zijn vader. Bij eindbeschikking van 24 juli 2012 heeft de rechtbank (Maastricht), overeenkomstig het aanvullend advies van de raad, gehoord beide ouders, bepaald dat de vader omgang heeft met [minderjarige] een keer per 2 weken gedurende maximaal 1 uur, onder begeleiding van een neutrale instantie, zoals Cessio. Deze beschikking is door de vader niet uitgevoerd of nagekomen waardoor [minderjarige] sedert begin 2012 geen omgang met zijn vader meer heeft gehad. De vader is in 2012 naar het buitenland vertrokken. Medio 2018 is de vader in Nederland teruggekeerd en heeft hij de moeder middels een brief van zijn advocaat verzocht om mee te werken aan het herstel van de omgang met [minderjarige]. De moeder heeft op dat verzoek niet gereageerd waarna de vader deze procedure is gestart.
3. Het verzoek en het verweer, alsmede de standpunten van partijen en de raad tijdens de zitting
3.1.
De vader heeft verzocht de in de beschikking van 24 juli 2012 vastgestelde omgangsregeling tussen hem en [minderjarige] te wijzigen. Hij verzoekt:
primaireen omgangsregeling vast te stellen van een zaterdag per veertien dagen van 9.00 uur tot 19.00 uur en een keer per veertien dagen op woensdag van 13.00 uur tot 19.00 uur en
subsidiairde moeder te veroordelen tot nakoming van de omgang zoals vermeld in voornoemde beschikking, op verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte van een dag dat de moeder daarmee in gebreke blijft.
3.2.
Aan zijn verzoek heeft de vader het navolgende ten grondslag gelegd.
De vader is de vastgestelde regeling niet meer nagekomen omdat hij naar het buitenland verhuisde. Inmiddels is hij terug naar Nederland gekeerd en heeft aan de moeder verzocht de omgang tussen hem en [minderjarige] te herstellen. De moeder heeft op zijn verzoek niet gereageerd. De vader wil het liefst een uitgebreidere regeling nu de omstandigheden zijn gewijzigd. [minderjarige] is thans 10 jaar oud en een regeling, zonder begeleiding, mits de moeder meewerkt, is realiseerbaar en in het belang van [minderjarige].
3.3.
Tijdens de zitting heeft de vader naar voren gebracht dat hij in 2012 uit Nederland is vertrokken omdat de IND had gezegd dat hij weg moest gaan. Zijn verblijfsvergunning, asiel voor bepaalde tijd, was ingetrokken. De vader stelt dat hij naar [plaats] is gegaan omdat zijn familie daar woont en dat hij alleen een ID-kaart van [land] had. Hij stelt naar het vreemdelingenlegioen te zijn gegaan en daartoe in [plaats] een opleiding te hebben gevolgd. Na het overlijden van een familielid is hij teruggegaan naar [plaats] en vandaar uit naar [land] naar zijn vriendin. De vader stelt dat hij in Europa zal blijven. Hij heeft aangegeven dat hij 3 kinderen heeft. Naast [minderjarige] een dochter van 3 jaar die in [land] bij haar moeder in [plaats] woont en een dochter van 12 jaar die in [land] woont en waarmee hij geen contact heeft. Met zijn dochter in [land] heeft hij, naar zijn zeggen, wel contact: Zij komt met haar moeder naar [plaats] en dan gaat hij daar naar toe en verder is er contact met haar via internet. De vader geeft aan dat hij werk in [plaats] had maar dat hij hiermee moest stoppen omdat hij in [provincie] zijn zoontje [minderjarige] heeft.
De advocaat heeft na overleg met vader namens de vader toegezegd geen contact meer te zoeken met [minderjarige] via YouTube en ook niet meer naar het voetbalveld te zullen gaan.
3.4.
De moeder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van het verzocht. Zij heeft het volgende naar voren gebracht.
De vader heeft [minderjarige] sinds 2012 niet meer gezien. De moeder was ook verbaasd over deze keuze van de vader die eerder jaren geprocedeerd heeft voor een omgangsregeling om vervolgens met de noorderzon te vertrekken. [minderjarige] kent de vader niet en de vader kent [minderjarige] niet. Door het schrijven van de advocaat van de vader is een onrustige situatie in het gezin van de moeder ontstaan en heeft [minderjarige], maar ook zijn halfzusje [X], onveilige gevoelens gekregen door de vele incidenten die in het verleden rondom de vader en de omgang met hem hebben gespeeld. [minderjarige] heeft daardoor een angststoornis ontwikkeld. Zijn onveilig gevoel wordt versterkt doordat de vader thans steeds bij de voetbaltrainingen van [minderjarige] bij [vereniging] aanwezig is, wat [minderjarige] niet prettig vindt. Hij kan zich niet meer concentreren op zijn training en heeft zelfs aangegeven te willen stoppen met voetbal. De moeder is niet altijd aanwezig bij de training omdat [minderjarige] vaker met de ouders van andere teamgenootjes meerijdt en omgekeerd vriendjes met de moeder en [minderjarige] meerijden. Ondanks verzoek van de moeder aan de vader om niet naar het voetbalveld te komen, blijft de vader dit verzoek terzijde schuiven. Ook de moeder heeft veel last van het verleden. Zij heeft inmiddels hulpverlening ingeschakeld.
De moeder is van mening dat de vader zijn recht op omgang heeft verspeeld door alle gebeurtenissen uit het verleden, zijn vertrek en de weerstand van [minderjarige] tegen omgang.
De vader kan niet te pas en te onpas in en uit het leven van [minderjarige] respectievelijk verschijnen en vertrekken. Mocht het toch tot omgang moeten komen dan kan dat niet anders dan onder begeleiding zoals al eerder door de raad in 2011 geadviseerd. De situatie is sindsdien verslechterd. De moeder is de contacten bij Cessio steeds nagekomen.
De moeder verzoekt subsidiair een raadsonderzoek te gelasten met de vraag of en zo ja in welke vorm en frequente een omgangsregeling dient te worden vastgelegd.
3.5.
Ter zitting is door of namens de moeder het volgende aanvullend naar voren gebracht. De relatie tussen partijen is roerig geëindigd en heeft veel teweeg gebracht. De vader is vertrokken met de mededeling naar het buitenland te gaan. Sindsdien is het stil. Toen de moeder de brief ontving is het een herbeleving voor haar en voor [minderjarige] geworden. [minderjarige] heeft het nodige meegekregen van de escalaties tussen de ouders. Het verzoek om een onbegeleide omgang heeft verbazing gewekt nu er jarenlang geen contact is geweest. Het dringt niet tot de vader door dat hij niet zomaar kan doorgaan met datgene waar hij destijds mee gestopt is. De vader benadert [minderjarige] op het voetbalterrein en via YouTube. [minderjarige] is bang dat de vader hem komt halen. De vader heeft geen besef wat hij teweeg heeft gebracht en loopt als een olifant door de porseleinenkast. [minderjarige] heeft een onderzoek gehad bij Amacura. Dat rapport is niet ingebracht omdat er veel persoonlijke dingen van de moeder in staan. Indien besloten wordt tot een raadsonderzoek is de moeder bereid het onderzoek van Amacura bij de raad in te brengen. Er is veel aan de hand bij [minderjarige]. Samenvattend heeft hij een vorm van angststoornis in verband met wat hij meegemaakt heeft als zuigeling. De moeder is bang dat als de vader dadelijk omgang heeft, [minderjarige] daar niet tegen opgewassen is en er veel stress wordt veroorzaakt. Voor [minderjarige], die een voetbaltalent is, is het heel vervelend dat de vader naar het voetbalveld blijft komen. De moeder heeft begrepen dat de vader in Nederland een permanente verblijfsvergunning kon krijgen maar dat hij daar geen gebruik van heeft maakt. Wat biedt de toekomst van de vader in relatie tot [minderjarige]? [minderjarige] is geen product. De vader vecht voor iets, krijgt omgang en vervolgens vertrekt hij zonder contact op te nemen. Dat heeft hij 6 jaar lang niet gedaan. [minderjarige] is een vreemde voor de vader en omgekeerd ook. [minderjarige] wil geen contact. De vader blijft [minderjarige] onder steeds wisselende namen benaderen via YouTube ondanks dat [minderjarige] hem via YouTube heeft laten weten dat hij geen contact met hem wil. Zondag was het zo erg dat de vader aangaf dat hij zaken aan het regelen was voor [minderjarige] en dat vrijdag (= de zittingsdag, toevoeging de rechtbank) de dag was dat hij voor [minderjarige] zou gaan zorgen. [minderjarige] is bang dat hij vanmiddag weg is bij de moeder. Zij heeft [minderjarige] niet over deze zitting willen informeren maar ontkwam er nu niet aan. [minderjarige] vraagt om zelf met de rechter te mogen praten omdat hij geen contact met zijn vader wil. [minderjarige] krijgt wekelijks begeleiding voor zijn angsten van een psycholoog. Afgelopen woensdag is een adviesgesprek geweest en komende maand wordt gestart met een behandelingstraject van een jaar. Op school gaat het heel goed met [minderjarige] maar sinds de brief van de vader is het minder geworden. De school weet niet hoe met [minderjarige] om te gaan. Zijn gedrag is veranderd. Hij kan heel boos worden. De moeder kan hem nog sturen in zijn gedrag en heeft daarbij hulp gevraagd.
3.6.
De raad heeft het volgende naar voren gebracht.
Het is een zorgelijke situatie. Het is erg dat [minderjarige] heel veel onrust heeft en zijn gedrag verslechterd. De raad wil de vader dringend verzoeken niet meer te verschijnen op plekken waar [minderjarige] is. Je kunt niet 6 jaar verdwijnen uit het leven van een kind en dan plots weer verschijnen. Het is heel belangrijk dat de advocaat van de vader meer informatie gaat verstrekken over de status van de vader in Nederland en of hij zijn verwachtingen als vader naar [minderjarige] kan waarmaken. Het moet wel eerst duidelijk zijn of de vader in Nederland kan blijven. Als dat niet zo is, wordt dit verzoek moeilijk en kan een raadsonderzoek niet starten. Als er wel een redelijke verwachting is dat de vader in Nederland kan en zal blijven is een raadsonderzoek aangewezen.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 1:377e Burgerlijk Wetboek kan de rechtbank op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de omgang geven alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd.
4.2.
Allereerst dient beoordeeld te worden of sprake is van een wijziging van omstandigheden als bedoeld in voornoemd artikel. Uit het gevoerde debat blijkt overduidelijk dat de door de rechtbank vastgestelde begeleide omgangsregeling sedert jaren door de vader niet meer wordt nagekomen en daarom ook al die tijd niet meer wordt uitgevoerd. Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat sprake is van een wijziging van omstandigheden, zodat de weg open ligt voor een beoordeling van het verzoek dat in feite neerkomt op wijziging van de eerder door de rechter bepaalde omgang.
4.3.
Het verzoek van de vader is gericht op het krijgen van maximaal een onbegeleide wekelijkse omgang met zijn zoon [minderjarige]. [minderjarige] heeft zijn hoofdverblijf bij zijn moeder in Nederland. De vader heeft eerder in Nederland verbleven en is, nadat hij niet meer rechtmatig in Nederland verbleef, vertrokken en aansluitend 6 jaar weg geweest zonder contact met [minderjarige] te zoeken (of omgang met hem te hebben). In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de vader er thans op uit is om in Nederland (rechtmatig) te kunnen blijven én op welke termijn er meer duidelijkheid komt over de vraag of hij voorlopig of permanent in Nederland rechtmatig kan en mag (ver)blijven.
4.4.
Er moet immers worden voorkomen dat, te beginnen met een eventueel te gelasten raadsonderzoek, op enig moment een punt wordt bereikt dat de vader lijfelijke omgang met [minderjarige] niet kan hebben (omdat hij Nederland moet verlaten) of niet langer wenst na te komen omdat hij Nederland moet of gaat verlaten. Vanuit het belang van [minderjarige] moet een nieuwe, mogelijk ingrijpende verlieservaring en/of mogelijk ingrijpend raadsonderzoek, mede gelet op hetgeen de moeder over [minderjarige] (en zijn angsten en gedragsproblemen in verband met een mogelijk contact met zijn vader) onbestreden naar voren heeft gebracht, zoveel mogelijk worden voorkomen.
4.5.
Met het oog op de beantwoording van die vraag, is aan de advocaat van de vader verzocht bij akte (voorzien van een toelichting) stukken over te leggen, zoveel mogelijk van de IND, met betrekking tot (1) de actuele juridische status van de vader, (2) welke status hij 6 jaar geleden had en (3) waarom hij destijds Nederland heeft moeten verlaten (de reden waarom zijn verblijfsvergunning destijds werd ingetrokken). Verder is door de rechtbank aangegeven dat de rechtbank een gemotiveerd inzicht wenst te krijgen van de (vreemdelingen) advocaat van de vader met welke procedure de vader bezig is, de stand van zaken dienaangaande en op welke termijn er (meer) duidelijkheid komt over de vraag of hij voorlopig en/of permanent in Nederland kan blijven.
4.6.
De vader heeft na contact met zijn vreemdelingenadvocaat de volgende informatie gegeven: De verblijfssituatie van de vader is thans dat hij een aanvraag heeft gedaan vanwege gezinsleven met zijn zoon, waarbij hij zich beroept op de omgang met [minderjarige]. Wanneer er omgang komt / verbetert dan maakt de vader zeker kans op verder verblijf. Zijn recente verblijf in het buitenland had enkel als reden dat hem was aangezegd Nederland te moeten verlaten omdat hij geen geldige verblijfsvergunning meer had.
4.7.
De moeder heeft als reactie hierop het volgende te kennen gegeven.
Niet alle vragen zijn beantwoord en er zijn geen stukken van de IND aangeleverd op basis waarvan een en ander geverifieerd kan worden. Uit de informatie blijkt dat het vermoeden van de moeder wordt bevestigd namelijk dat de vader via een omgangsregeling een verblijfsvergunning probeert te krijgen en dat het hem enkel om die verblijfsvergunning te doen is. Niet duidelijk is ook waarom de vader in 2012 naar het buitenland is vertrokken. De gegeven informatie slaat niet op 2012 omdat wordt gesproken over het recente verleden. De vader had, zo meent de moeder, een verblijfsvergunning en heeft kennelijk, toen de mogelijkheid daartoe bestond, geen permanente verblijfsvergunning aangevraagd.
4.8.
De rechtbank oordeelt als volgt.
De vragen van de rechtbank zijn door de vader slechts gedeeltelijk, zeer summier en zonder overlegging van bewijsstukken (of met een toelichting waarom die niet kunnen worden overgelegd) beantwoord ondanks dat de vader en zijn advocaat ter zitting duidelijk is gemaakt dat het antwoord op de vragen van grote betekenis is voor de beoordeling van zijn verzoek tot omgang met [minderjarige] en met name ook of überhaupt een raadsonderzoek dient te worden bepaald.
4.9.
Op basis van de summiere beantwoording en van hetgeen op de zitting naar voren is gekomen, ontstaat voor de rechtbank het volgende beeld. Kennelijk wordt door de vader bedoeld te stellen dat hij een status van (aanvraag) asielzoeker (vanwege gezinsleven met zijn zoon) in Nederland heeft sedert zijn registratie in Nederland in maart 2018 en dat hij verblijft op het asielzoekerscentrum in Heerlen. Kennelijk wordt bedoeld te stellen dat hij in afwachting is van een beslissing van de IND of mogelijk van de vreemdelingenrechter.
4.10.
Echte duidelijkheid heeft de vader op de gestelde vraag evenwel niet gegeven.
De rechtbank kan er daarom ook niet vanuit gaan dat de door de vader gestelde feiten juist zijn of voor waar moeten worden gehouden. De gegeven antwoorden zijn te summier en zonder enige onderbouwing met verificatoire bescheiden, van bijvoorbeeld de IND of van het AZC of de gemeente waar hij zou verblijven, gegeven. Daarmee is er ook geen duidelijkheid op de beslissing van welke instantie de vader mogelijk zit te wachten.
Evenmin is duidelijk op welke termijn die duidelijkheid gaat komen. Bescheiden van de IND die er, gelet op de kennelijk verstreken termijn sedert zijn aankomst in Nederland, toch moeten zijn, zijn niet overgelegd. Over de kans op het krijgen van een verblijfsvergunning (hetgeen een aspect is dat besloten ligt in de op de zitting aan de orde gestelde aspecten) wordt weinig meer gezegd dan hiervoor is aangegeven. Dat is opmerkelijk omdat in ieder geval vaststaat dat de vader door zijn vertrek uit Nederland en het maken van andere keuzes over de inrichting van zijn leven (in [land] en later [land]) het bestaande (tot begin 2012) contact met zijn zoon heeft beëindigd zonder ook nog maar iets van zich te laten horen. Over zijn vertrek uit Nederland in 2012 moet worden aangenomen dat dit verband hield met het niet langer hebben van een geldige verblijfsvergunning. Uit het eerder overgelegde raadsrapport uit 2010 blijkt dat de vader toen een vergunning asiel bepaalde tijd (Vreemdelingenwet 2000, artikel 8 onder c) had. Gelet op hetgeen van de zijde van de moeder tijdens de zitting naar voren is gebracht, waarop de vader niet heeft gereageerd, moet het ervoor worden gehouden dat de vader destijds, hoewel de mogelijkheid daartoe bestond, geen permanente verblijfsvergunning heeft aangevraagd waardoor hij permanent in Nederland had mogen verblijven. Daaruit volgt dat het de vrije keuze van de vader is geweest om zelf Nederland te verlaten en de band met zijn zoon niet langer te onderhouden of anderszins te borgen.
4.11.
Gezien hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen, moet er van worden uitgegaan dat de huidige situatie van de vader niet duidelijk is geworden. Daaronder rekent de rechtbank ook dat geen duidelijkheid bestaat over zijn verblijf in Nederland en over zijn actuele juridische status van zijn (mogelijk) verblijf in Nederland en evenmin op welke termijn er duidelijkheid komt over de vraag of de vader in Nederland voor een langere periode (mede gezien de leeftijd van [minderjarige]) rechtmatig kan of juist niet kan (ver)blijven.
4.12.
Die duidelijkheid had de vader moeten geven in het licht van hetgeen op de zitting aan de orde is gekomen. Die onduidelijkheid op alle relevante feiten en punten komt voor rekening en risico van de vader en leidt ertoe dat moet worden geconcludeerd dat onduidelijk is gebleven of hij voorlopig of permanent in Nederland blijft en/of mag blijven. Die onduidelijkheid laat dan ook open de mogelijkheid dat de vader op korte of middellange termijn Nederland verlaat of moet verlaten. Juist die onduidelijkheid leidt er, in het verlengde van hetgeen ter zitting naar voren is gebracht en mede door de raad is ondersteund, toe dat er onvoldoende aanleiding is om een raadsonderzoek te starten naar de vraag naar de mogelijkheden van een omgangsregeling tussen [minderjarige] en zijn vader.
Een dergelijk onderzoek zou in ieder geval noodzakelijk zijn geweest gezien de bijzondere merites in deze zaak. In het bijzonder doelt de rechtbank daarbij op hetgeen over de vader en [minderjarige] naar voren is gekomen.
4.13.
Bij deze oordeelsvorming weegt nog het volgende mee. Juist waar zijn mogelijke aanvraag voor verblijf in Nederland kennelijk afhankelijk is van het gezinsleven met zijn zoon en de vader dat family life zelf heeft beëindigd en zijn leven anders heeft ingericht, hetgeen zijn goed recht is, zonder enig contact met zijn zoon te onderhouden of te trachten te onderhouden, bracht mee dat de vader had moeten toelichten op welke feiten en gronden hij denkt een reële kans te maken op een gunstige beslissing op zijn mogelijk verzoek om een verblijfsvergunning. Waar die toelichting uit de aard van deze zaak op de weg van de vader heeft gelegen en ontbreekt, komt ook dit voor zijn rekening en risico. De optelsom van hetgeen hiervoor is overwogen, voert voor de rechtbank tot de slotsom dat een onderzoek naar de mogelijkheden om te komen tot herstel van het contact en de omgang tussen hem en zijn zoon [minderjarige] niet gerechtvaardigd is. Bij die stand van zaken dient het verzoek van de vader te worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
Wijst af het verzoek van de vader;
compenseert de proceskosten aldus dat elke partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.H.J. Frénay, rechter, tevens kinderrechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van E.H.C.M. Franssen-Peeters, griffier op
1 februari 2019.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.