ECLI:NL:RBLIM:2019:9398

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 oktober 2019
Publicatiedatum
22 oktober 2019
Zaaknummer
8105376 cv expl 19-6878
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing van kort geding inzake verhuur winkelruimte naar rechtbank Den Haag

Op 22 oktober 2019 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een vonnis uitgesproken in een kort geding tussen CBRE DHC Maastricht (Grote Staat) B.V. en HBC Netherlands B.V. In deze zaak verzocht CBRE om verwijzing van de procedure naar de rechtbank Den Haag, omdat er al een aanhangige zaak was tussen een zustermaatschappij van CBRE en HBC met een vergelijkbaar feitencomplex. HBC stemde in met dit verzoek, waardoor de rechtbank Limburg besloot de zaak te verwijzen zonder verdere mondelinge behandeling. De mondelinge behandeling was oorspronkelijk gepland op 29 oktober 2019, maar de rechtbank heeft bepaald dat de behandeling kan worden voortgezet op 12 november 2019 in Den Haag. Het verzoek tot voeging van de Maastrichtse zaak zal door de rechtbank Den Haag worden beoordeeld. De voorzieningenrechter heeft het meer of anders gevorderde afgewezen en alle verdere beslissingen aangehouden. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.R. Sijmonsma.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: 8105376 / CV EXPL 19-6878
Vonnis in kort geding van 22 oktober 2019 van de kamer voor kantonzaken
in de zaak van
CBRE DHC MAASTRICHT (GROTE STAAT) B.V.,
gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
eiseres,
advocaat mr. T.H.G. Steenmetser,
tegen
HBC NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. B.N. Cammelbeek.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de kopie van de dagvaarding zonder de aangekondigde producties;
  • het schrijven van mr. Boumans namens CBRE van 18 oktober 2019 met het verzoek deze zaak aan te brengen en te verwijzen naar de rechtbank Den Haag;
  • het schrijven van mr. Cammelbeek van 18 oktober 2019 waarin namens HBC wordt bevestigt dat HBC akkoord gaat met verwijzing van de zaak met kenmerk 8105376 CV 19-6878 naar de rechtbank Den Haag zonder verdere mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis in het incident bepaald.

2.De beoordeling

In het incident
2.1.
De onderhavige zaak betreft de verhuur van winkelruimte in Maastricht door CBRE aan HBC. CBRE heeft in haar brief van 18 oktober 2019 aangevoerd dat tussen een zustermaatschappij van haar en HBC reeds een zaak aanhangig is bij de rechtbank Den Haag, kamer kantonzaken, kort geding, met nagenoeg hetzelfde feitencomplex met kenmerk 8097937 RL EXPL 19-23467. CBRE verzoekt verwijzing en voeging van de Maastrichtse zaak, zonder mondelinge behandeling van deze zaak ten overstaan van de rechter te Maastricht, welke mondelinge behandeling was bepaald op 29 oktober 2019. HBC heeft ingestemd met dit verzoek van CBRE.
Het verzoek tot verwijzing zal worden toegewezen zoals hieronder is bepaald. Het verzoek tot voeging zal door de rechtbank Den Haag moeten worden beoordeeld.
In het incident en in de hoofdzaak
Alle verdere beslissingen worden aangehouden.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
In het incident:
3.1
verwijst de zaak voor verdere behandeling naar de rechtbank Den Haag, kort geding;
3.2
begrijpt dat de behandeling van deze zaak kan worden voortgezet op 12 november 2019, 14.15 uur in de rechtbank Den Haag, op welke datum en tijdstip (ook) de mondelinge behandeling plaatsvindt van het kort geding met kenmerk 8097937 RL EXPL 19-23467;
3.3
wijst het meer of anders gevorderde af.
Verder in het incident en in de hoofdzaak
3.4
houdt iedere verdere beslissing aan
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2019.