Op 22 oktober 2019 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een vonnis uitgesproken in een kort geding tussen CBRE DHC Maastricht (Grote Staat) B.V. en HBC Netherlands B.V. In deze zaak verzocht CBRE om verwijzing van de procedure naar de rechtbank Den Haag, omdat er al een aanhangige zaak was tussen een zustermaatschappij van CBRE en HBC met een vergelijkbaar feitencomplex. HBC stemde in met dit verzoek, waardoor de rechtbank Limburg besloot de zaak te verwijzen zonder verdere mondelinge behandeling. De mondelinge behandeling was oorspronkelijk gepland op 29 oktober 2019, maar de rechtbank heeft bepaald dat de behandeling kan worden voortgezet op 12 november 2019 in Den Haag. Het verzoek tot voeging van de Maastrichtse zaak zal door de rechtbank Den Haag worden beoordeeld. De voorzieningenrechter heeft het meer of anders gevorderde afgewezen en alle verdere beslissingen aangehouden. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.R. Sijmonsma.