3.3Het oordeel van de rechtbank
Van het tenlastegelegde heeft de verdachte duidelijk en ondubbelzinnig de feitelijke gedragingen bekend. Het wederrechtelijke karakter van de doorreis wordt niet betwist, evenmin de persoonsgegevens van de passagiers en de nauwe en bewuste samenwerking bij het plegen ervan. Wel wordt door de verdediging weersproken dat de handelingen door verdachte zijn gepleegd met wetenschap van die wederrechtelijkheid. De verdediging stelt dat verdachte slechts ernstige redenen had te vermoeden dat de personen niet over de juiste reisdocumenten beschikten.
Voor hetgeen door de verdachte duidelijk en ondubbelzinnig is bekend volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen. Voor het overige zijn de bewijsmiddelen uitgewerkt.
het proces-verbaal van aanhouding;
de ID-staat van [naam 1];
de ID-staat van [naam 2];
de ID-staat van [naam 3];
de verklaring van [naam 1] afgelegd bij de politie op 4 juli 2019;
de verklaring van [naam 4] afgelegd bij de politie op 4 juli 2019;
de verklaring van [naam 2] afgelegd bij de politie op 4 juli 2019;
de verklaring van [naam 3] afgelegd bij de politie op 4 juli 2019;
het proces-verbaal van bevindingen met de chatgesprekken tussen [naam 5] en [verdachte] van 30 juni 2019 tot en met 4 juli 2019;
In laatstgenoemd proces-verbaal relateren verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dat er chatgesprekken tussen [naam 5] en verdachte zijn aangetroffen. Zij relateren – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik zag dat [naam 5] op zondag 30 juni 2019 aan [verdachte] vroeg of hij met 4p van Berlijn naar Parijs kon komen. Ik zag dat [naam 5] vroeg of [verdachte] donderdag van Berlijn naar Parijs kon komen. [verdachte] antwoordde met ja. Ik zag dat [naam 5] schreef dat hij klanten moest aanstellen en dat hij [verdachte] donderdag zou zien.
Ik zag dat [verdachte] op woensdag 3 juli 2019 aan [naam 5] vroeg of morgen 11h AM goed was. [naam 5] antwoordde met ja en schreef dat het om 4p naar Parijs ging.
Ik zag dat [verdachte] op donderdag 4 juli 2019 om 10:16 uur aan [naam 5] schreef dat hij naar het ontmoetingspunt was. Ik zag dat [naam 5] antwoordde met ok en een bestand doorstuurde naar [verdachte] met daarboven de tekst ‘naar dit adres’. Ik zag dat [verdachte] hierop om 10.22 uur met ok, tot snel mijn vriend, antwoordde. Ik zag dat [naam 5] om 20:05 uur aan [verdachte] vroeg hoe laat hij ongeveer zou arriveren. Ik zag dat [verdachte] vanaf dat moment niet meer reageerde.
Verdachte [verdachte] werd op donderdag 4 juli 2019 17:15 uur aangehouden.
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 oktober 2019.
In laatstgenoemde verklaring van verdachte is onder meer – zakelijk weergegeven – te lezen:
In 2016 werd ik in Duitsland benaderd door een Vietnamese man die mij vertelde dat hij veel vrienden had die naar Frankrijk wilden reizen. Hij vroeg mij hem te bellen als ik geen carpoolers had. In oktober 2017 heb ik hem een bericht gestuurd. Hij bracht mij in contact met een ander die mij – telkens als ik in Duitsland was – voorzag van twee, drie of vier passagiers terug naar Parijs.
Nadat ik in maart 2018 in Frankrijk ben gearresteerd omdat ik personen vervoerde zonder identiteitsbewijs, heb ik contact opgenomen met één van de Vietnamese mannen uit de groep waarmee ik zaken deed. Hij zei mij dat de personen hun papieren waren vergeten. Dat vond ik vreemd.
In mei 2018 ben ik in Duitsland veroordeeld voor hetzelfde vergrijp. Hierop heb ik de Vietnamese man uit de groep gevraagd waarom de passagiers wederom geen papieren hadden. Hij zei mij dat dat kan voorkomen.
In juni en juli 2018 heb ik niets gedaan. In september 2018 heb ik weer passagiers meegenomen via [website] . Omdat mijn uitkering was geblokkeerd, verkeerde ik inmiddels in financiële moeilijkheden. Ik vroeg mij daarom af wat te doen. In oktober 2018 werd ik opnieuw benaderd door een lid van de groep Vietnamezen waarmee ik eerder zaken deed. Hij vroeg hoe het met mij ging. Ik vertelde hem over het geld dat ik was kwijtgeraakt na het voorval met de Duitse politie en hij zei mij dat hij kon helpen het geld terug te verdienen. Toen ben ik gevraagd voor transporten op het traject Berlijn-Parijs. Ik heb mijn onkosten berekend en hen een prijs doorgegeven. In het contact dat ik had met de Vietnamezen werd mij verteld dat zij mij zouden helpen aan geld, maar dat daar wel een risico aan vastzat. Hij vertelde mij dat de personen geen papieren hadden. Aanvankelijk wilde ik er niets mee te maken hebben, maar ik zat behoorlijk in de puree. Ik heb het meerderde malen overwogen en ben tot de conclusie gekomen dat het voor de wet illegaal zou kunnen zijn, maar dat God mij niet zou verbieden om mensen te vervoeren. In oktober 2018 ben ik dus weer begonnen. De bedoeling was om meer geld te verkrijgen teneinde mijn problemen op te lossen.
In februari 2019 begreep ik van passagiers in mijn auto dat sommige van hen in Europa zijn gekomen met een paspoort en een visum, maar dat die stukken van hen zijn afgenomen door de organisator van hun reis. Een passagier vertelde mij dat die organisatie alles regelt voor de reis van Vietnam naar Europa. Uiteindelijk komen de personen in winkels en restaurants in Duitsland, Frankrijk en België te werken. De organisatie vraagt mij om personen mee te nemen van Berlijn naar Parijs. Alles wordt door de organisatie geregeld vanuit Vietnam. Ik wist dus dat de personen die ik vervoerde ooit oorspronkelijke reisdocumenten hadden die hen zijn onttrokken en dat zij daarom die documenten niet bij zich hadden tijdens de reis.
De personen waarmee ik appberichten heb uitgewisseld, te weten [naam 6] (TL), [naam 5] , [naam 7] en [naam 8] , zijn allen leden van de genoemde Vietnamese organisatie. [naam 6] en [naam 5] zijn dezelfde persoon.
Op 2 juli 2019 ben ik uit Parijs vertrokken en op 4 juli 2019 ging ik weer terug vanuit Berlijn. Het klopt dat ik op 4 juli 2019 de vier Vietnamese personen in mijn auto niet heb gevraagd naar hun reispapieren.
Overweging
Gelet op de bewijsmiddelen, in het bijzonder het hiervoor aangehaalde gedeelte van de verklaring van verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de wetenschap had dat het zijn Vietnamese passagiers niet was toegestaan door Nederland te reizen.
De rechtbank overweegt dat verdachte reeds lange tijd samenwerkte met een Vietnamese organisatie die hem verzocht personen te vervoeren, onder meer, van Berlijn naar Parijs. Naar het oordeel van de rechtbank is het vermoeden van het illegale karakter van deze transporten bij verdachte ontstaan in mei 2018 toen hij voor de tweede maal in aanraking kwam met justitie wegens het vervoeren van personen zonder geldige reisdocumenten. Voor zover dat vermoeden in oktober 2018 geen plaats heeft gemaakt voor wetenschap op het moment dat verdachte door de organisatie expliciet werd gezegd dat de passagiers geen reispapieren zouden hebben, is de rechtbank van oordeel dat het ernstig vermoeden van verdachte in elk geval in februari 2019 is bevestigd toen zijn passagiers hem vertelden over de werkwijze van de organisatie; bij binnenkomst in Europa werd van elke vreemdeling het paspoort afgenomen. Sindsdien heeft verdachte de wetenschap dat de personen die hij in opdracht van de Vietnamese organisatie vervoerde, illegaal verblijf hadden in Europa waardoor hij wist dat een doorreis door Nederland wederrechtelijk was.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte die wetenschap ook had op 4 juli 2019. Immers blijkt uit de appgesprekken dat verdachte die dag de passagiers heeft vervoerd op verzoek van [naam 5] , te weten – gelet op de eigen verklaring van verdachte – een lid van de bewuste Vietnamese organisatie. Het verweer van de raadsman vindt hierin zijn weerlegging en wordt derhalve verworpen.