4.3.1De feiten 1 en 2 onder parketnummer 03/700464-15
Uit de vonnissen van deze rechtbank van 5 juli 2016 in de strafzaken tegen [medeverdachte 2], [medeverdachte 3]en [medeverdachte 4]blijkt dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op 15 augustus 2015 in een loods gelegen op het adres [adres 1] te Buchten opzettelijk amfetamine hebben bereid en dat zij, samen met [medeverdachte 4] , in de periode van 25 juli 2015 tot en met 15 augustus 2015 op dezelfde locatie voorbereidingshandelingen hebben gepleegd met het oog op onder meer het opzettelijk bereiden van amfetamine door in die loods verschillende goederen voorhanden te hebben. De vonnissen tegen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn grotendeels - in ieder geval ten aanzien van de bewezenverklaring - door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch bevestigd. [medeverdachte 4] is niet tegen het vonnis in hoger beroep gegaan. De rechtbank gaat dan ook uit van de bewezenverklaringen in voornoemde vonnissen.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of de verdachte hieraan medeplichtig is geweest door de loods waarin de productie van amfetamine plaatsvond en/of een bedrijfsbus waarin spullen ten behoeve van die productie vervoerd zijn, ter beschikking te stellen aan [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en/of anderen.
Het ter beschikking stellen van de loods
De verdachte heeft erkend dat hij de loods aan [medeverdachte 2] ter beschikking heeft gesteld. Hij heeft immers verklaard dat hij de loods heeft onderverhuurd aan deze [medeverdachte 2] . De rechtbank is van oordeel dat er echter onvoldoende bewijs voorhanden is waaruit blijkt dat verdachte wetenschap heeft gehad van de (voorgenomen) criminele activiteiten van [medeverdachte 2] en zijn mededaders. Niet kan worden vastgesteld dat:
- [medeverdachte 2] of anderen de verdachte op de hoogte hebben gebracht van de daadwerkelijke plannen met de loods;
- de verdachte ten tijde van de opbouw van de drugslaboratoria in het betreffende gedeelte van de loods is geweest;
- de verdachte ten tijde van het bereiden van de amfetamine in het betreffende gedeelte van de loods is geweest;
- de verdachte er op een andere wijze van op de hoogte is gebracht dat men in de loods verdovende middelen zou gaan bereiden.
De enkele vaststelling dat de verdachte op 15 augustus 2015 op het adres [adres 1] te Buchten was en de tweede ijzeren toegangspoort (links van de loods gelegen) uit liep, maakt dit niet anders. De opmerking van de verhuurder [verhuurder] dat hij op de dag van de ontdekking van het amfaminelab ook in het door verdachte gebruikte deel een penetrante geur rook die hij associeert aan drugs, is evenmin voldoende dragend, vooral niet omdat er geen bevinding is van enige bij de ontmanteling betrokken verbalisant die op hetzelfde wijst.
Naar het oordeel van de rechtbank is er evenmin voldoende bewijs voorhanden waaruit blijkt dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [medeverdachte 2] en/of anderen de loods zouden gebruiken voor het opzetten en exploiteren van drugslaboratoria.
Het ter beschikking stellen van de bedrijfsbus
Hoewel uit het dossier blijkt dat ten behoeve van de opbouw van de laboratoria gebruik is gemaakt van de bedrijfsbus van verdachte, kan niet worden vastgesteld dat de verdachte deze aan de daders ter beschikking heeft gesteld. De verdachte heeft dit immers ontkend en er is ook geen andere bewijsmiddel op grond waarvan dit kan worden vastgesteld. De enige aanwijzing hiervoor is in feite slechts het daadwerkelijke gebruik van verdachtes bedrijfsbus door anderen. Uit de verklaringen van de verdachte en getuige [medeverdachte 5] blijkt evenwel dat de voertuigen van verdachtes bedrijf onafgesloten en met de sleutel in het contact of achter de zonneklep op het terrein stonden, hetgeen meebrengt dat anderen hiervan eenvoudig en ongevraagd gebruik hebben kunnen maken. De rechtbank heeft geen goede reden om aan deze verklaringen te twijfelen.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank onvoldoende bewijs aanwezig voor de feiten 1 en 2 onder parketnummer 03/700464-15. Zij zal de verdachte hiervan vrijspreken.
4.3.2De feiten 1 en 2 onder parketnummer 03/661033-16
4.3.2.1
De bewijsmiddelen
Op 30 december 2015 betraden de verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] de woning van [verdachte] (geboren op [geboortegegevens verdachte] ), gelegen aan de [adres 2] te Roermond. [verdachte] was op dat moment in zijn woning aanwezig. Op de zolder van de woning troffen de verbalisanten aan:
- 45 rekken;
- een koolstoffilter;
- een gedeelte van een afzuiginstallatie.
Op de rekken, die door de verbalisanten werden herkend als droogrekken voor het drogen van henneptoppen, zagen zij een groene aanslag. Verbalisant [verbalisant 1] rook dat deze rekken roken naar hennep.
In een andere ruimte op de zolder van de woning trof verbalisant [verbalisant 1] een blauwkeurig zeil aan dat was gevuld met groene toppen die hij ambtshalve herkende als henneptoppen. Naast dit zeil stond een geopende weekendtas die eveneens was gevuld met groene toppen, die de verbalisant ambtshalve herkende als henneptoppen. Verbalisant [verbalisant 1] herkende de toppen als henneptoppen aan de kleur, vorm en geur. Deze herkenning geschiedde op grond van zijn kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen en hennepdrogerijen.
De verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] hebben de hennep gewogen. In totaal betrof het 22 kilo en 520 gram hennep. Ook deze verbalisanten roken de ambtshalve bekende geur van hennep. Zij zagen dat het gedroogde hennep was.
De verdachte heeft verklaard dat hij enig eigenaar is van de woning op het adres [adres 2] te Roermond en dat hij er alleen woont.
4.3.2.2
De bewijsoverwegingen
Op de zolder van de woning van de verdachte werden aangetroffen 45 droogrekken, een koolstoffilter, een gedeelte van een afzuiginstallatie en 22,5 kilo henneptoppen (voor een gedeelte in een zeil, voor een gedeelte in een weekendtas). De verdachte is de enige bewoner van deze woning.
Gelet op het aantreffen van enerzijds de goederen en anderzijds de hennep in verdachtes woning waarvan hij de enige bewoner was, stelt de rechtbank vast dat de verdachte de droogrekken, het koolstoffilter, het gedeelte van de afzuiginstallatie en het zeil voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat deze goederen bestemd waren voor het opzettelijk bewerken en aanwezig hebben van hennep. Vanwege de hoeveelheid aangetroffen hennep, kan worden gesproken van een grote hoeveelheid. Uit artikel 11, vijfde lid van de Opiumwet in combinatie met artikel 1, tweede lid, van het Opiumwetbesluit blijkt immers dat sprake is van een grote hoeveelheid in geval van een hoeveelheid van meer dan 500 gram hennep.
Overigens wordt elk bewijsmiddel - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.