ECLI:NL:RBLIM:2019:934

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 februari 2019
Publicatiedatum
1 februari 2019
Zaaknummer
03/700464-15 en 03/661033-16 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke sluiting van de woning van de verdachte en strafrechtelijke vervolging voor drugshandel

Op 1 februari 2019 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan de bereiding van amfetamine en het opzettelijk aanwezig hebben van hennep. De rechtbank oordeelde dat de bestuursrechtelijke sluiting van de woning van de verdachte niet kan worden aangemerkt als een 'criminal charge' in de zin van artikel 6 EVRM, waardoor er geen sprake was van schending van het ne bis in idem-beginsel. De verdachte werd vrijgesproken van de medeplichtigheid aan de bereiding van amfetamine, maar werd wel veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 22,5 kilogram hennep en voor overtreding van artikel 11a van de Opiumwet. De rechtbank overwoog dat de verdachte onvoldoende bewijs had geleverd dat hij op de hoogte was van de criminele activiteiten in de loods die hij verhuurde. De rechtbank legde een taakstraf op van 200 uren, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummers: 03/700464-15 en 03/661033-16 (ter terechtzitting gevoegd)
Tegenspraak (gemachtigde raadsman)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 februari 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A. Cinar, advocaat kantoorhoudende te Heerlen.

1.Onderzoek van de zaak

Tijdens de zitting van 11 oktober 2016 heeft de rechtbank de voeging bevolen van de zaken met bovengenoemde parketnummers.
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 januari 2019. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Deze zaak is gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met de strafzaak tegen [medeverdachte 1] met parketnummer 03/700469-15.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. In deze weergave van de tenlastelegging zijn de daarin voorkomende kennelijke schrijffouten of misslagen door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
onder parketnummer 03/700464-15
feit 1:medeplichtig is geweest aan het door anderen bereiden van amfetamine;
feit 2:medeplichtig is geweest aan het door anderen plegen van voorbereidingshandelingen met het oog op (onder meer) het bereiden en verhandelen van amfetamine en/of verschillende andere harddrugs;
onder parketnummer 03/661033-16
feit 1:voorbereidingshandelingen heeft gepleegd met het oog op
- de beroeps- of bedrijfsmatige teelt van en/of handel in softdrugs;
- de in- of uitvoer en/of de teelt van en/of de handel in een grote hoeveelheid softdrugs;
feit 2:ongeveer 22,5 kilo hennep aanwezig heeft gehad.

3.De voorvragen

3.1
Het verweer van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte voor de feiten 1 en 2 onder parketnummer 03/661033-16. Hiertoe heeft de raadsman het volgende aangevoerd.
Naar aanleiding van het aantreffen van verdovende middelen in diens woning, is deze op last van de burgemeester tijdelijk gesloten. Deze tijdelijke sluiting is aan te merken als een ‘criminal charge’ zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Dit brengt mee dat een vervolging door het openbaar ministerie niet meer tot de mogelijkheden behoort.
De rechtbank begrijpt het verweer aldus dat de raadsman doelt op schending van het zogenoemde ne bis in idem-beginsel.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft naar aanleiding van dit verweer van de verdediging naar voren gebracht dat de sluiting van de woning van de verdachte geen ‘criminal charge’ is, maar een maatregel van openbare orde.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging, nu het geen steun vindt in het recht. Hiertoe overweegt zij het volgende.
De tijdelijke sluiting van een woning van een verdachte is een bestuursrechtelijke maatregel in het kader van handhaving van de openbare orde. Hiermee is een ander belang gediend dan met de strafrechtelijke afdoening van een zaak wegens het aantreffen van verdovende middelen in een woning. Daarnaast is een dergelijke bestuursrechtelijke maatregel uitsluitend bedoeld als een herstelsanctie, zonder leedtoevoegend karakter. Deze maatregel strekt slechts tot de beëindiging en voorkoming van overtredingen van de Opiumwet, zoals de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in haar beslissing d.d. 3 juni 2015 ook overwoog. [1]
Gelet hierop is de bestuursrechtelijke sluiting van de woning van de verdachte niet aan te merken als ‘criminal charge’ zoals bedoeld in artikel 6 EVRM. Er is dan ook geen sprake van schending van het ne bis in idem-beginsel zodat het verweer wordt verworpen.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 onder parketnummer 03/700464-15:
De officier van justitie acht deze feiten bewezen voor zover zij zien op medeplichtigheid door het ter beschikking stellen van een loods. Het door de verdachte ter beschikking stellen van zijn bedrijfsbus acht zij niet bewezen.
Ter onderbouwing hiervan heeft de officier van justitie het volgende naar voren gebracht.
In de eerste plaats staat vast dat in de loods op het adres [adres 1] te Buchten een amfetaminelaboratorium en een omzettingslaboratorium (met het oog op de omzetting van Apaan naar BMK) zijn aangetroffen.
In de tweede plaats staat vast dat de verdachte ten tijde van dit aantreffen de huurder was van deze loods.
Weliswaar kan niet worden vastgesteld dat de verdachte heeft geweten van de daadwerkelijke productie van verdovende middelen, maar hij moet in ieder geval hebben geweten van de opbouw van de laboratoria, nu hij kort voor de inval door de politie nog in de loods is geweest en in de ruimtes van de laboratoria diverse goederen zijn aangetroffen die behoren tot de bedrijfsvoering van de verdachte.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 onder parketnummer 03/661033-16:
Ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 03/661033-16 heeft de officier van justitie aangegeven dat zij niet de bestemming van het beroeps- of bedrijfsmatig handelen bewezen acht, maar het handelen met betrekking tot een grote hoeveelheid. Verder heeft zij erop gewezen dat de verdachte zich, gelet op de omstandigheden waaronder de verdovende middelen, de droogrekken, de koolstoffilter, de afzuiginstallatie en het zeil zijn aangetroffen, bewust moet zijn geweest van de aanwezigheid ervan, alsmede van de bestemming van de aangetroffen voorwerpen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van de feiten 1 en 2 onder parketnummer 03/700464-15, omdat:
  • de verdachte geen enkele wetenschap heeft gehad dat in de door hem verhuurde loods verdovende middelen zouden worden geproduceerd;
  • de verdachte dit risico ook niet bewust heeft aanvaard.
Met betrekking tot een bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 onder parketnummer 03/661033-16 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De feiten 1 en 2 onder parketnummer 03/700464-15
Uit de vonnissen van deze rechtbank van 5 juli 2016 in de strafzaken tegen [medeverdachte 2] [2] , [medeverdachte 3] [3] en [medeverdachte 4] [4] blijkt dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op 15 augustus 2015 in een loods gelegen op het adres [adres 1] te Buchten opzettelijk amfetamine hebben bereid en dat zij, samen met [medeverdachte 4] , in de periode van 25 juli 2015 tot en met 15 augustus 2015 op dezelfde locatie voorbereidingshandelingen hebben gepleegd met het oog op onder meer het opzettelijk bereiden van amfetamine door in die loods verschillende goederen voorhanden te hebben. De vonnissen tegen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn grotendeels - in ieder geval ten aanzien van de bewezenverklaring - door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch bevestigd. [medeverdachte 4] is niet tegen het vonnis in hoger beroep gegaan. De rechtbank gaat dan ook uit van de bewezenverklaringen in voornoemde vonnissen.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of de verdachte hieraan medeplichtig is geweest door de loods waarin de productie van amfetamine plaatsvond en/of een bedrijfsbus waarin spullen ten behoeve van die productie vervoerd zijn, ter beschikking te stellen aan [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en/of anderen.
Het ter beschikking stellen van de loods
De verdachte heeft erkend dat hij de loods aan [medeverdachte 2] ter beschikking heeft gesteld. Hij heeft immers verklaard dat hij de loods heeft onderverhuurd aan deze [medeverdachte 2] . De rechtbank is van oordeel dat er echter onvoldoende bewijs voorhanden is waaruit blijkt dat verdachte wetenschap heeft gehad van de (voorgenomen) criminele activiteiten van [medeverdachte 2] en zijn mededaders. Niet kan worden vastgesteld dat:
  • [medeverdachte 2] of anderen de verdachte op de hoogte hebben gebracht van de daadwerkelijke plannen met de loods;
  • de verdachte ten tijde van de opbouw van de drugslaboratoria in het betreffende gedeelte van de loods is geweest;
  • de verdachte ten tijde van het bereiden van de amfetamine in het betreffende gedeelte van de loods is geweest;
  • de verdachte er op een andere wijze van op de hoogte is gebracht dat men in de loods verdovende middelen zou gaan bereiden.
De enkele vaststelling dat de verdachte op 15 augustus 2015 op het adres [adres 1] te Buchten was en de tweede ijzeren toegangspoort (links van de loods gelegen) uit liep, maakt dit niet anders. De opmerking van de verhuurder [verhuurder] dat hij op de dag van de ontdekking van het amfaminelab ook in het door verdachte gebruikte deel een penetrante geur rook die hij associeert aan drugs, is evenmin voldoende dragend, vooral niet omdat er geen bevinding is van enige bij de ontmanteling betrokken verbalisant die op hetzelfde wijst.
Naar het oordeel van de rechtbank is er evenmin voldoende bewijs voorhanden waaruit blijkt dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [medeverdachte 2] en/of anderen de loods zouden gebruiken voor het opzetten en exploiteren van drugslaboratoria.
Het ter beschikking stellen van de bedrijfsbus
Hoewel uit het dossier blijkt dat ten behoeve van de opbouw van de laboratoria gebruik is gemaakt van de bedrijfsbus van verdachte, kan niet worden vastgesteld dat de verdachte deze aan de daders ter beschikking heeft gesteld. De verdachte heeft dit immers ontkend en er is ook geen andere bewijsmiddel op grond waarvan dit kan worden vastgesteld. De enige aanwijzing hiervoor is in feite slechts het daadwerkelijke gebruik van verdachtes bedrijfsbus door anderen. Uit de verklaringen van de verdachte en getuige [medeverdachte 5] blijkt evenwel dat de voertuigen van verdachtes bedrijf onafgesloten en met de sleutel in het contact of achter de zonneklep op het terrein stonden, hetgeen meebrengt dat anderen hiervan eenvoudig en ongevraagd gebruik hebben kunnen maken. De rechtbank heeft geen goede reden om aan deze verklaringen te twijfelen.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank onvoldoende bewijs aanwezig voor de feiten 1 en 2 onder parketnummer 03/700464-15. Zij zal de verdachte hiervan vrijspreken.
4.3.2
De feiten 1 en 2 onder parketnummer 03/661033-16 [5]
4.3.2.1
De bewijsmiddelen
Op 30 december 2015 betraden de verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] de woning van [verdachte] (geboren op [geboortegegevens verdachte] ), gelegen aan de [adres 2] te Roermond. [verdachte] was op dat moment in zijn woning aanwezig. Op de zolder van de woning troffen de verbalisanten aan:
  • 45 rekken;
  • een koolstoffilter;
  • een gedeelte van een afzuiginstallatie.
Op de rekken, die door de verbalisanten werden herkend als droogrekken voor het drogen van henneptoppen, zagen zij een groene aanslag. Verbalisant [verbalisant 1] rook dat deze rekken roken naar hennep. [6]
In een andere ruimte op de zolder van de woning trof verbalisant [verbalisant 1] een blauwkeurig zeil aan dat was gevuld met groene toppen die hij ambtshalve herkende als henneptoppen. Naast dit zeil stond een geopende weekendtas die eveneens was gevuld met groene toppen, die de verbalisant ambtshalve herkende als henneptoppen. Verbalisant [verbalisant 1] herkende de toppen als henneptoppen aan de kleur, vorm en geur. Deze herkenning geschiedde op grond van zijn kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen en hennepdrogerijen. [7]
De verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] hebben de hennep gewogen. In totaal betrof het 22 kilo en 520 gram hennep. Ook deze verbalisanten roken de ambtshalve bekende geur van hennep. Zij zagen dat het gedroogde hennep was. [8]
De verdachte heeft verklaard dat hij enig eigenaar is van de woning op het adres [adres 2] te Roermond en dat hij er alleen woont. [9]
4.3.2.2
De bewijsoverwegingen
Op de zolder van de woning van de verdachte werden aangetroffen 45 droogrekken, een koolstoffilter, een gedeelte van een afzuiginstallatie en 22,5 kilo henneptoppen (voor een gedeelte in een zeil, voor een gedeelte in een weekendtas). De verdachte is de enige bewoner van deze woning.
Gelet op het aantreffen van enerzijds de goederen en anderzijds de hennep in verdachtes woning waarvan hij de enige bewoner was, stelt de rechtbank vast dat de verdachte de droogrekken, het koolstoffilter, het gedeelte van de afzuiginstallatie en het zeil voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat deze goederen bestemd waren voor het opzettelijk bewerken en aanwezig hebben van hennep. Vanwege de hoeveelheid aangetroffen hennep, kan worden gesproken van een grote hoeveelheid. Uit artikel 11, vijfde lid van de Opiumwet in combinatie met artikel 1, tweede lid, van het Opiumwetbesluit blijkt immers dat sprake is van een grote hoeveelheid in geval van een hoeveelheid van meer dan 500 gram hennep.
Overigens wordt elk bewijsmiddel - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
onder parketnummer 03/661033-16
feit 1
op 30 december 2015 te Roermond, in een pand gelegen aan de [adres 2] , voorwerpen, te weten:
- 45 droogrekken en
- een koolstoffilter en
- een (gedeelte van) een afzuiginstallatie, en
- een blauwkleurig zeil,
bestemd tot het plegen van een of meer feiten strafbaar gesteld in artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet, te weten:
- het opzettelijk bewerken en aanwezig hebben van een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat die voorwerpen bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en);
feit 2
op 30 december 2015 te Roermond opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van in totaal ongeveer 22,5 kilogram hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is tenlastegelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
onder parketnummer 03/661033-16:
feit 1
voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
feit 2
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van in totaal twaalf maanden. Voor de feiten 1 en 2 onder parketnummer 03/700464-15 achtte zij een gevangenisstraf van negen maanden passend en geboden; voor de feiten 1 en 2 onder parketnummer 03/661033-16 een gevangenisstraf van drie maanden. Bij haar eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van de feiten en de overschrijding van de redelijke termijn.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om bij het bepalen van de straf voor de feiten 1 en 2 onder parketnummer 03/661033-16 rekening te houden met de oriëntatiepunten van het LOVS, waarbij de raadsman de hoeveelheid aangetroffen hennep heeft omgerekend naar de hoeveelheid hennepplanten die voor het genereren van deze opbrengst nodig zou zijn geweest.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte beschikte in zijn woning over ruim 22 kilo hennep en enkele goederen ten behoeve van de bewerking van hennep, te weten droogrekken, een koolstoffilter, een gedeelte van een afzuiginstallatie en een zeil.
Hennep bevat de voor de volksgezondheid schadelijke stof THC. Om die reden is het door de wetgever op de bij de Opiumwet behorende lijst II geplaatst. Het aanwezig hebben van hennep is alleen al om die reden een kwalijke zaak. Dit geldt uiteraard ook voor het bewerken van hennep, een activiteit met het oog waarop de verdachte allerlei voorwerpen voorhanden heeft gehad. Daarnaast neemt de rechtbank in overweging dat de handel in hennep vaak gepaard met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit, waardoor de samenleving schade wordt berokkend.
De rechtbank rekent het de verdachte vooral aan dat hij ruim 22 kilo hennep aanwezig had in zijn woning. Aan het voorhanden hebben van de droogrekken, het koolstoffilter, het gedeelte van de afzuiginstallatie en het zeil, hoewel onder deze omstandigheden strafbaar, tilt de rechtbank in dit geval minder zwaar, omdat het in deze zaak in feite een logisch gevolg is van het aanwezig hebben van de hennep, zij het dat dat wel enig vermoeden rechtvaardigt dat het niet een eenmalig incident betreft.
De rechtbank acht het opleggen van een straf passend. Met betrekking tot de strafsoort en de strafhoogte overweegt de rechtbank het volgende.
Voor het aanwezig hebben van softdrugs zijn door en voor de Rechtspraak oriëntatiepunten opgesteld. Het oriëntatiepunt voor het opzettelijk aanwezig hebben van tien tot vijfentwintig kilo softdrugs is een gevangenisstraf van zes maanden. De rechtbank acht deze straf in beginsel een juiste reactie op verdachtes strafbaar handelen.
Met betrekking tot het tijdsverloop wordt het volgende overwogen.
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Overschrijding van de redelijke termijn wordt in beginsel gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop het volgende.
De aanvang van de redelijke termijn in de zaak met parketnummer 03/661033-16 is 30 december 2015, de dag van het binnentreden in de woning van de verdachte en zijn aanhouding. Van bijzondere omstandigheden als hierboven genoemd is geen sprake. Het feit dat de zaak een keer op verzoek van de verdediging is aangehouden omdat de verdachte op dat moment was getroffen door een maagontsteking, kan naar het oordeel van de rechtbank niet als zodanige omstandigheid worden aangemerkt.
Gelet op het vorenstaande is de redelijke termijn met 13 maanden overschreden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben. Voorts houdt de rechtbank rekening met het gegeven dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet en zijn overigens beperkte strafblad. De rechtbank zal daarom aan de verdachte in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf opleggen van 200 uren. Hiervan zal de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht worden afgetrokken naar rato van twee uren per dag.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 11 en 11a van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de bij parketnummer 03/700464-15 onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het bij parketnummer 03/661033-16 onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten 1 en 2 onder parketnummer 03/661033-16 tot een taakstraf voor de duur van 200 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar rato van twee uren per dag;
Voorlopige hechtenis
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H. Dethmers, voorzitter, mr. J.M.A. van Atteveld en mr. V.P. van Deventer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Goevaerts, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 1 februari 2019.
Buiten staat
Mr. J.M.A. van Atteveld is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat
onder parketnummer 03/700464-15
feit 1
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 1] en/of een (of meer) onbekend gebleven perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 25 juli 2015 tot en met 15 augustus 2015 te Buchten, gemeente Sittard-Geleen, in elk geval binnen het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk heeft/hebben vervaardigd, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest door een loods gelegen [adres 1] te Buchten en/of een (bedrijfs)bus aan die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 1] en/of die onbekend gebleven perso(o)n(en) ter beschikking te stellen;
feit 2
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 1] en/of een (of meer) onbekend gebleven perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 25 juli 2015 tot en met 15 augustus 2015 te Buchten, gemeente Sittard-Geleen, in elk geval binnen het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelheid/ hoeveelheden van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA, zijnde heroïne en/of cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
voorhanden heeft/hebben gehad:
- 4 in werking zijnde opstellingen bestaande uit 4 metalen bakken gevuld met water met daarin geplaatst een 220 liter klemdekselvat gevuld met een reactiemengsel / pH7 / troebele vloeistof (indicatief amfetamine), en/of (waarbij) genoemd reactiemengsel middels au bain-marie in de vaten werd gekookt en/of (waarbij) (de) reactiedampen met behulp van een chemiebestendige rubberen slang werden afgevoerd naar een gaswasser (220 liter klemdekselvat) en/of (waarbij) 2 gaswassers met een geribbelde groene slang aangesloten waren op een 220 liter klemdekselvat gevuld met kattengrit, en/of
- diverse reactievaten, en/of
- diverse jerrycans, en/of
- 4 220 liter klemdekselvaten en/of stukken chemiebestendige slangen, en/of
- 5 lege kartonnen tonnen inhoudsmaat 25 kilogram;
waarvan die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 1] en/of die onbekend gebleven perso(o)n(en) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die goed(eren) bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
bij het plegen van welk misdrijf verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest door een loods gelegen [adres 1] te Buchten en/of een (bedrijfs)bus aan die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 1] en/of die onbekend gebleven perso(o)n(en) ter beschikking te stellen;
onder parketnummer 03/661033-16
feit 1
hij op of omstreeks 30 december 2015 te Roermond, in elk geval binnen het
arrondissement Limburg, in een pand gelegen aan de [adres 2]
stoffen en/of voorwerpen en/of gegevens, te weten:
- 45, in elk geval een hoeveelheid, droogrekken, en/of
- een koolstoffilter, en/of
- een (gedeelte van) een afzuiginstallatie, en/of
- een blauwkleurig zeil,
bestemd tot het plegen van een of meer feit(en) strafbaar gesteld in artikel 11, derde en/of vijfde lid, van de Opiumwet, te weten:
- het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
- het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of vervaardigen van een (grote) hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of te koop aangeboden en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd en/of voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte, wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die stoffen en/of voorwerpen
en/of gegevens bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
feit 2
hij op of omstreeks 30 december 2015 te Roermond, in elk geval binnen het arrondissement Limburg, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 22,5 kilogram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.

Voetnoten

2.Strafzaak met parketnummer 03/700399-15.
3.Strafzaak met parketnummer 03/700400-15.
4.Strafzaak met parketnummer 03/700401-15.
5.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Noord- en Midden-Limburg, registratienummer PL2300-2015241556, gesloten d.d. 7 januari 2016, (vanaf de ID-staat) doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 36.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 december 2015 op pagina 18.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 december 2015 op pagina 19.
8.Proces-verbaal van bevindingen wegen hennep d.d. 31 december 2015 op pagina 32.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 31 december 2015 op de pagina’s 10 en 12.