ECLI:NL:RBLIM:2019:9334

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 oktober 2019
Publicatiedatum
18 oktober 2019
Zaaknummer
C/03/268243 / KG ZA 19-417
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wanprestatie en onrechtmatig handelen bij de verkoop van een assurantieportefeuille

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 17 oktober 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap (eiseres) en twee gedaagden, waaronder de verkoper van een assurantieportefeuille. De eiseres vorderde een verbod voor de gedaagden om klanten van de verkochte portefeuille te benaderen en om nieuwe assurantiën af te sluiten. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verkoper, [gedaagde sub 1], in strijd handelde met de notariële akte van verkoop door zich bezig te houden met bemiddeling in assurantiën na de verkoopdatum. Tevens werd vastgesteld dat de vennootschap van de dochter van de verkoper, [gedaagde sub 2], onrechtmatig handelde door in het bezit te zijn van klantgegevens die aan de eiseres toebehoorden. De voorzieningenrechter achtte de vorderingen van de eiseres toewijsbaar, met uitzondering van enkele onderdelen die niet voldoende onderbouwd waren. De gedaagden werden veroordeeld tot het betalen van een dwangsom bij overtreding van het verbod en de proceskosten werden aan de gedaagde sub 1 opgelegd. De uitspraak benadrukt de bescherming van klantgegevens en de naleving van contractuele verplichtingen bij de overdracht van een assurantieportefeuille.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/268243 / KG ZA 19-417
Vonnis in kort geding van 17 oktober 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. G.M.M. van Tilborg te Sittard,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2],
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagden,
advocaat mr. M. Rijnbergen te Urmond.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding en de daarbij overgelegde producties 1 tot en met 11
  • de akte depot van 17 september 2019 met nummer 17092019/268243/D
  • de voorafgaand aan de behandeling ter zitting overgelegde producties 12 tot en met 14 aan de zijde van [eiseres]
  • de voorafgaand aan de behandeling ter zitting overgelegde machtiging en producties 1 tot en met 5 aan de zijde van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]
  • de voorafgaand aan de behandeling ter zitting overgelegde producties 15 tot en met 21 aan de zijde van [eiseres]
  • de mondelinge behandeling op 3 oktober 2019
  • de wijziging van eis, waar [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] mee hebben ingestemd en die door de voorzieningenrechter is toegestaan
  • de pleitnota van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij notariële akte d.d. 28 juni 2012 (productie 1 dagvaarding) heeft [gedaagde sub 1] (in de akte aangehaald als:
verkoper), onder andere handelend onder de naam [handelsnaam] (aldus de dagvaarding; de notariële akte vermeldt “ [naam] ”), en als eenmanszaak ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van koophandel, aan [eiseres] (in de akte aangehaald als:
koper) zijn assurantieportefeuille verkocht en geleverd, waaronder wordt verstaan:
“ a. de portefeuillerechten, bestaande uit het recht op provisie en het recht op beheer (waaronder het recht op premie-incasso), verbonden aan de verzekeringen welke verkoper in beheer heeft en welke nader gepreciseerd zijn op de aan deze overeenkomst gehechte staten (bijlage 1); tot het recht op beheer behoren alle cliënt- en contactgegevens behorende bij de kring van relaties, die door bemiddeling van de verkoper overeenkomsten van verzekering, hypotheek en/of financiering bij verzekeringsmaatschappijen hebben gesloten en tot het tijdstip van de koop en verkoop zijn gecontinueerd; alsmede
b. alle dossiers, correspondentie, (computer)bestanden en andere bescheiden betrekking hebbende op de hiervoor sub a. vermelde rechten;” (..)
[eiseres] heeft hiervoor aan [gedaagde sub 1] betaald € 165.000,-, “
gebaseerd op de door verkoper opgegeven doorloop schadeprovisie op jaarbasis, berekend naar de toestand van de portefeuille medio mei tweeduizend twaalf”.
2.2.
In de notariële akte zijn in artikel 5 diverse verplichtingen van de verkoper en koper opgenomen, waaronder:

1.
Het is verkoper verboden ná acht en twintig juni tweeduizend twaalf voor eigen rekening of voor rekening van anderen of voor gezamenlijke rekening met anderen, te bemiddelen in assurantiën en financiële diensten aan te bieden bij relaties wier verzekeringen behoren tot de aan de koper verkochte assurantieportefeuille.
Bij overtreding van deze bepaling is een boete verschuldigd van € 10.000,- per overtreding en van € 500,- voor iedere dag dat de overtreding voortduurt.
Tevens is opgenomen:

5. Verkoper verplicht zich tegenover koper het gehele (digitale) databestand tot en met acht en twintig juni tweeduizend twaalf voor conversie beschikbaar te stellen (aan Rb
.) koper. Verkoper heeft het gehele (digitale) databestand per acht en twintig juni tweeduizend twaalf reeds op verzoek van koper aan CCS beschikbaar gesteld zodat CCS in staat wordt gesteld de assurantieportefeuille te implementeren in het assurantie automatiseringssysteem van koper.”
2.3.
In artikel 7 van de notariële akte is opgenomen:

Het is de verkoper verboden op enigerlei wijze aan derden, direct of indirect, enige informatie omtrent de relaties die tot de assurantieportefeuille behoren, waarvan de verkoper weet of kan vermoeden dat deze de belangen van koper kan schaden, over te dragen of anderszins kenbaar te maken, waarbij onder informatie mede wordt begrepen de NAW-gegevens en adressenbestanden van de assurantieportefeuille”(..)
Bij overtreding van deze bepaling is er een boete verschuldigd van € 25.000,-.
2.4.
Het personeel dat bij [gedaagde sub 1] in dienst was ten tijde van de verkoop is door [eiseres] niet overgenomen. Tot dit personeel behoorde [naam werknemer] , die de dagelijkse contacten met cliënten onderhield. [eiseres] was er tevens mee bekend dat [gedaagde sub 1] een dochter heeft, genaamd [naam dochter] , die wel werkzaam was geweest in het bedrijf van [gedaagde sub 1] , maar daar op het moment van verkoop niet meer werkzaam was.
2.5.
Na de verkoop van de portefeuille heeft [naam werknemer] de aan [eiseres] verkochte klantgegevens bij [eiseres] op de server geplaatst.
2.6.
De gekochte portefeuille is binnen het bedrijf van [eiseres] voortgezet. De handelsnaam ‘ [handelsnaam] ’ is door [eiseres] niet overgenomen.
2.7.
Op 29 mei 2018 is [gedaagde sub 2] opgericht. Ingevolge het register van de Kamer van Koophandel bestaan de activiteiten van deze vennootschap uit financiële dienstverlening, advisering en bemiddeling in verzekeringen en hypotheken. Enig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde sub 2] is [naam dochter] . De hiervoor genoemde [naam werknemer] is ook binnen dit nieuwe bedrijf werkzaam. Het kantoor van [gedaagde sub 2] is gevestigd op ongeveer 300 meter afstand van het pand waar het verkochte bedrijf nering deed.
2.8.
[eiseres] heeft, nadat daartoe verlof was verleend door de voorzieningenrechter van deze rechtbank, op 6 februari 2019 bewijsbeslag gelegd onder [gedaagde sub 2] Daarbij zijn meerdere digitale bestanden in beslag genomen en dit (bewijs)materiaal is opgeslagen op een portable harde schijf, welke harde schijf door de deurwaarder, als gerechtelijk bewaarder, in bewaring is genomen. [gedaagde sub 2] hebben toestemming verleend tot inzage van de gegevens. Naar aanleiding daarvan zijn de bestanden op 20 maart 2019 op het kantoor van de deurwaarder bekeken door [eiseres] en zijn raadsman.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – na wijziging van eis – dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] verbiedt om binnen 24 uren na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, direct dan wel indirect, de personen als genoemd op de lijst die als productie 11 bij de dagvaarding is overgelegd, te benaderen, dan wel de assurantieportefeuille over te nemen van deze personen, dan wel nieuwe assurantiën af te sluiten ten behoeve van deze personen, dan wel hypotheekadviezen te verstrekken aan deze personen, dan wel enige handelingen te verrichten welke in de breedste zin van het woord te doen gebruikelijk zijn binnen de financiële dienstverlening, advisering en bemiddeling in verzekeringen en hypotheken, bij gebreke waarvan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk aan [eiseres] een dwangsom verschuldigd zal/zullen zijn ad € 1.000,00 per dag, waarbij één dagdeel heeft te gelden als een volledige dag, met een maximum van € 50.000,00, alsmede hen hoofdelijk te veroordelen in de kosten en nakosten van het geding.
3.2.
Daartoe stelt [eiseres] , zakelijk weergegeven, dat het ‘nieuw’ opgerichte bedrijf [gedaagde sub 2] , feitelijk geen nieuw bedrijf is, maar gelijk is aan het bedrijf waarvan de assurantieportefeuille door [eiseres] is gekocht. Klanten uit de oude assurantieportefeuille worden actief benaderd om terug te komen bij het nieuwe bedrijf. Inmiddels zijn tien van die klanten vertrokken bij [eiseres] en ‘teruggegaan’ naar [gedaagde sub 2] Telkens leidt dit tot een schadepost bij [eiseres] . Gelet daarop is er zijdens [gedaagde sub 1] , die met dossiers is gezien in het pand waar [gedaagde sub 2] zaken doen, sprake van wanprestatie, dan wel onrechtmatige daad. Zijdens [gedaagde sub 2] is er sprake van onrechtmatige daad, bestaande uit oneerlijke concurrentie.
3.3.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voeren verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De spoedeisendheid vloeit voort uit de aard van de procedure. De voorzieningenrechter gaat er van uit dat een assurantieportefeuille kan worden overgedragen (zie echter ook ECLI:NL:PHR:2019:786).
4.2.
Beoordeeld moet worden of de door [eiseres] gestelde wanprestatie respectievelijk het onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voldoende aannemelijk zijn gemaakt. Vervolgens staat ter beoordeling of gelet daarop het opleggen van de door [eiseres] verzochte verboden in het kader van dit kort geding gerechtvaardigd kan worden geacht.
4.3.
[eiseres] heeft aan de stelling dat er sprake is wanprestatie respectievelijk onrechtmatig handelen het volgende ten grondslag gelegd.
De naam die wordt gevoerd door het assurantiebedrijf [gedaagde sub 2] is gelijk aan de naam van het bedrijf waarvan de assurantieportefeuille door [eiseres] is gekocht. Daarnaast is de geografische locatie van het bedrijf zeer dicht in de buurt van het oude bedrijfspand, dat tevens het woonhuis is van [gedaagde sub 1] . Partners/werknemers van het ‘nieuwe bedrijf’ waren ook als partner of als werknemer werkzaam voor het door [eiseres] gekochte bedrijf. Zij hebben klanten die tot de portefeuille horen die door [eiseres] is gekocht, actief benaderd om ‘terug te komen’ naar [gedaagde sub 2] Zij maken (daarbij) gebruik van de gegevens uit het databestand dat door [eiseres] is gekocht, maar is aangetroffen op de server van [gedaagde sub 2]
4.4.
[eiseres] stelt dat [gedaagde sub 1] zelf ook werkzaam is bij [gedaagde sub 2] , naast [naam dochter] en [naam werknemer] . Ter onderbouwing van die stelling is door [eiseres] een rapport overgelegd van het door hem ingeschakelde RBZ recherche (prod. 10 dagvaarding). Daarin is vermeld dat bij observaties van het bedrijfspand van [gedaagde sub 2] door RBZ duidelijk is gezien dat [gedaagde sub 1] met mappen en klappers onder zijn arm het kantoorpand binnen ging. Ook is duidelijk gezien dat [gedaagde sub 1] de deur van het kantoorpand met een eigen sleutel opent en afsluit. [gedaagde sub 1] was daarbij volgens [eiseres] zakelijk gekleed. Daarnaast zijn bij het bewijsbeslag recente documenten omtrent het afsluiten of wijzigen van verzekeringen ten behoeve van klanten aangetroffen, die met de hand zijn ingevuld met een handschrift dat volgens [eiseres] van [gedaagde sub 1] is.
4.5.
Verder stelt [eiseres] dat in februari 2019 al tien van de overgekochte klanten waren overgegaan naar [gedaagde sub 2] en dat de klanten ook expliciet zeggen dat zij terug zijn gegaan naar [gedaagde sub 2] . Ter onderbouwing hiervan is door [eiseres] een e-mail overgelegd van één van die klanten die naar [gedaagde sub 2] is overgestapt (productie 3 dagvaarding). Deze klant schrijft aan [eiseres] : “
Wij zijn weer terug gegaan met ons dossier naar [gedaagde sub 2] . Daar zijn wij ook mee in zee gegaan in den beginne.” Daarnaast heeft [eiseres] telefonisch contact gehad met een andere klant uit de gekochte assurantieportefeuille, die ook is overgestapt naar [gedaagde sub 2] In dit gesprek geeft de betreffende persoon onder andere aan: “
Wij zijn benaderd door [naam dochter] en [naam werknemer] om terug te komen” en “
wij zijn altijd zeer tevreden geweest, zeker wat [gedaagde sub 1]betreft. [eiseres] heeft bij de akte depot een USB-stick overgelegd, met onder meer de opname van dit gesprek.
4.6.
Bij de door de deurwaarder in het kader van het bewijsbeslag in beslag genomen bestanden is een bestand aangetroffen met de naam ‘klantenbestand 18-6-2012’. Dit excelbestand bevat de namen, adresgegevens en telefoonnummers van alle klanten die door [eiseres] gekocht zijn van [gedaagde sub 1] . Ongeacht op welke manier dit bestand in het bezit van [gedaagde sub 2] is gekomen, is dit feit volgens [eiseres] onrechtmatig jegens haar, dan wel is er sprake van wanprestatie. [gedaagde sub 1] mocht deze gegevens niet verstrekken op basis van de notariële akte van levering. Indien [gedaagde sub 2] het bestand op een andere manier heeft gekregen dan dat [gedaagde sub 1] dit verstrekt heeft, dan moet [gedaagde sub 2] weten dat dit onrechtmatig is.
Bij het openen van het excelbestand is tevens gebleken dat alle namen van klanten die [eiseres] verloren heeft en die teruggegaan zijn naar [gedaagde sub 2] , zijn voorzien van een geel balkje. Dit betekent dat er door [gedaagde sub 2] actief wordt omgegaan met de klantengegevens die door [eiseres] gekocht zijn, zo stelt [eiseres] . In het excelbestand is verder voor elke naam een nummer te zien, het klantnummer. Uit de inzage van de data van [gedaagde sub 2] blijkt dat zij digitaal een map heeft, waarin alle door [eiseres] gekochte klanten onder diezelfde klantnummers gerubriceerd zijn. Indien men een map-nummer aanklikt, is de map van de bij het nummer behorende klant te zien. In de map van de klant bevinden zich meerdere sub-mappen, zoals algemeen, hypotheek en polissen. Als bijvoorbeeld vervolgens wordt doorgeklikt op de map polissen bevinden zich daarin diverse polisbladen van de betreffende klant, alsmede oudere polisbladen. Deze informatie is weliswaar gedateerd, maar [gedaagde sub 2] beschikt wel over een schat aan informatie, die zij mogelijk kan gebruiken en ook daadwerkelijk gebruikt om klanten te benaderen, aldus [eiseres] .
4.7.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] betwisten dat er sprake is van wanprestatie dan wel onrechtmatig handelen.
Zij stellen zich op het standpunt dat noch [naam dochter] , noch [gedaagde sub 2] partij zijn bij de overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde sub 1] .
Zij betwisten voorts dat [gedaagde sub 1] werkzaam is voor [gedaagde sub 2] Verder betwisten zij dat het handschrift op de formulieren waar door [eiseres] naar is verwezen van [gedaagde sub 1] is, maar stellen dat dit het handschrift van [naam werknemer] is.
Volgens [gedaagde sub 2] suggereert [eiseres] ten onrechte dat verschillende klanten actief benaderd zijn. Los daarvan stellen zij dat klanten vrij zijn te kiezen voor een bepaalde tussenpersoon. Voorts stellen zij dat de bij het bewijsbeslag aangetroffen klantenbestanden niet in de werkomgeving stonden. Het enige dat uit deze data is gebruikt, zijn de gestandaardiseerde brieven en e-mails ter inrichting van het softwareprogramma.
Wanprestatie [gedaagde sub 1]
4.8.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde sub 1] de assurantieportefeuille van zijn bedrijf op 28 juni 2012 heeft verkocht aan [eiseres] en dat in de akte van verkoop en levering in artikel 5 een uitdrukkelijk niet in tijd beperkt verbod voor [gedaagde sub 1] is opgenomen om zich na die datum bezig te houden met het bemiddelen in assurantiën en het aanbieden van financiële diensten bij klanten die op die datum een verzekering hadden lopen die tot de verkochte assurantieportefeuille behoorden. [gedaagde sub 1] dient zich daar nog steeds aan te houden. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] erkennen dat [gedaagde sub 1] geregeld in het kantoor(pand) komt waarin [gedaagde sub 2] is gevestigd. Dat dit is om de racefiets op te halen, blijkt niet uit hetgeen is gezien door RBZ recherche. Die heeft immers vastgesteld dat [gedaagde sub 1] dossiers bij zich had en op dusdanige wijze gekleed was dat daardoor de indruk werd gewekt dat hij voor zakelijke aangelegenheden in het kantoor verbleef. Voorshands staat dan ook voldoende vast dat [gedaagde sub 1] het verbod overtreedt, zodat de vordering tegen hem moet worden toegewezen.
Onrechtmatig handelen [gedaagde sub 2]
4.9.
Door [gedaagde sub 2] wordt niet weersproken dat in het kader van het bewijsbeslag het genoemde bestand met de titel ‘klantenbestand 18-6-2012’ en met de door [eiseres] omschreven inhoud binnen haar bedrijf is aangetroffen. Vastgesteld kan worden dat [gedaagde sub 2] dit bestand niet in haar bezit mag hebben en geen beschikking over dit bestand mag hebben, ongeacht op welke server het dan ook is opgeslagen. Het bestand maakt immers onderdeel uit van de gegevens die aan [eiseres] zijn overgedragen door [gedaagde sub 1] en uitsluitend [eiseres] toekomen. Voor [gedaagde sub 2] moest dit duidelijk zijn, waarbij wordt meegewogen de onderlinge betrekkingen tussen [gedaagde sub 1] en zijn dochter, tevens oud-medewerkster. In zoverre kan worden vastgesteld dat [gedaagde sub 2] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] . Gelet op het hiervoor gerelateerde ter zake overstappende klanten is voorshands voldoende aannemelijk dat ook gebruik is gemaakt van de beschikbare gegevens. De voorzieningenrechter acht op grond van deze omstandigheden de toewijzing van het gevorderde verbod op het actief benaderen van de personen die zijn vermeld op de als productie 11 overgelegde lijst in het kader van dit kort geding gerechtvaardigd.
4.10.
Verdere toewijzing van de vordering tegen [gedaagde sub 2] acht de voorzieningenrechter, bij gebrek aan voldoende onderbouwing, niet gerechtvaardigd. [eiseres] heeft onder meer niet weersproken dat de portefeuille is gekocht voor een koopprijs die tweemaal de jaarprovisie betrof en heeft, naar aanleiding van het verweer van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] dat inmiddels zeven jaren zijn verstreken en [eiseres] haar rendement daarom al lang behaald moet hebben, de door haar gehanteerde afschrijvingstermijn niet met zekerheid kunnen noemen. De voorzieningenrechter acht voorshands een afschrijvingstermijn van acht jaar niet onmogelijk. Dit wil zeggen dat de koopprijs in juli 2020 geheel is afgeschreven. Gelet daarop en nu [eiseres] spreekt van tien klanten die op dit moment zijn overgestapt naar [gedaagde sub 2] , zal de schade die door [eiseres] wordt geleden, met inachtneming van het op te leggen verbod, redelijk beperkt zijn.
De proceskosten
4.11.
[gedaagde sub 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 101,06
- griffierecht 639,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.720,06
[gedaagde sub 1] zal worden veroordeel in de na dit vonnis ontstane nakosten zoals hierna is bepaald.
4.12.
Ten aanzien van de vordering jegens [gedaagde sub 2] komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat, nu partijen over en weer in ongelijk zijn gesteld, ieder zijn eigen kosten dient te dragen.
4.13.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt tot € 100,00 per dag of dagdeel, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
Ten aanzien van [gedaagde sub 1]
5.1.
verbiedt [gedaagde sub 1] om binnen 24 uren na betekening van dit vonnis, direct dan wel indirect, de personen als genoemd op de lijst die als productie 11 bij de dagvaarding is overgelegd, te benaderen, dan wel de assurantieportefeuille over te nemen van deze personen, dan wel nieuwe assurantiën af te sluiten ten behoeve van deze personen, dan wel hypotheekadviezen te verstrekken aan deze personen, dan wel enige handelingen te verrichten welke in de breedste zin van het woord te doen gebruikelijk zijn binnen de financiële dienstverlening, advisering en bemiddeling in verzekeringen en hypotheken,
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de in 5.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
5.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.720,06,
5.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde sub 1] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis ten aanzien van het onder 5.1 tot en met 5.4 bepaalde uitvoerbaar bij voorraad,
Ten aanzien van [gedaagde sub 2]
5.6.
verbiedt [gedaagde sub 2] om binnen 24 uren na betekening van dit vonnis en tot 1 juli 2020, direct dan wel indirect, de personen als genoemd op de lijst die als productie 11 bij de dagvaarding is overgelegd, te benaderen,
5.7.
veroordeelt [gedaagde sub 2] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 5.6 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
5.8.
compenseert de kosten van de procedure in die zin dat [eiseres] en [gedaagde sub 2] ieder hun eigen kosten dragen,
5.9.
verklaart dit vonnis ten aanzien van het onder 5.6 tot en met 5.8 bepaalde uitvoerbaar bij voorraad,
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2019. [1]

Voetnoten

1.type: EvdS