ECLI:NL:RBLIM:2019:9333

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 oktober 2019
Publicatiedatum
18 oktober 2019
Zaaknummer
C/03/268727 / KG ZA 19-433
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van een nalatenschap en de rol van de executeur in een kort geding

In deze zaak, die op 17 oktober 2019 door de Rechtbank Limburg is behandeld, hebben eisers [eiser sub 1] en [eiser sub 2] een kort geding aangespannen tegen gedaagde, met als doel gedaagde te veroordelen mee te werken aan de verdeling van de nalatenschap van hun op 28 juni 2012 overleden vader. De eisers vorderen dat de voorzieningenrechter een vertegenwoordiger benoemt om namens gedaagde in te stemmen met het verdelingsvoorstel van de boedelnotaris, mr. Steegmans, of subsidiair dat gedaagde wordt veroordeeld om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis een brief te sturen aan de notaris waarin zij het voorstel van de notaris aanvaardt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen aannemelijke tegenvordering van gedaagde op de nalatenschap is en dat de verdeling van de nalatenschap, die thans uit een geldbedrag bestaat, kan plaatsvinden. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat een bedrag van € 20.000,-- op de derdenrekening van de notaris moet blijven staan voor eventuele aanspraken van de executeur, terwijl het meerdere onder de partijen moet worden verdeeld. De vordering van eisers is toegewezen, met de bepaling dat gedaagde binnen zeven dagen moet meewerken aan de verdeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/268727 / KG ZA 19-433
Vonnis in kort geding van 17 oktober 2019
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonend te [woonplaats 1] ,
en
2.
[eiser sub 2],
wonend te [woonplaats 2] ,
eisers,
advocaat mr. H.A.J. Stollenwerck;
tegen:
[gedaagde],
wonend te [woonplaats 1] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.M.J. Janssen.
Eisers zullen hierna [eiser sub 1] en [eiser sub 2] genoemd worden en gedaagde zal hierna [gedaagde] genoemd worden.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met acht producties;
  • twee bij brief van 1 oktober 2019 door [gedaagde] overgelegde producties;
  • de mondelinge behandeling, waarbij eisers hun vordering hebben toegelicht aan de hand van een overgelegde “toelichting eisers [eisers] door Stollenwerck” en gedaagde een pleitnota heeft voorgedragen en overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser sub 1] , [eiser sub 2] en [gedaagde] zijn de enige erfgenamen van hun op 28 juni 2012 overleden vader. In zijn uiterste wilsbeschikking van 27 april 2007 (productie 2 dagvaarding) heeft de vader van partijen een legaat verstrekt aan [gedaagde] en [eiser sub 2] , van ieder groot € 92.340,--, en heeft hij partijen verder tot zijn enige erfgenamen benoemd. Voorts heeft vader mr. M.L.M. Hendrix tot executeur van zijn nalatenschap benoemd en aan deze een beloning toegekend van € 3.000,--. Het testament houdt verder in dat de beloning van de executeur op grond van onvoorziene omstandigheden door de kantonrechter, dan wel op verzoek van de executeur of een van de erfgenamen anders kan worden geregeld. De executeur heeft van 28 juni 2012 tot en met 20 juni 2014 werkzaamheden verricht als executeur. Hij heeft op 1 juli 2014 aan de kantonrechter verzocht hem als executeur te ontslaan. Bij beschikking van 15 juli 2014 (productie 8 dagvaarding) heeft de kantonrechter dat verzoek toegewezen.
2.2.
Partijen hebben geprocedeerd over de verdeling van de nalatenschap van hun vader. Bij in kracht van gewijsde gegaan arrest van 30 oktober 2018 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (productie 4 dagvaarding) heeft dat gerechtshof de legitieme portie van [eiser sub 1] vastgesteld als nader omschreven in het dictum van dat arrest. Verder heeft het gerechtshof het eindvonnis van 4 november 2015 en het tussenvonnis van 6 mei 2015 van deze rechtbank bekrachtigd.
2.3.
In het eindvonnis (productie 3 dagvaarding) heeft deze rechtbank in conventie voor recht verklaard dat de inboedelgoederen evenredig tussen de drie erfgenamen (lees: de partijen in deze zaak) behoren te worden verdeeld en tevens voor recht verklaard dat [eiser sub 1] recht heeft op zijn legitieme portie. Verder heeft de rechtbank de wijze waarop de legitieme portie van [eiser sub 1] dient te worden berekend vastgesteld. Deze berekening is door het gerechtshof op een klein onderdeel (de toevoeging van de vermeerdering met verschuldigde rente vanaf 10 juni 2015 tot de dag van voldoening) aangevuld. In reconventie is voor recht verklaard dat in de uiterste wilsbeschikking van de vader van partijen [gedaagde] een legaat voor een bedrag van € 92.340,-- is toegekend.
2.4.
Op 30 september 2019 heeft de executeur de kantonrechter verzocht de beloning voor zijn werkzaamheden, in afwijking van de in de uiterste wilsbeschikking voorziene vergoeding van € 3.000,--, te bepalen op € 14.310,-- (productie 1 [gedaagde] ).

3.Het geschil

3.1.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] stellen dat partijen na het eindarrest samen een boedelnotaris, mr. Steegmans, hebben benoemd ter afwikkeling van de nalatenschap. De boedelnotaris heeft een voorstel van verdeling opgesteld. Er was volgens [eiser sub 1] en [eiser sub 2] naar aanleiding daarvan enkel nog een discussie over de waarde van juwelen, die volgens hen tot de nalatenschap behoren. Zij hebben echter inmiddels (op 16 april 2019) hun bezwaren ten aanzien van de waarde van de juwelen ingetrokken en ingestemd met het verdelingsvoorstel. De advocaat van [gedaagde] heeft volgens [eiser sub 1] en [eiser sub 2] ook ingestemd met het voorstel, doch [gedaagde] zelf niet.
3.2.
Volgens [eiser sub 1] en [eiser sub 2] heeft [gedaagde] geen enkele reden meer om niet in te stemmen met het verdelingsvoorstel van de notaris, anders dan om de afwikkeling van de nalatenschap verder te vertragen.
3.3.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] vorderen dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair: een vertegenwoordiger benoemt met de opdracht om namens [gedaagde] in stemmen met het verdeelvoorstel van notaris mr. Steegmans, dan wel
subsidiair: [gedaagde] veroordeelt om binnen zeven dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis een brief te sturen aan notaris mr. Steegmans, waarin zij mededeelt het voorstel van de notaris van 8 april 2019 tot verdeling van de erfboedel aldus te aanvaarden (waarbij de waarde van de juwelen op nihil wordt gesteld) op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- per dag die zij na betekening van die vonnis in gebreke zou blijven, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit kort geding, met verzoek aan de voorzieningenrechter om deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, onder bepaling dat [gedaagde] de wettelijke rente verschuldigd wordt, indien deze niet binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, althans na de dag van betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis zijn betaald.
3.4.
[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] heeft allereerst aangevoerd dat geen sprake is van spoedeisend belang.
Met het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 30 oktober 2018 is een einde gekomen aan het geschil tussen partijen over de verdeling van de nalatenschap van hun vader. De voorzieningenrechter begrijpt dat met die beslissing de volledige nalatenschap is verdeeld. Bij de bepaling van de samenstelling en de waarde van de nalatenschap zijn ook de schulden van de nalatenschap betrokken, nu in het arrest melding wordt gemaakt van een bedrag van € 279.404,70, waarmee de waarde van de goederen moet worden verminderd. Gelet op dit alles, bezien in samenhang met het feit dat erflater ruim zeven jaar geleden is overleden, is sprake van spoedeisend belang.
4.2.
[gedaagde] stelt thans nog een vordering te hebben op de nalatenschap wegens door haar betaalde onderhoudskosten ten aanzien van de ouderlijke woning van partijen.
4.3.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [gedaagde] die vordering niet onderbouwd, nog daargelaten de vraag waarom deze vordering kennelijk door [gedaagde] niet eerder is ingebracht in de procedure tot verdeling van de nalatenschap van de vader van partijen en de vaststelling van de legitieme portie van [eiser sub 1] daarin. De voorzieningenrechter gaat derhalve voorbij aan de stellingen van [gedaagde] met betrekking tot de vermeende vordering ter zake onderhoudskosten.
4.4.
[gedaagde] heeft verder nog tegen de vordering van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met de vordering van de executeur (€ 14.310,--), betreffende diens vergoeding voor als executeur verrichte werkzaamheden, welke vordering deze op 30 september 2019 ter vaststelling aan de kantonrechter heeft voorgelegd.
4.5.
Het verweer van [gedaagde] , dat nog rekening moet worden gehouden met de vordering van de executeur, wordt ondervangen door het aanbod van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] , om een bedrag van € 20.000,-- op de derdenrekening van de notaris te laten staan, om daaruit de aanspraken van de executeur te kunnen voldoen. Het meerdere van het bedrag dat op de derdenrekening van de notaris staat, kan dan volgens hen worden verdeeld op basis van het voorstel van de notaris tot verdeling, dat is opgemaakt naar aanleiding van het eindarrest van het gerechtshof. Dit verweer van [gedaagde] staat daarmee niet in de weg aan toewijzing van de vordering zoals hierna in het dictum vermeld.
4.6.
Nu het activum van de nalatenschap thans nog slechts uit een geldbedrag bestaat, vast staat hoe dit moet worden verdeeld en voorshands niet aannemelijk is dat [gedaagde] nog een vordering op de nalatenschap heeft, terwijl [eiser sub 1] en [eiser sub 2] bereid zijn voor de vordering van de executeur een adequate voorziening – door middel van een reservering – te treffen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat, met inachtneming van het hierna volgende, de vordering kan worden toegewezen zoals in het dictum is vermeld.
4.7.
De voorzieningenrechter legt hetgeen [eiser sub 1] en [eiser sub 2] ter zitting naar voren hebben gebracht uit als een meer subsidiaire vordering inhoudende dat de voorzieningenrechter wordt verzocht te verdelen zoals hij in goede justitie vermeent te moeten doen. In goede justitie vermeent de voorzieningenrechter dat [gedaagde] als volgt moet meewerken aan de uitvoering van de verdeling van de nalatenschap van hun vader. Van het geldbedrag dat op de derdenrekening van de notaris staat, blijft een bedrag van € 20.000,-- op die derdengeldrekening staan. Hieruit kunnen de eventuele aanspraken van de executeur worden voldaan, inclusief een eventuele proceskostenveroordeling in het kader van de vaststelling van de aan de executeur toekomende beloning. Het meerdere wordt tussen partijen verdeeld overeenkomstig en naar rato van het voorstel van de notaris (zie de bijlage van mr. Steegmans bij zijn e-mail van 8 april 2019 (17:17 uur) aan mrs. Stollenwerck en Janssen: productie 5 bij dagvaarding). Bij dit alles is ook rekening gehouden met het feit dat [gedaagde] ter zitting heeft aangeboden om uit het bij de notaris geparkeerde geld € 80.000,-- uit te keren aan [eiser sub 1] en telkens € 100.000,-- aan [eiser sub 2] en [gedaagde] . Partijen wensen dus allen om zo veel als mogelijk is uit de gemeenschap te geraken.
4.8.
In die zin begrepen ligt de gewijzigde vordering voor toewijzing gereed, als na te melden in het dictum.
4.9.
De proceskosten worden tussen partijen, broers en zus, gecompenseerd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen zeven dagen na heden mee te werken aan de verdeling van de geldsom die op de derdenrekening staat van notaris mr. Steegmans, in die zin dat van dat bedrag een bedrag van € 20.000,-- wordt gereserveerd en op de derdenrekening blijft staan, en dat het meerdere onder partijen wordt verdeeld overeenkomstig en naar rato van hetgeen notaris mr. Steegmans in zijn bijlage bij zijn e-mail van 8 april 2019 (de e-mail van 17:17 uur: aan mrs. Stollenwerck en Janssen, productie 5 bij dagvaarding) heeft gemaild, bij gebreke waarvan een medewerker van het kantoor van mr. Steegmans wordt benoemd om in naam van [gedaagde] daartoe de nodige (rechts)handelingen te verrichten;
5.2.
compenseert de kosten van dit geding aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: MT