In deze zaak, die op 17 oktober 2019 door de Rechtbank Limburg is behandeld, hebben eisers [eiser sub 1] en [eiser sub 2] een kort geding aangespannen tegen gedaagde, met als doel gedaagde te veroordelen mee te werken aan de verdeling van de nalatenschap van hun op 28 juni 2012 overleden vader. De eisers vorderen dat de voorzieningenrechter een vertegenwoordiger benoemt om namens gedaagde in te stemmen met het verdelingsvoorstel van de boedelnotaris, mr. Steegmans, of subsidiair dat gedaagde wordt veroordeeld om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis een brief te sturen aan de notaris waarin zij het voorstel van de notaris aanvaardt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen aannemelijke tegenvordering van gedaagde op de nalatenschap is en dat de verdeling van de nalatenschap, die thans uit een geldbedrag bestaat, kan plaatsvinden. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat een bedrag van € 20.000,-- op de derdenrekening van de notaris moet blijven staan voor eventuele aanspraken van de executeur, terwijl het meerdere onder de partijen moet worden verdeeld. De vordering van eisers is toegewezen, met de bepaling dat gedaagde binnen zeven dagen moet meewerken aan de verdeling.