ECLI:NL:RBLIM:2019:9232

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 oktober 2019
Publicatiedatum
16 oktober 2019
Zaaknummer
03/659142-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van alle feiten wegens gebrek aan bewijs in strafzaak tegen verdachte

Op 16 oktober 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1986. De verdachte werd bijgestaan door mr. M.F.M. Geeratz. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 2 oktober 2019, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie had verschillende tenlasteleggingen geformuleerd, waaronder het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, het stelen van een fiets en een aanhanger, en het helen van een freesmachine. De officier van justitie vorderde een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van het vuurwapen, maar de verdediging betoogde dat de verdachte niet op de hoogte was van de wapens in de woning, die toebehoorden aan zijn overleden vader.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor het voorhanden hebben van het hagelgeweer en de munitie. Ook voor de andere tenlastegelegde feiten, zoals de diefstal van de fiets en de aanhanger, was er geen bewijs dat de verdachte deze goederen had gestolen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij wetenschap had van de aanwezigheid van de wapens en dat hij de goederen had verworven of voorhanden had gehad.

Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat de verdachte werd vrijgesproken van de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt. De rechtbank gelastte de onttrekking aan het verkeer van verschillende in beslag genomen goederen, waaronder een motorblok, motorfiets, wapen, en munitie, en bepaalde dat bepaalde wapens aan de verdachte moesten worden teruggegeven. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/659142-17
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 16 oktober 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M.F.M. Geeratz, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 oktober 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
1.samen met anderen) een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad;
2.een fiets heeft gestolen
(primair)dan wel (samen met anderen) een fiets heeft geheeld
(subsidiair);
3.een aanhanger heeft gestolen
(primair)dan wel (samen met anderen) een aanhanger heeft geheeld (
subsidiair);
4.samen met anderen) een freesmachine heeft geheeld.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde. In een kluis op de slaapkamer van de verdachte in de woning aan de [adres woning] is een hagelgeweer aangetroffen en [naam halfbroer verdachte] , de halfbroer van de verdachte, heeft verklaard dat de verdachte toegang had tot deze kluis. De verdachte heeft ook zelf verklaard dat hij wist dat er in de kluizen in de woning vuurwapens lagen. De patronen en hulzen zijn aangetroffen in één van de garages behorende bij de woning van de verdachte. De verdachte had toegang tot deze garage. Gelet op het voorgaande had de verdachte beschikkingsmacht over het vuurwapen en de munitie en was er bij de verdachte sprake van bewustheid van de aanwezigheid van het vuurwapen en de munitie. Omdat de woning werd bewoond door meerdere personen die op de hoogte waren van de aanwezigheid van wapens en munitie in de woning en daar ook toegang toe hadden, is volgens de officier van justitie sprake van medeplegen.
De officier van justitie rekwireert tot vrijspraak van het onder 2 primair en onder 3 primair ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 2 subsidiair en onder 3 subsidiair ten laste gelegde rekwireert de officier van justitie tot bewezenverklaring. Dat geldt ook voor het onder 4 ten laste gelegde. De fiets, de aanhanger en de freesmachine zijn aangetroffen in één van de garages behorende bij de woning van de verdachte. De verdachte was op de hoogte van de aanwezigheid van deze goederen en had redelijkerwijs moeten vermoeden dat deze goederen gestolen waren.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. De vader van de verdachte had veel wapens in bezit, waarvoor hij vergunningen had. Na diens overlijden in 2010 heeft de politie de woning bezocht en de wapens gezien. Een deel is meegenomen door de politie. Twee (verboden) wapens werden niet aangetroffen, en de vrijgestelde wapens zijn in de woning achtergebleven. De verdachte ging er daarom vanuit dat die wapens die in de woning zijn achtergebleven, niet verboden waren. Het aangetroffen hagelgeweer is mogelijk één van de wapens die de politie en de verdachte destijds niet hebben gevonden. Uit het procesdossier blijkt niet waar het onder 1 ten laste gelegde hagelgeweer is aangetroffen. Gelet op het voorgaande is niet bewezen dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van het hagelgeweer en dat de verdachte het hagelgeweer (opzettelijk) voorhanden heeft gehad. Ook ten aanzien van de aangetroffen munitie is niet bewezen dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van deze munitie.
Voorts heeft de raadsman betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 primair en het onder 3 primair ten laste gelegde, omdat het procesdossier geen bewijs bevat dat de verdachte de fiets en de aanhanger heeft gestolen.
Volgens de raadsman moet de verdachte ook worden vrijgesproken van het onder 2 subsidiair, onder 3 subsidiair en onder 4 ten laste gelegde. De verdachte was een van de bewoners van de woning aan de [adres woning] . De fiets, de aanhanger en de freesmachine waren niet van hem, maar van [naam bedrijf] , het bedrijf dat is gevestigd op voornoemd adres. De verdachte had geen functie in dit bedrijf en werkte fulltime in loondienst bij een ander bedrijf. De verdachte had deze goederen niet voorhanden, wist niet dat ze gestolen waren en had dit ook niet redelijkerwijs hoeven vermoeden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Op grond van het procesdossier kan niet worden vastgesteld waar het hagelgeweer en de munitie zijn aangetroffen. De munitie heeft waarschijnlijk in een kast in de garage gelegen. Of voor een ieder die wel eens in de garage kwam duidelijk moet zijn geweest dat de munitie daar lag, blijkt echter niet. Daar komt bij dat aannemelijk is dat de wapens en munitie die aanwezig waren in de woning van de verdachte door de vader van de verdachte zijn aangeschaft en de woning binnengebracht. Daarom kan niet worden bewezen dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van dit wapen en deze munitie.
Met de raadsman en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verdachte tevens moet worden vrijgesproken van het onder 2 primair en het onder 3 primair ten laste gelegde, omdat er geen bewijs is dat de verdachte de fiets en de aanhanger heeft gestolen.
Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat de verdachte ook moet worden vrijgesproken van het onder 2 subsidiair, onder 3 subsidiair en onder 4 ten laste gelegde, omdat het procesdossier geen bewijs bevat dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de fiets, de aanhanger en de freesmachine uit misdrijf verkregen goederen betroffen.

4.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

4.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [naam benadeelde partij] vordert een schadevergoeding van € 3.187,12 ter zake van feit 3, bestaande uit materiële schade (te weten de reparatiekosten van de aanhanger
€ 1.375,17, de kosten van een nieuwe kentekenplaat ad. € 11,95, de gereedschapskist ad.
€ 500, de koelkast ad. € 150, het straalkanon ad. € 800,00, de gasradiator ad. € 300,00 en het oud ijzer ad. € 50,00).
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden toegewezen tot een bedrag van € 1.387,12 (de reparatiekosten aanhanger ad € 1.375,17 en de kosten van een nieuwe kentekenplaat ad € 11,95) inclusief wettelijke rente en met toewijzing van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige moet de vordering worden afgewezen, omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Nu de verdachte wordt vrijgesproken van het onder 3 primair en subsidiair tenlastegelegde waardoor de gestelde schade van de benadeelde partij zou zijn veroorzaakt, kan de benadeelde partij niet in de vordering worden ontvangen.

5.Het beslag

Ter terechtzitting heeft de verdachte desgevraagd mondeling afstand gedaan van de onder 3 tot en met 5 en de onder 11 tot en met 15 op de beslaglijst vermelde goederen. Nu de beslaglijst niet is ingetrokken en de verdachte niet schriftelijk afstand heeft gedaan van de goederen, moet de rechtbank hierover echter toch een beslissing nemen. De rechtbank stelt vast dat het motorblok en de motorfiets gestolen zijn, het wapen en de munitie verboden voorwerpen betreffen, die men zonder vergunning, waarvan niet is gebleken, niet voorhanden mag hebben en de overige goederen kunnen worden gerelateerd aan de productie van drugs. De rechtbank zal daarom gelasten dat het motorblok, de motorfiets, het wapen, de jerrycans, het vat, de pallets en de munitie, zoals vermeld onder nummer 3, 4, 5, 11, 12, 13, 14 en 15 op de beslaglijst, worden onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
De rechtbank zal gelasten dat de in beslag genomen wapens vermeld onder nummer 2 en 6 tot en met 10 van de beslaglijst, waarvan het voorhanden hebben op grond van de Wet wapens en munitie niet strafbaar is, worden teruggegeven aan de verdachte, zijnde degene bij wie de wapens in beslag zijn genomen en die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

6.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht.

7.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat de verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft begaan, en spreekt hem daarvan vrij;
Benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot op heden op nihil;
Beslag
- onttrekt aan het verkeer de volgende in beslag genomen voorwerpen:
3. motorblok (937033);
4. motorfiets (926813);
5. wapen (927293);
11. jerrycans (927419);
12. vat (925771);
13. pallets (925772);
14. jerrycans (925773);
15. munitie (930043);
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte:
2. wapen (925910);
6. wapen (927321);
7. wapen (927326);
8. wapen (927329);
9. wapen (927331);
10. wapen (925782).
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Verkijk, voorzitter, mr. C. Wapenaar en mr. K.G. Witteman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A.J. Wenders, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 16 oktober 2019.
Mr. C. Wapenaar is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 31 maart 2017 te [plaatsnaam] , in elk geval in de gemeente
[verdachte] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, voorhanden
heeft gehad:
- een vuurwapen van categorie III onder 1, te weten een hagelgeweer, kaliber
16 16 GA.
- munitie van categorie III, te weten 70, in elk geval een aantal hulzen;
- munitie van categorie III, te weten 4, in elk geval een aantal patronen;
- munitie van categorie II, te weten 4, in elk geval een aantal patronen;
2.
hij op of omstreeks 04 december 2016 in de gemeente [verdachte] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, merk Gazelle, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 4 december 2016 tot en met 31 maart 2017 te [plaatsnaam] , in elk geval in de gemeente [verdachte] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een goed te weten een fiets, merk Gazelle, heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die fiets wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat
het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij op of omstreeks 20 maart 2017 in de gemeente [verdachte] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aanhanger, merk Henra, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 20 tot en met 31 maart 2017 te [plaatsnaam] , in elk geval in de gemeente [verdachte] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een goed te weten een aanhanger, merk Henra, heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die aanhanger wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden,
dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
hij in of omstreeks de periode van 22 juni 2013 tot en met 31 maart 2019 te [plaatsnaam] , in elk geval in de gemeente [verdachte] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een goed te weten een freesmachine, merk Ferrari, heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die freesmachine wist(en), althans
redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.