Op 16 oktober 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1986. De verdachte werd bijgestaan door mr. M.F.M. Geeratz. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 2 oktober 2019, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie had verschillende tenlasteleggingen geformuleerd, waaronder het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, het stelen van een fiets en een aanhanger, en het helen van een freesmachine. De officier van justitie vorderde een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van het vuurwapen, maar de verdediging betoogde dat de verdachte niet op de hoogte was van de wapens in de woning, die toebehoorden aan zijn overleden vader.
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor het voorhanden hebben van het hagelgeweer en de munitie. Ook voor de andere tenlastegelegde feiten, zoals de diefstal van de fiets en de aanhanger, was er geen bewijs dat de verdachte deze goederen had gestolen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij wetenschap had van de aanwezigheid van de wapens en dat hij de goederen had verworven of voorhanden had gehad.
Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat de verdachte werd vrijgesproken van de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt. De rechtbank gelastte de onttrekking aan het verkeer van verschillende in beslag genomen goederen, waaronder een motorblok, motorfiets, wapen, en munitie, en bepaalde dat bepaalde wapens aan de verdachte moesten worden teruggegeven. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht.