ECLI:NL:RBLIM:2019:9184

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 oktober 2019
Publicatiedatum
14 oktober 2019
Zaaknummer
C/03/268241 / KG ZA 19-416
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van paardenpaspoort in kort geding met betrekking tot huurovereenkomst voor pensionstalling

Op 14 oktober 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht een vonnis gewezen in een kort geding tussen een eiseres in conventie en een gedaagde in conventie, beide betrokken bij een geschil over de afgifte van een paardenpaspoort. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.H.C. Glenz, vorderde de afgifte van het paspoort en vier stickers van haar paard, dat door de gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. drs. P.M.H. Cruts, werd achtergehouden op basis van een retentierecht. De eiseres had haar vier paarden van augustus 2018 tot februari 2019 bij de gedaagde in pensionstalling gehad en was aansprakelijk gesteld voor schade die door haar paarden zou zijn veroorzaakt. De gedaagde stelde dat de eiseres haar betalingsverplichtingen niet was nagekomen en dat hij het paspoort daarom rechtmatig kon achterhouden.

De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat zij aan haar betalingsverplichtingen had voldaan, met name voor de maand augustus 2018. De voorzieningenrechter concludeerde dat er voldoende samenhang bestond tussen de verschuldigde stallingskosten en de afgifte van het paspoort, waardoor het retentierecht van de gedaagde gerechtvaardigd was. De vordering van de eiseres werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. In reconventie vorderde de gedaagde een bedrag van € 2.760,00 aan niet-betaalde huur, maar de rechtbank oordeelde dat slechts een bedrag van € 250,00 toewijsbaar was, met betrekking tot de maand augustus 2018. Ook hier werd de eiseres in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/268241 / KG ZA 19-416
Vonnis in kort geding van 14 oktober 2019
in de zaak van
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. P.J.H.C. Glenz,
tegen
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. drs. P.M.H. Cruts.
Partijen zullen hierna [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met de daarbij behorende producties 1 tot en met 4,
  • de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ten behoeve van de mondelinge behandeling in het geding gebrachte producties 1 tot en met 5,
  • de mondelinge behandeling,
  • de door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ten behoeve van de mondelinge behandeling ter zitting overgelegde overzichten betalingen (genummerd 1 tot en met 4) en huurovereenkomst pensionstalling,
  • de pleitnota in conventie, tevens houdende eis in reconventie van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ,
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van [getuige] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

In conventie en in reconventie

2.1.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft haar vier paarden, waaronder het paard [naam paard] , van 1 augustus 2018 tot en met 5 februari 2019 bij de paardenpensionstalling van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gestald.
2.2.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] bij brief van 25 januari 2019 aansprakelijk gesteld voor door haar paarden veroorzaakte schade. Bij brief van 4 februari 2019 (productie 1 bij dagvaarding) heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] aansprakelijk gesteld voor een schade van in totaal € 5.228,54. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft beide brieven ontvangen.
2.3.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft [naam paard] , evenals haar drie overige paarden, begin
februari 2019 bij [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] opgehaald zonder [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] daarvan vooraf in kennis te stellen.
2.4.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft het paspoort en de daarbij behorende vier stickers van [naam paard] achtergehouden. Hij heeft zich hierbij beroepen op het retentierecht.
2.5.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft het paard [naam paard] inmiddels verkocht.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vordert, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bevelen dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] het paspoort en de daarbij behorende vier stickers binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] afgeeft, op verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 2.500,00 wanneer [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in gebreke blijft om aan dit vonnis te voldoen.
3.2.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat zij eigenaar is van het paspoort en dat de koper van [naam paard] dat paspoort op korte termijn wenst te ontvangen.
3.3.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vordert, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te veroordelen om binnen veertien dagen na dit vonnis aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te voldoen het bedrag van € 2.760,00 aan reeds vervallen huurtermijnen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van verzuim, althans een bedrag als door de voorzieningenrechter te bepalen,
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te veroordelen in de kosten van deze procedure, met de uitdrukkelijke bepaling dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd zal zijn als zij de proceskosten niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis zal hebben betaald.
4.2.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] de tussen partijen gesloten ‘huurovereenkomst pensionstalling’ niet is nagekomen nu zij een deel van de overeengekomen huursom niet heeft voldaan.
4.3.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

Spoedeisend belang

5.1.
Voor toewijzing van een geldvordering als de onderhavige is in kort geding slechts plaats, als het bestaan en de omvang van die vordering voldoende aannemelijk zijn en uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is.
5.2.
Gelet op het gegeven dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] summierlijk haar spoedeisend belang naar voren heeft gebracht, hetgeen door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet is betwist, is aan het criterium dat een spoedeisend belang aanwezig moet zijn, voldaan.
Het paspoort en de bijbehorende vier stickers
5.3.
In dit kort geding dient beoordeeld te worden of de vordering van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] een zodanige kans van slagen heeft in een eventuele bodemprocedure dat vooruitlopend daarop toewijzing van de door haar gevorderde voorlopige maatregel voorshands gerechtvaardigd voorkomt. Daarbij zal de voorzieningenrechter uitgaan van de door partijen gepresenteerde feiten en omstandigheden en het daaromtrent gevoerde debat, in beginsel zonder nadere bewijslevering.
5.4.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft - kort samengevat - aan haar vordering ten grondslag gelegd dat zij haar paarden vanaf augustus 2018 tot en met begin februari 2019 bij [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in de pensionstalling heeft gestald. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] weigert echter het paspoort en de vier daarbij behorende stickers van het paard [naam paard] terug te geven. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] beroept zich ten onterechte op het retentierecht, omdat de eindafrekening – die ten onrechte is verhoogd – onjuist is en – voor zover wel juist – reeds is betaald. De paarden van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] hebben aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] geen schade toegebracht. Als er al schade is ontstaan, is die aan het handelen van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zelf te wijten.
5.5.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft aangevoerd dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] slechts een deel van de verschuldigde huur heeft betaald. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] dient nog een bedrag van € 2.760,00 te voldoen. Ondanks herhaald mondeling en schriftelijk verzoek heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] dat nagelaten. Daarenboven hebben de paarden van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] schade toegebracht waarvoor hij [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] bij aangetekende brieven van 25 januari 2019 en 4 februari 2019 aansprakelijk heeft gesteld. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft hem toegezegd dat zij haar paarden zou verkopen om de openstaande posten aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voldoen uit de opbrengst van de paarden. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft echter, zonder [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] hiervan te verwittigen, haar paarden bij [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] uit de stalling gehaald. Op 1 februari 2019 heeft zij wel het paspoort van de hengst meegekregen maar het paspoort van [naam paard] en de daarbij behorende stickers heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] behouden. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] beroept zich ter zake op zijn retentierecht: pas wanneer [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] de eindafrekening van de huur en de schade betaalt, geeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] het paspoort en de daarbij behorende stickers terug.
5.6.
Partijen zijn het erover eens dat het paspoort en de stickers van het paard [naam paard] aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] toebehoren. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] is dan ook op grond van artikel 5:2 BW bevoegd om die goederen op te eisen indien [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] die goederen zonder recht of titel onder zich houdt. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft zich op het standpunt gesteld dat hem een retentierecht toekomt en dat hij daarom niet tot afgifte van die goederen verplicht is, omdat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] haar betalingsverplichtingen uit de stallingsovereenkomst niet volledig is nagekomen.
5.7.
Uit het bepaalde in artikel 3:290 jo. artikel 6:52 BW vloeit voort dat een schuldeiser ( [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ) de nakoming van zijn verplichting tot afgifte van een zaak (het paardenpaspoort en de bijbehorende stickers) aan zijn schuldenaar ( [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ) mag opschorten totdat zijn eigen – opeisbare – vordering op [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] door haar is voldaan indien tussen die verplichtingen voldoende samenhang bestaat om die opschorting te rechtvaardigen.
5.8.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft ter onderbouwing van haar standpunt dat zij alle betalings-verplichtingen uit de pensionovereenkomst is nagekomen een overzicht van de daarop betrekking hebbende bankbetalingen overgelegd. Uit dit overzicht blijkt, zoals door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ter zitting naar voren is gebracht, dat de maand augustus 2018 niet is voldaan. Bovendien heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] veel te weinig betaald want er was een bedrag van € 250,00 per maand
per paardovereengekomen, zo stelt hij. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] betwist dit en stelt dat zij in augustus 2018 de overeengekomen stallingskosten van € 250,00 contant heeft voldaan, maar zij kan hier geen bewijs van overleggen.
5.9.
Bezien in het licht van de betwisting door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] voorshands niet aannemelijk gemaakt dat zij het volgens haar overeengekomen stallingsbedrag voor augustus 2018 heeft voldaan. Gelet hierop gaat de voorzieningenrechter er voorshands dan ook van uit dat in ieder geval een bedrag van € 250,00 opeisbaar is. Tussen de verschuldigde stallingskosten voor de merry [naam paard] enerzijds en de afgifte van haar paardenpaspoort anderzijds bestaat voldoende samenhang om het door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ingeroepen retentierecht te rechtvaardigen. Dit brengt mee dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] het recht heeft om de afgifte van het paspoort van [naam paard] en de daarbij behorende vier stickers op te schorten totdat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] die vordering van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft voldaan. De vordering van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zal dan ook worden afgewezen.
5.10.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] worden begroot op:
- griffierecht € 297,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.113,00

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vordert een bedrag van € 2.760,00 van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] aan niet betaalde pensionkosten. Hij stelt dat de overeengekomen prijs van € 250,00 per maand die blijkt uit de door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] overgelegde ‘huurovereenkomst pensionstalling’ van 16 augustus 2018, slechts betrekking heeft op één paard, zoals bij alle paardenstallingen gebruikelijk is en zoals hij met al zijn klanten heeft afgesproken. De lezing van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] is volstrekt onredelijk. Hij kan zelf geen door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] getekend contract meer overleggen omdat dit verdwenen was toen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] haar paarden had weggehaald, maar hij biedt bewijs aan van zijn stellingen door het horen van enkele andere klanten als getuigen. Hij stelt dat in de zomermaanden bij weidegang een bedrag van € 500,00 per maand voor de vier paarden was afgesproken. In de maanden november en december 2018 was de afspraak dat de vier paarden tegen een meerprijs van € 200,00 zouden worden bijgevoerd. De hengst van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] moest in september en oktober 2018 in een box gestald worden in verband met chemische castratie, tegen een meerprijs van € 55,00 per maand. Nadat de paarden ‘voor de zoveelste keer’ waren uitgebroken heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ze volledig gestald in een grote box voor € 800,00 per maand. Deze meerprijzen is hij mondeling met [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] overeengekomen. Hij heeft een overzicht van de verschuldigde en ontvangen betalingen gevoegd bij de brief van zijn advocaat van 27 maart 2019 aan de raadsman van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] (productie 3).
6.2.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] betwist dat zij nog huurpenningen dient te voldoen. Zij verwijst naar de tussen partijen schriftelijk gesloten overeenkomst en stelt dat deze prijs voor al haar paarden gezamenlijk gold. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] betwist de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gestelde meerprijzen voor zover deze de door haar reeds betaalde € 300,00 voor extra voer en het bedrag van € 400,00 voor januari 2019 te boven gaan. De hengst heeft in januari 2019 vijf dagen in een box gestaan. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft zich aan de afspraken gehouden. Ter onderbouwing verwijst zij naar de door haar overgelegde betalingsoverzichten.
6.3.
Krachtens artikel 254 Rv is de voorzieningenrechter bevoegd in alle spoedeisende zaken waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, deze te geven. Op grond van artikel 256 Rv heeft de voorzieningenrechter de vrijheid om een voorziening te weigeren indien hij oordeelt dat de zaak niet geschikt is om in kort geding te worden beslist. Naar vaste jurisprudentie moet de voorzieningenrechter van laatstgenoemde bevoegdheid een terughoudend gebruik maken.
6.4.
Vast staat dat partijen een overeenkomst voor pensionstalling van de paarden van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] hebben gesloten. Over de exacte inhoud van die overeenkomst verschillen partijen van mening. Getuige [getuige] heeft tijdens de mondelinge behandeling onder ede verklaard dat in september 2018 tijdens een stalvergadering is afgesproken dat een bedrag van € 200,00 per maand per paard op stal verschuldigd was. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] was daar ook bij aanwezig, aldus de getuige. Welk maandbedrag [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] met [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] voor de stalling van haar vier paarden is overgekomen kan de voorzieningenrechter op grond van deze verklaring echter niet vaststellen. De stellingen van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zijn met betrekking tot de overeengekomen prijzen weinig inzichtelijk – wanneer en hoe is welke meerprijs afgesproken? – en deels rekenkundig onjuist met betrekking tot de door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] verrichte betalingen – 5 x € 250,00 + 3 x € 100,00 + € 400 = € 1.950,00 in plaats van de gestelde € 1.850,00 – terwijl deze procedure zich niet leent voor een uitvoerig feitenonderzoek. De voorzieningenrechter acht dan ook voorshands – hetgeen in rov. 5.9. is overwogen geldt hier als herhaald en ingelast – slechts een door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] verschuldigd bedrag van € 250,00 met betrekking tot de maand augustus 2018 toewijsbaar. De vorderingen van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zullen voor het overige worden afgewezen.
6.5.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] worden begroot op € 408,00 voor salaris advocaat (0,5 x € 816,00).

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
wijst de vordering af,
7.2.
veroordeelt [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tot op heden begroot op € 1.113,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
7.3.
verklaart de kostenveroordeling in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
7.4.
veroordeelt [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] tot betaling binnen veertien dagen aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] van een bedrag van € 250,00 na dagtekening van dit vonnis vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van verzuim,
7.5.
veroordeelt [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tot op heden begroot op € 408,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
7.6.
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
7.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E. Elzinga en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: AP