ECLI:NL:RBLIM:2019:9102

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 oktober 2019
Publicatiedatum
10 oktober 2019
Zaaknummer
04/050743-01 (vordering verlenging TBS)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling na voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege met twee jaar

Op 8 oktober 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1976, die momenteel verblijft in de Forensische Psychiatrische Kliniek (FPK) te Assen. De vordering tot verlenging van de TBS werd ingediend door het openbaar ministerie op 20 mei 2019, na een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd, onder handhaving van de voorwaarden die door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden zijn gesteld op 18 juli 2019.

De rechtbank overwoog dat, hoewel het recidiverisico op het indexdelict laag is, er nog steeds een algemeen recidiverisico bestaat dat een verlenging van de TBS noodzakelijk maakt. De rechtbank baseerde haar beslissing op verschillende rapportages, waaronder een Pro Justitia-rapportage en adviezen van de reclassering, die wezen op de antisociale persoonlijkheidsstoornis van de terbeschikkinggestelde en de risico's die gepaard gaan met een beëindiging van de maatregel. De rechtbank benadrukte dat de terbeschikkingstelling is opgelegd ter bescherming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen.

De terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw hebben verzet aangetekend tegen de verlenging, waarbij zij stelden dat de terbeschikkingstelling niet langer proportioneel is. De rechtbank verwierp deze argumenten en concludeerde dat de terbeschikkingstelling met twee jaar moest worden verlengd, gezien de huidige situatie en de noodzaak voor een behandelsetting. De voorwaarden die door het hof zijn gesteld, blijven van kracht, en de rechtbank zal de voortgang van de terbeschikkingstelling blijven monitoren.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 04/050743-01 (vordering verlenging TBS)
Datum uitspraak : 8 oktober 2019
Tegenspraak
Beslissing van de meervoudige kamer op een vordering van het openbaar ministerie in het arrondissement Limburg
De op 20 mei 2019 ter griffie van de rechtbank ingekomen vordering strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling na voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging van overheidswege van
[terbeschikkinggestelde] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
thans verblijvende in Forensische Psychiatrische Kliniek (FPK) te Assen,
Dennenweg 9, 9404 LA Assen,
hierna te noemen [terbeschikkinggestelde] .
Raadsvrouw is mr. S. Marjanovic, advocaat kantoorhoudende te ‘s-Gravenhage.

1.De stukken

In het dossier bevinden zich onder andere:
  • de vordering verlenging terbeschikkingstelling (na voorwaardelijke beëindiging dwangverpleging) van de officier van justitie d.d. 20 mei 2019 met bovenvermeld parketnummer;
  • het Pro Justitia psychiatrisch onderzoek betreffende [terbeschikkinggestelde] d.d. 19 maart 2019, ondertekend door dr. L.H.W.M. Kaiser, psychiater;
  • het advies ten behoeve van verlenging van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging van Vincent van Gogh, GGZ reclassering, d.d. 20 mei 2019 met betrekking tot [terbeschikkinggestelde] ;
  • het advies tbs voorwaardelijke beëindiging dwangverpleging van Vincent van Gogh, GGZ reclassering, d.d. 7 juni 2019 met betrekking tot [terbeschikkinggestelde] ;
  • het voortgangsverslag van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering d.d. 23 september 2019 met betrekking tot [terbeschikkinggestelde] ;
  • de beslissing van deze rechtbank d.d. 10 juli 2018, waarbij de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar is verlengd en de verpleging van overheidswege voorwaardelijk is beëindigd;
  • de beslissing van deze rechtbank d.d. 23 november 2018, waarbij de hervatting van de verpleging van overheidswege van [terbeschikkinggestelde] is bevolen;
  • het proces-verbaal van de raadkamerzitting van deze rechtbank d.d. 25 juni 2019 met betrekking tot [terbeschikkinggestelde] ;
  • de beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 18 juli 2019 met ressortsparketnummer P18/0379, waarbij het Hof de beslissing van de rechtbank Roermond d.d. 23 november 2018 tot hervatting van de verpleging van overheidswege met betrekking tot [terbeschikkinggestelde] heeft vernietigd en de aan de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege gestelde voorwaarden heeft gewijzigd;
  • het vonnis van de toenmalige arrondissementsrechtbank te Roermond d.d. 12 april 2002 in de strafzaak tegen [terbeschikkinggestelde] , waarbij de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege werd opgelegd.
De vordering van de officier van justitie houdt in dat de rechtbank de termijn van terbeschikkingstelling na voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege met twee jaar zal verlengen.

2.De procesgang

Op 12 april 2002 heeft de (toenmalige) arrondissementsrechtbank te Roermond vonnis gewezen in de strafzaak tegen [terbeschikkinggestelde] met het parketnummer 04/050743-01 en is de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [terbeschikkinggestelde] gelast.
De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van verkrachting, meermalen gepleegd, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van die maatregel eiste. Het hiervoor genoemde delict betreft een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De termijn van de terbeschikkingstelling is gaan lopen op 25 mei 2003.
Bij beslissing van 10 juli 2018 heeft deze rechtbank de termijn van de terbeschikkingstelling verlengd met één jaar en daarbij tevens bepaald dat de verpleging van overheidswege voorwaardelijk zal worden beëindigd met ingang van 10 juli 2018.
Bij beslissing van 23 november 2018 heeft deze rechtbank de hervatting van de verpleging van overheidswege van [terbeschikkinggestelde] bevolen.
Het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden heeft deze beslissing op 18 juli 2019 vernietigd en de aan de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege gestelde voorwaarden gewijzigd.
De vordering van de officier van justitie is door laatstgenoemde aangebracht ter zitting van deze rechtbank d.d. 25 juni 2019. De rechtbank heeft toen de behandeling aangehouden, zulks in afwachting van het ingestelde beroep door de verdediging tegen de beslissing van de rechtbank d.d. 23 november 2018.
De vordering van de officier van justitie is inhoudelijk behandeld ter openbare zitting van deze rechtbank van 24 september 2019. Ter zitting zijn gehoord de officier van justitie, [terbeschikkinggestelde] , de raadsvrouw van [terbeschikkinggestelde] en, als deskundige, mevrouw [naam reclasseringswerker] , reclasseringswerker.

3.Het standpunt van de reclassering

In haar verlengingsadvies van 20 mei 2019 heeft Vincent van Gogh, GGZ reclassering, geadviseerd om de termijn van de terbeschikkingstelling na voorwaardelijke beëindiging te verlengen met twee jaar. In het advies heeft de reclassering onder meer het volgende naar voren gebracht:
‘Op 28-03-2019 vond de Hoger Beroepszaak plaats bij het Gerechtshof te Arnhem.
Het Hof heeft de zaak aangehouden en reclassering gevraagd onderzoek te doen
naar een plaatsing van betrokkene op een FPK met voorwaardelijke beëindiging van
de verpleging.
Indien betrokkene geen behandeling doorloopt bij een FPK waarin hij vaardigheden
traint en verloven opbouwt, is de kans op recidive gemiddeld. Betrokkene heeft zich
binnen de maatregel al enkele keren onttrokken. Het motief lag, volgens de gemaakte
delictanalyse, aan het verzet van betrokkene tegen het systeem.
Het risico op een seksueel delict wordt als laag/matig gezien. Het algemene
recidiverisico wordt als gemiddeld ingeschat, bij het wegvallen van de maatregel.
Risicofactoren zijn met name: veroordelingen wegens geweld- en vermogensdelicten,
gebrek aan financiën, problemen in de omgang met vrouwen, negatief sociaal
netwerk, alcoholgebruik, antisociaal gedrag en een pro-criminele houding. Er zijn
geen beschermende factoren.
Indien het gerechtshof beslist dat de maatregel voorwaardelijk wordt beëindigd en
het vonnis in eerste aanleg verwerpt, zal betrokkene worden opgenomen in FPK
Assen. Indien de maatregel niet wordt verlengd, lopen risico’s bij betrokkene snel
op.’ (pagina 6)
Naar aanleiding van een tussenbeslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 april 2019 heeft Vincent van Gogh, GGZ reclassering, op verzoek van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor de opname van [terbeschikkinggestelde] in een FPK die het voorgestelde traject door deskundige Kaiser en de reclassering steunt. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft de reclassering (d.d. 7 juni 2019) geadviseerd om de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege te continueren met de al bestaande voorwaarden, echter onder toevoeging van de voorwaarde ‘opname in een zorginstelling’.
In haar voortgangsverslag van 23 september 2019 heeft Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, zich aangesloten bij het advies van 20 mei 2019 van Vincent van Gogh, GGZ reclassering, om de termijn van de terbeschikkingstelling na voorwaardelijke beëindiging te verlengen met twee jaar. In het verslag heeft de reclassering verder onder meer het volgende naar voren gebracht:
‘Per 2 augustus 2019 is de heer [terbeschikkinggestelde] opgenomen in de FPK te Assen in het kader van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. De klinische opname bevindt zich in de opstartfase. Betrokkene stelt zich meewerkend op. De afgenomen urinecontroles bleken schoon. Vanuit reclasseringsoogpunt wordt het van belang geacht dat er aandacht is voor een mogelijk nieuwe partnerrelatie binnen de behandeling, voor het op orde krijgen van een aantal praktische zaken zoals werk, wonen en financiën en zijn mogelijk verzet tegen de behandeling wat zich kan uitten in onttrekkingen en antisociaal gedrag.
De huidige periode wordt gekeken wat nodig is en wat betrokkene geboden zal worden om verantwoord te kunnen resocialiseren.’ (pagina 9 en 10)
Deskundige [naam reclasseringswerker] heeft in raadkamer voornoemde adviezen onderschreven. In aanvulling op de adviezen heeft deskundige [naam reclasseringswerker] in raadkamer onder meer verklaard dat op het gebied van zedendelicten het risico laag is. Het algemene risico is gemiddeld tot hoog. [terbeschikkinggestelde] is krenkingsgevoelig, hij neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn gedrag en zijn netwerk, zijn familie en het milieu waar hij vandaan komt, heeft een negatieve invloed. Het contact met vrouwen is een aandachtspunt. [terbeschikkinggestelde] heeft toch weer geprobeerd om het contact met de moeder van zijn dochter te herstellen. Het zou gezond zijn voor [terbeschikkinggestelde] om relaties met vrouwen op een laag pitje te zetten en zich op zichzelf te richten. Dit vergt tijd en dit vergt oefensituaties. Aan de leerbaarheid van [terbeschikkinggestelde] zit een grens. De reclassering schat het vermogen van [terbeschikkinggestelde] om tot inkeer te komen niet hoog in. [terbeschikkinggestelde] houdt als slag om de arm dat hij tot het einde van de maatregel in de buurt van de kliniek wil verblijven. Daarmee worden wel de risico’s die thuis op de loer liggen ondervangen, maar het is de vraag hoe dit verloopt als [terbeschikkinggestelde] wel zou terugkeren naar zijn eigen netwerk.
Met betrekking tot het verblijf in de FPK heef deskundige [naam reclasseringswerker] onder meer verklaard dat het de bedoeling is dat er een volledig verlofplan wordt opgemaakt. Met de toezichthouder is overlegd op welke manieren de verloven gecontroleerd gaan worden. Dit zal gaan met elektrische controlemiddelen. De reclassering ziet geen heil in de controle door middel van elektrische controlemiddelen. Omdat [terbeschikkinggestelde] zo erg externaliseert, is het niet wenselijk om de controle aan een apparaat over te laten.

4.Het standpunt van de psychiater

In de rapportage naar aanleiding van het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia betreffende [terbeschikkinggestelde] d.d. 19 maart 2019 heeft psychiater Kaiser onder meer het volgende gerapporteerd.
Bij [terbeschikkinggestelde] is sprake van:
  • een antisociale persoonlijkheidsstoornis;
  • middelengerelateerde problematiek met name alcohol en cannabis.
‘Betrokkene is een 40-jarige man bij wie vooral sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. (…) Zijn geweten blijft lacunair en hij laat zich leiden door eigen behoeftes en niet door de belangen van anderen. Daarbij externaliseert hij vooral. Een groot probleem is zijn impulsiviteit waarbij hij consequenties slecht overweegt of zich daardoor niet laat afremmen. (…) Hij denkt over zichzelf als een mislukkeling van de maatschappij maar dat leidt bij hem niet tot aanpassing; hij is daardoor kwetsbaar voor degenen die hem waardering geven. Tegelijkertijd is hij ongevoelig voor waardering vanuit het gezag maar verzet hij zich vooral tegen gezag. Hij heeft daarmee een egocentrische leefstijl. Hij heeft al vaak goede voornemens gehad maar kan die niet volhouden door zijn ik-zwakte en beperkte rem vanuit zijn lacunaire geweten.’ (pagina 13)
en
“..Vanuit de klinische inschatting en de risicotaxatie is de kans op geweld hoog als hij nu zonder tbs maatregel zou zijn, met name vanwege een hoge inschatting van historische, klinische en risicohanteringsitems….. (pagina 15)
De psychiater geeft aan dat op basis van een risicotaxatie kan worden gesteld dat in een situatie dat er per direct geen tbs maatregel meer zou zijn de kans op herhaling van vermogenscriminaliteit als uiting van antisociaal gedrag hoog is. De kans op agressie is hoog gerelateerd aan de vermogenscriminaliteit en bij frustratie. De kans op verkrachting of een ander seksueel delict wordt als laag ingeschat.
‘Binnen de tbs met voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging blijkt er onvoldoende mogelijkheid geweest te zijn voor betrokkene om zijn antisociale gedrag onder controle te houden en was er onvoldoende mogelijkheid tot contextuele beïnvloeding. Er heeft zich geen herhaling van agressie of van een seksueel predelictgedrag voorgedaan. Een tbs met voorwaardelijke beëindiging is dus niet voldoende gebleken om antisociaal gedrag af te kunnen wenden, maar wel om agressie en een seksueel delict af te wenden.’ (pagina 16)
De psychiater adviseert de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaar. Het advies is om de voorwaardelijke beëindiging voort te zetten mits betrokkene het eens is met de voorwaarden, waaronder opname in een FPK, en zich houdt aan de regels aldaar en aan vrijheidsbeperking.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering. Daartoe heeft hij verwezen naar de Pro Justitia-rapportage, de reclasseringsadviezen en de verklaringen van de deskundige in raadkamer. Aan de wettelijke voorwaarden om de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen is voldaan. Er is sprake van het gevaarscriterium, een stoornis en daarnaast is een verlenging van de terbeschikkingstelling ook proportioneel. Hoewel er geen sprake meer is van een recidiverisico op het gebied van het indexdelict, is er wel nog steeds een recidiverisico op het gebied van geweldsdelicten en dus is er sprake van een risico op gevaar voor personen en goederen en de algemene veiligheid. Uit de rapporten blijkt daarnaast voldoende dat een behandelsetting voor [terbeschikkinggestelde] noodzakelijk is.
De officier van justitie heeft gevorderd de terbeschikkingstelling na voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege te verlengen met twee jaar. Hij heeft daartoe aangevoerd dat [terbeschikkinggestelde] op die manier twee jaren de kans krijgt om te laten zien dat hij gemotiveerd is zich aan de voorwaarden te houden en bovendien ook niet steeds in beroep gaat tegen beslissingen van de rechtbank. Volgens de officier van justitie laat [terbeschikkinggestelde] daarmee namelijk zien dat hij zich niet neerlegt bij wat noodzakelijk is, maar verzet toont tegen zijn behandeling.

6.Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw

[terbeschikkinggestelde] heeft verklaard dat zijn wens is dat de terbeschikkingstelling beëindigd wordt. Hij is ervan overtuigd dat hij, na 18 jaar ter beschikking te zijn gesteld, toe is aan beëindiging van de maatregel. Hij is in staat om zichzelf te redden. Daarnaast heeft hij een netwerk dat hem opvangt. Hij kan weer gaan werken in de autohandel. Hij geeft aan geen problemen te hebben met vrouwen, maar alleen op te moeten letten met welke vrouwen hij zich inlaat. De onttrekkingen zijn nog wel een probleem, maar die zijn het gevolg van de stress en druk die de terbeschikkingstelling teweeg brengt. Er is na 18 jaar nog steeds geen licht aan het einde van de tunnel.
De raadsvrouw heeft allereerst in reactie op het standpunt van de officier van justitie naar voren gebracht dat haar cliënt niet iemand is die alsmaar zonder reden in beroep gaat, maar dat hij heel goed in staat is om te bedenken wanneer het belangrijk is om te ageren tegen een beslissing. Het is bovendien terecht dat cliënt tegen de laatste beslissing in beroep is gegaan, anders was er op dit moment nog steeds sprake geweest van een maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
De raadsvrouw heeft verder het volgende naar voren gebracht. Cliënt verblijft al langere tijd in de tbs voor een verkrachting dan noodzakelijk en proportioneel is. Al jaren is geprobeerd om hem te resocialiseren. Dit is meerdere malen mislukt. Wat met name opmerkelijk is aan deze zaak is de tegenstrijdigheid. Er is sprake van iemand van wie al jaren wordt gezegd dat hij is uitbehandeld. Het recidiverisico op het indexdelict is al jaren laag. Echter, met name door de onttrekkingen en het recidiverisico op het gebied van vermogensdelicten en het feit dat daar volgens deskundigen uiteindelijk geweld bij kan komen kijken, wordt de terbeschikkingstelling telkens verlengd. Cliënt verleent zijn volledige medewerking aan de reclassering en aan de FPK, maar gezien de duur van de maatregel en gelet op het recidiverisico wil cliënt dit toch aan de kaak stellen.
Primair verzoekt de raadsvrouw de vordering af te wijzen, nu de vraag rijst of de terbeschikkingstelling nog proportioneel en noodzakelijk is. Zij heeft daartoe aangevoerd dat cliënt niet is teruggevallen in het indexdelict. Het gevaar met betrekking tot het indexdelict is teruggebracht. Er is hooguit nog sprake van gevaar op vermogensdelicten, met mogelijk uiteindelijk het gebruik van geweld. Het is echter niet de bedoeling de terbeschikkingstelling omwille hiervan telkens voort te laten duren. Er is bovendien sprake van een spanningsveld bij cliënt nu de terbeschikkingstelling steeds opnieuw verlengd wordt. Cliënt heeft steun van zijn netwerk en is van oordeel dat hij op een normale manier zou kunnen functioneren op het moment dat de terbeschikkingstelling zou aflopen.
Subsidiair verzoekt de raadsvrouw de verlenging van de terbeschikkingstelling te beperken tot één jaar, met daarnaast het verzoek de voorwaarden dusdanig te minimaliseren zodat cliënt de vrijheid ervaart die hij nodig heeft, maar er tegelijkertijd wel toezicht is. Zij verzoekt de voorwaarden te beperken tot enkel een meldplicht en het verlenen van medewerking aan gesprekken met een psycholoog.
Meer subsidiair verzoekt de raadsvrouw de verlenging van de terbeschikkingstelling te beperken tot één jaar onder de bestaande voorwaarden. Zij heeft daartoe aangevoerd dat gelet op de duur van de terbeschikkingstelling en gezien de problemen het noodzakelijk is dat over een jaar opnieuw naar de zaak gekeken wordt.

7.De beoordeling

7.1
De ontvankelijkheid van de officier van justitie in zijn vordering
De officier van justitie heeft de vordering tot verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling ingediend binnen de daarvoor in artikel 509o, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn. De officier van justitie is derhalve ontvankelijk in zijn vordering.
7.2
De tijdigheid van de beslissing
De rechtbank constateert dat zij niet voldoet aan de in artikel 509t, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering gestelde verplichting dat zij binnen een termijn van twee maanden na de dag waarop de vordering is ingediend, dient te beslissen. De rechtbank is echter van oordeel dat dit geen gevolgen behoeft te hebben, nu een eerdere inhoudelijke behandeling ter zitting niet mogelijk was wegens de noodzakelijkheid de beslissing van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden af te wachten.
7.3
De inhoudelijke beoordeling
7.3.1
Inleiding
Gehoord de officier van justitie, [terbeschikkinggestelde] , zijn raadsvrouw en de deskundige [naam reclasseringswerker] , en gezien de inhoud van het verlengingsadvies voorwaardelijke beëindiging tbs, het advies voorwaardelijke beëindiging en het voortgangsverslag van de reclassering en gezien de Pro Justitia-rapportage, overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank verenigt zich met de verlengingsadviezen van de rapporterend psychiater en de reclassering en met de daarop ter zitting gegeven toelichting door de deskundige van de reclassering. Uit onder andere de Pro Justitia-rapportage volgt dat bij [terbeschikkinggestelde] sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en middelengerelateerde problematiek. Verder volgt uit de adviezen dat het recidiverisico als uiting van antisociaal gedrag nog steeds hoog is bij het per direct beëindigen van de maatregel. Het recidiverisico op een seksueel delict wordt ingeschat als laag.
7.3.2
De verlenging van de terbeschikkingstelling
Nu het recidiverisico bij het beëindigen van de terbeschikkingstelling nog steeds hoog is, eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen de verlenging van de terbeschikkingstelling.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het primaire verzoek van de verdediging tot afwijzing van de vordering het volgende.
De rechtbank is gelet op het verlengingsadviezen van de reclassering en de Pro Justitia-rapportage, anders dan de verdediging, van oordeel dat hoewel het recidiverisico ten aanzien van het indexdelict laag is, er wel nog steeds sprake is van een dusdanig algemeen recidiverisico bij [terbeschikkinggestelde] dat een verlenging van de terbeschikkingstelling nog steeds proportioneel is. De rechtbank wil er daarbij op wijzen dat [terbeschikkinggestelde] nog niet zo heel lang geleden gedurende zijn terbeschikkingstelling is gerecidiveerd. Uit het strafblad van [terbeschikkinggestelde] blijkt dat [terbeschikkinggestelde] in 2015 nog twee diefstallen met geweld heeft gepleegd. De rechtbank is
van oordeel dat op dit moment een beëindiging van de maatregel niet aan de orde is en wijst het verzoek van de verdediging af.
Ten aanzien van de termijn van de verlenging overweegt de rechtbank het volgende.
[terbeschikkinggestelde] verblijft op dit moment sinds circa acht weken in de FPK te Assen. Ter zitting is gebleken dat [terbeschikkinggestelde] op dit moment nog op de observatieafdeling verblijft. Gelet op de stand van de behandeling van [terbeschikkinggestelde] in de FPK, de benodigde tijd voor het resocialisatietraject en de benodigde tijd voor de opbouw van verloven en het nazorgtraject, is de rechtbank van oordeel dat een verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar geïndiceerd is. Zij wijst het subsidiaire en meer subsidiaire verzoek van de verdediging om de verlenging te beperken tot één jaar dan ook af.
7.3.3
De voorwaarden
Sinds 18 juli 2019 gelden de voorwaarden waaronder de dwangverpleging van [terbeschikkinggestelde] is beëindigd opgenomen in de beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 juli 2019.
De door het Hof geformuleerde voorwaarden zijn nodig (geacht) om het recidiverisico tot een aanvaardbaar niveau te beperken. [terbeschikkinggestelde] verblijft op dit moment pas circa acht weken in de FPK te Assen. Dit betekent dat het resocialisatietraject van [terbeschikkinggestelde] pas kort geleden weer van start is gegaan. Gelet op het recidiverisico is de rechtbank van oordeel dat een beperking van de voorwaarden zodat [terbeschikkinggestelde] de vrijheid ervaart die hij stelt nodig te hebben, op dit moment niet aan de orde is. De rechtbank zal dan ook de voorwaarden zoals bevolen door het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden handhaven.
7.3.4
Conclusie
De rechtbank is alles overwegende van oordeel een verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling van [terbeschikkinggestelde] met twee jaar geïndiceerd is. De gestelde voorwaarden zullen worden gehandhaafd.

8.De beslissing

De rechtbank:
- verlengt de termijn gedurende welke [terbeschikkinggestelde] ter beschikking is gesteld met twee jaar onder handhaving van de door het Hof bij beslissing van 18 juli 2019 gestelde voorwaarden.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.A.P. Hillen, voorzitter, mr. C. Wapenaar en mr. dr. D.L.F. de Vocht, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.H.C. van den Munckhof, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 oktober 2019.
Buiten staat
Mr. W.A.P. Hillen en mr. dr. D.L.F. de Vocht zijn niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.