ECLI:NL:RBLIM:2019:9099

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 oktober 2019
Publicatiedatum
10 oktober 2019
Zaaknummer
03/098008-02 (vordering verlenging TBS)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde met een laag tot gematigd recidiverisico in het kader van de gezagsuitoefening over minderjarige kinderen

Op 8 oktober 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1969. De rechtbank sprak de voorlopige voogdij uit over twee jonge kinderen, die in een Syrisch vluchtelingenkamp verblijven, na het overlijden van hun moeder en de onbekende verblijfplaats van hun vader. De vader is in Nederland bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar en heeft zijn Nederlandse nationaliteit in 2017 verloren. Hierdoor is er een gezagsvacuüm ontstaan, waardoor de rechtbank oordeelde dat het noodzakelijk was om in de gezagsuitoefening van de kinderen te voorzien.

De rechtbank behandelde de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de TBS-maatregel van de terbeschikkinggestelde, die sinds 2003 onder deze maatregel valt. De vordering was ingediend op 12 augustus 2019 en de rechtbank oordeelde dat de termijn van terbeschikkingstelling met één jaar moest worden verlengd. De reclassering had in haar advies het recidiverisico ingeschat als laag tot gematigd, maar de rechtbank concludeerde dat er nog steeds een matig tot hoog recidivegevaar aanwezig was, vooral in de relationele sfeer. De rechtbank weigerde de verzoeken van de verdediging om de vordering af te wijzen of aan te houden voor een Pro Justitia-rapportage, en besloot de voorwaarden van de TBS te handhaven, met uitzondering van de voorwaarde omtrent financiën.

De rechtbank benadrukte het belang van openheid en transparantie van de terbeschikkinggestelde in zijn relaties en de noodzaak van reclasseringstoezicht. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03/098008-02 (vordering verlenging TBS)
Datum uitspraak : 8 oktober 2019
Tegenspraak
Beslissing van de meervoudige kamer op een vordering van het openbaar ministerie in het arrondissement Limburg
De op 12 augustus 2019 ter griffie van de rechtbank ingekomen vordering strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling na voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege van
[terbeschikkinggestelde] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
wonende te [adresgegevens terbeschikkinggestelde] ,
hierna te noemen [terbeschikkinggestelde] .
Raadsvrouw is mr. S. Marjanovic, advocaat, kantoorhoudende te 's-Gravenhage.

1.De stukken

In het dossier bevinden zich onder andere:
  • de vordering verlenging terbeschikkingstelling (na voorwaardelijke beëindiging dwangverpleging) van de officier van justitie d.d. 12 augustus 2019 met bovenvermeld parketnummer;
  • het Pro Justitia psychiatrisch onderzoek betreffende [terbeschikkinggestelde] d.d. 28 mei 2019, ondertekend door drs. M.R. Weeda, psychiater;
  • het verlengingsadvies na voorwaardelijke beëindiging tbs van Reclassering Nederland, Toezichtunit 3 Midden-Noord d.d. 29 juli 2019 met betrekking tot [terbeschikkinggestelde] ;
  • het voortgangsverslag van Reclassering Nederland d.d. 29 april 2019 met betrekking tot [terbeschikkinggestelde] ;
  • het voortgangsverslag van Reclassering Nederland d.d. 5 augustus 2019 met betrekking tot [terbeschikkinggestelde] ;
  • de beslissing van deze rechtbank d.d. 16 oktober 2018, waarbij de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met één jaar is verlengd;
  • de beslissing van deze rechtbank d.d. 17 januari 2019, waarbij de verpleging van overheidswege voorwaardelijk is beëindigd met ingang van de dag waarop [terbeschikkinggestelde] zijn woning in Utrecht kon betrekken;
  • het vonnis van de toenmalige arrondissementsrechtbank te Maastricht d.d. 12 februari 2003 in de strafzaak tegen [terbeschikkinggestelde] , strekkende tot het verlenen van verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland van de beslissing van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Leuven van 2 oktober 2011, waarbij door de rechtbank Maastricht de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege wordt opgelegd aan [terbeschikkinggestelde] ;
  • het arrest van de Hoge Raad d.d. 30 september 2003 in de strafzaak tegen [terbeschikkinggestelde] met nummer 00928/03 W, waarbij de Hoge Raad het beroep in cassatie ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Maastricht d.d. 12 februari 2003 verwerpt.
De vordering van de officier van justitie houdt in dat de rechtbank de termijn van terbeschikkingstelling na voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege met één jaar zal verlengen.

2.De procesgang

Bij vonnis d.d. 2 oktober 2011 van de Raadkamer van de Rechtbank Van Eerste Aanleg te Leuven (België) is [terbeschikkinggestelde] ter zake van doodslag ontoerekeningsvatbaar geacht en is internering in de Hulpgevangenis in Leuven gelast. Op 12 februari 2003 is op grond van de Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen door de (toenmalige) rechtbank Maastricht gelast dat de maatregel tot internering wordt vervangen door de tbs-maatregel met bevel tot verpleging van overheidswege. Het tegen deze beslissing ingestelde beroep in cassatie is op 30 september 2003 door de Hoge Raad verworpen.
De termijn van de terbeschikkingstelling is gaan lopen op 30 september 2003.
De terbeschikkingstelling is laatstelijk bij beslissing van deze rechtbank d.d. 16 oktober 2018 met één jaar verlengd. De beslissing omtrent de dwangverpleging heeft de rechtbank aangehouden, onder de bepaling dat de rechtbank door de reclassering schriftelijk zal worden voorgelicht over de mogelijkheid van een eventuele voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging en de voorwaarden waaronder dit mogelijk is (een maatregelrapport).
Bij beslissing van 17 januari 2019 is vervolgens de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd met ingang van de dag waarop [terbeschikkinggestelde] zijn woning in Utrecht kon betrekken.
De vordering van de officier van justitie is behandeld ter openbare zitting van deze rechtbank van 24 september 2019. Ter zitting zijn gehoord de officier van justitie, [terbeschikkinggestelde] , zijn raadsvrouw en, als deskundige de heer [naam reclasseringswerker] , reclasseringswerker.

3.Het standpunt van de reclassering

Reclassering Nederland heeft op 29 juli 2019 een verlengingsadvies voorwaardelijke beëindiging tbs uitgebracht. In voornoemd advies heeft de reclassering onder meer het volgende naar voren gebracht:
‘De reclassering volgt [terbeschikkinggestelde] nu sinds een half jaar in het kader van de voorwaardelijke beëindiging. Betrokkene houdt zich aan de voorwaarden en laat zien goed overweg te kunnen met de zelfstandigheid en vrijheden die zijn gekomen met dit kader. [terbeschikkinggestelde] is gemotiveerd met zijn werk aan de slag gegaan en laat zien zijn praktische zaken goed te regelen.
In de afgelopen maanden heeft betrokkene een vrouw leren kennen. Hij houdt zowel de Waag als de reclassering op de hoogte van dit contact. De reclassering heeft [terbeschikkinggestelde] laten weten het contact te kunnen monitoren door ook met haar te spreken. Betrokkene zegt haar te willen beschermen en daarom niet over zijn achtergrond te kunnen vertellen. Hij kiest ervoor om het contact stop te zetten indien de reclassering en de Waag met haar in contact willen komen. Er is geen overeenstemming met [terbeschikkinggestelde] over de relevantie van deze persoon in relatie tot zijn verleden.
[terbeschikkinggestelde] heeft niet mee willen werken aan het (…)onderzoek middels een psychiater. Hierdoor is er geen objectief onderzoek gedaan naar de actuele kans op herhaling en is er geen advies van een Pro Justitia-rapporteur de maatregel terbeschikkingstelling te beëindigen of te verlengen. Gezien het feit dat de maatregel recent voorwaardelijk is beëindigd en begeleiding van de reclassering en de Waag daarmee onlangs is gestart na bijna 15 jaar klinisch verblijf, acht de reclassering het noodzakelijk de persoonlijke omstandigheden van [terbeschikkinggestelde] langer te kunnen volgen. Hiermee ontstaat over een langere tijd beeld van hoe de huidige omstandigheden in relatie tot risico- en beschermende factoren zich verder zullen ontwikkelen.’ (pagina 7)
In het voortgangsverslag d.d. 5 augustus 2019 heeft de reclassering de risicotaxatie van de Van der Hoevenkliniek van 15 november 2018 overgenomen. Daarin wordt het recidiverisico op gewelddadig gedrag ingeschat als:
  • laag bij intramuraal verblijf met (on)begeleide verloven en transmuraal verblijf.
  • laag tot matig bij voorwaardelijke beëindiging van de verpleging, omdat de kans dan groter wordt dat [terbeschikkinggestelde] een relatie krijgt en hieromtrent negatieve gevoelens krijgt.
  • matig tot hoog op termijn en specifiek binnen (al dan niet – recent – verbroken) intieme relaties, indien de maatregel zal komen te vervallen. De inschatting hierbij is dat het risico zal oplopen naarmate de tijd vordert, een relatie langer duurt, problemen zich opstapelen en gevoelens van krenking en wraak toenemen.
Het risico op seksueel delictgedrag wordt als laag tot matig ingeschat als de maatregel komt te vervallen.
De reclassering adviseert om de tbs-maatregel te verlengen met één jaar. De reclassering is van mening dat de voorwaarde omtrent financiën kan vervallen.
Deskundige [naam reclasseringswerker] heeft in raadkamer voornoemd advies onderschreven. In aanvulling op het verlengingsadvies heeft [naam reclasseringswerker] verklaard dat het reclasseringscontact goed verloopt en [terbeschikkinggestelde] zijn zaken op orde heeft. Het recidiverisico is dan ook laag. Enkel de voorwaarde met betrekking tot de transparantie die van [terbeschikkinggestelde] verwacht wordt op het gebied van relaties veroorzaakt problemen. [terbeschikkinggestelde] wil niet dat de reclassering contact opneemt met zijn relaties en kiest er daarom voor om onder de gestelde voorwaarden solitair door het leven te gaan. Wanneer [terbeschikkinggestelde] geen openheid van zaken geeft, bemoeilijkt dit het reclasseringstoezicht. Een rapportage van een psychiater zou een waardevolle aanvulling zijn op het reclasseringsadvies.

4.Het standpunt van de psychiater

In de Pro Justitia-rapportage van 28 mei 2019 heeft psychiater M.R. Weeda onder meer het volgende gerapporteerd:
‘Betrokkene heeft op geen enkele wijze willen meewerken aan onderhavig onderzoek en derhalve is het voor ondergetekende in het geheel niet mogelijk om een uitspraak te doen over de diagnostiek, de delictgevaarlijkheid en het risicomanagement.’
(pagina 10)

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling. Daartoe heeft hij verwezen naar het verlengingsadvies en de voortgangsverslagen van de reclassering ten aanzien van het recidiverisico op het gebied van relaties. Dit recidiverisico is matig tot hoog en daarmee wordt voldaan aan het gevaarscriterium. Ook aan de overige voorwaarden om de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen, is voldaan.
De officier van justitie heeft, in overeenstemming met het standpunt van de reclassering, gevorderd de voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging te wijzigen in die zin dat de voorwaarde met betrekking tot de financiën komt te vervallen. Voorts heeft de officier van justitie aangevoerd de voorwaarden mogelijk aan te passen in die zin dat de voorwaarde meewerken aan psychiatrisch onderzoek als extra voorwaarde wordt toegevoegd aan de huidige gestelde voorwaarden. Hoewel het positief is te noemen hoe het gehele traject tot nu toe is verlopen en hoe betrokkene zich heeft ontwikkeld, is een psychiatrisch onderzoek van groot belang om een goede inschatting te kunnen maken van het recidiverisico, met name op het gebied van relaties.

6.Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw

[terbeschikkinggestelde] heeft verklaard dat hij bereid is zijn medewerking te verlenen aan een psychiatrisch onderzoek en dat hij tevens bereid is zich aan de voorwaarden te houden, maar dat hij moeite heeft met het reclasseringstoezicht op het gebied van relaties. Dit zou hij graag anders zien. Hij heeft daarom besloten solitair door het leven te gaan, zolang de maatregel van terbeschikkingstelling loopt.
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat niet meer wordt voldaan aan het gevaarscriterium. Een psychiatrisch onderzoek zal hier geen verandering in brengen. Zij ziet dan ook geen reden om een Pro Justitia-rapportage te laten opmaken. Het is hoogst ongebruikelijk om een extra voorwaarde in deze zin, zoals voorgesteld door de officier van justitie op te nemen. Mocht de rechtbank toch van oordeel zijn dat een psychiatrisch onderzoek noodzakelijk is om meer inzicht te verkrijgen in het recidivegevaar, dan dient de zaak te worden aangehouden voor maximaal drie maanden, teneinde een rapportage Pro Justitia te laten opmaken.
Primair verzoekt de raadsvrouw de vordering af te wijzen. Zij stelt zich op het standpunt dat op basis van de stukken een verlenging niet meer aan de orde is en verzoekt de rechtbank de tbs-maatregel te beëindigen. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat het recidiverisico laag is, hetgeen ook zo door de heer [naam reclasseringswerker] is verklaard ter zitting, zodat niet meer wordt voldaan aan het gevaarscriterium. De conclusie in eerdere onderzoeken en rapportages is steeds dat er op enig moment wel sprake kan zijn van gevaar, maar dan specifiek op het gebied van langdurige relaties, die ook nog eens problematisch moeten zijn. Dit gegeven maakt dat het recidivegevaar heel theoretisch is, gebaseerd op het indexdelict. Aan het indexdelict kan cliënt niets meer veranderen. Daarbij is ook van belang dat cliënt steeds heeft verklaard dat hij nooit meer op “dat punt” in zijn leven wil komen en er alles aan wil doen om dat te voorkomen. Op het moment dat cliënt problemen aan voelt komen in een relatie, weet hij tot wie hij zich moet wenden, namelijk De Waag. Cliënt kan dit ook zelf, op vrijwillige basis.
Cliënt heeft zeer snel, tegen verwachting in, een goede baan en een mooie woning gevonden. Dit is hem zelfstandig gelukt, zonder hulp van de reclassering. Dit zegt iets over het vermogen van cliënt om zelfstandig te leven. Hij had contact met een vrouw en dit contact verliep goed. Uiteindelijk is de vraag wat de noodzaak en meerwaarde is van de maatregel. Gelet op hoe cliënt op dit moment in het leven staat, is er geen reden om tot verlenging van de maatregel over te gaan.
Kanttekening hierbij is wel dat de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging nog geen jaar heeft geduurd. Daarmee wordt niet voldaan aan het termijnvereiste van artikel 509t, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De raadsvrouw verzoekt de rechtbank dit artikellid in dit geval buiten toepassing te laten en de vordering af te wijzen. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de aan de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging verbonden voorwaarde dat cliënt zich niet naar het buitenland mag begeven in strijd is met artikel 5 EVRM en artikel 2 lid 1, Vierde Protocol EVRM. Daarom moet artikel 509t, tweede lid, Sv, gelet op artikel 4 van de Grondwet, buiten toepassing worden gelaten. De raadsvrouw heeft daarbij verwezen naar de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 augustus 2017, ECLI:RBROT:2017:6452.
Subsidiair verzoekt de raadsvrouw de zaak aan te houden voor een periode van maximaal drie maanden om te voldaan aan het termijnvereiste van artikel 509t, tweede lid, Sv. De reclassering heeft dan ook de mogelijkheid om nog een wat langere periode toezicht te houden.
Meer subsidiair verzoekt de raadsvrouw de zaak aan te houden voor een periode van maximaal drie maanden om een rapportage Pro Justitia op te laten maken. Cliënt heeft zijn bereidheid om medewerking te verlenen aan een psychiatrisch onderzoek ter zitting uitgesproken.
Meest subsidiair verzoekt de raadsvrouw de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar, met daarnaast het verzoek de voorwaarden zo minimaal mogelijk te houden en te beperkten tot enkel het opleggen van reclasseringstoezicht en het voldoen aan de identificatieplicht.

7.De beoordeling

7.1
De ontvankelijkheid van de officier van justitie in zijn vordering
De officier van justitie heeft de vordering tot verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling ingediend binnen de daarvoor in artikel 509o, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn. De officier van justitie is derhalve ontvankelijk in zijn vordering.
7.2
De inhoudelijke beoordeling
7.2.1
Inleiding
Gehoord de officier van justitie, [terbeschikkinggestelde] , zijn raadsvrouw en de deskundige [naam reclasseringswerker] , en gezien de inhoud van het verlengingsadvies voorwaardelijke beëindiging tbs, de Pro Justitie rapportage van psychiater Weeda en de voortgangsverslagen van Reclassering Nederland, overweegt de rechtbank het volgende.
Rapporterend psychiater Weeda heeft in zijn rapport een overzicht gegeven van het verloop van de tbs behandeling van [terbeschikkinggestelde] . Daaruit blijkt dat de diagnostiek in geval van [terbeschikkinggestelde] in september 2015 is bijgesteld. Sindsdien is als diagnose aangehouden dat bij [terbeschikkinggestelde] sprake is van een persoonlijkheidsstoornis NAO met narcistische trekken en dat geen sprake is van psychopathie.
De Van der Hoevenkliniek heeft laatstelijk in november 2018 een risicotaxatie opgesteld die thans ook voor de reclassering uitgangspunt is. Daarin wordt ingeschat dat het recidiverisico bij beëindiging van de maatregel op termijn en specifiek binnen (al en niet – recent – verbroken) intieme relaties matig tot hoog is. Uit het rapport van psychiater Weeda blijkt dat [terbeschikkinggestelde] medio 2018 heeft geweigerd medewerking te verlenen aan de dubbelrapportage. Ook thans heeft hij geweigerd mee te werken aan het onderzoek van psychiater Weeda. Dit maakt dat meer recente informatie over het recidiverisico niet voorhanden is. Anders dan de raadsvouw is de rechtbank van oordeel dat niet op basis van het verloop van de afgelopen maanden kan worden geconcludeerd dat het recidiverisico laag is. Zoals aangehaald is er immers eerst op de wat langere termijn recidiverisico, in het bijzonder binnen intieme relaties. En door ervoor te kiezen de relatie die hij inmiddels had opgebouwd met een vrouw te verbreken, is [terbeschikkinggestelde] in de afgelopen periode de mogelijkheid tot monitoring van zijn gedrag in een dergelijke situatie nu juist uit de weg gegaan. [terbeschikkinggestelde] heeft aangegeven dat hij deze vrouw niet over zijn verleden kon vertellen zonder haar te schaden. Dit doet echter niet af aan het gedrag dat [terbeschikkinggestelde] hierbij heeft laten zien (een constructief gesprek met [terbeschikkinggestelde] was in die periode erg lastig).
De rechtbank ziet in de stukken en het verloop van de periode van voorwaardelijke beëindiging van de verpleging tot nu toe, dan ook geen aanknopingspunten om het recidiverisico anders te beoordelen dan laatstelijk door de Van der Hoevenkliniek.
7.2.2
De verlenging van de terbeschikkingstelling
Gelet op de overweging onder 7.2.1, dat het recidiverisico bij het beëindigen van de terbeschikkingstelling ook thans nog steeds moet worden ingeschat op matig tot hoog is, eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling. Gezien de omstandigheden waaronder sprake is van een matig tot hoog recidivegevaar is het, mede in het licht van het indexdelict, van groot belang dat [terbeschikkinggestelde] in geval van een (nieuwe) relatie ten opzichte van de reclassering of behandelaar(s) volledig open en transparant is. Die openheid en transparantie ontbreekt in het geval [terbeschikkinggestelde] de reclassering niet in de gelegenheid stelt de relatie of het contact te monitoren op een wijze waarop de reclassering dit noodzakelijk acht.
De rechtbank zal, gelet op het vorenstaande, het primaire en het subsidiaire verzoek van de verdediging afwijzen. De rechtbank is daarbij van oordeel dat het omschreven recidivegevaar niet alleen bij het nemen van de onderhavige beslissing aanwezig is, maar ook dat de rechtbank niet verwacht dat dit gevaar binnen een termijn van drie maanden zal zijn verdwenen.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het meer subsidiaire verzoek van de verdediging tot aanhouding van de zaak teneinde een Pro Justitia-rapportage op te laten maken het volgende.
Bij beslissing van deze rechtbank d.d. 17 januari 2019 is de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd met ingang van de dag waarop [terbeschikkinggestelde] zijn woning in Utrecht kon betrekken. Het reclasseringstoezicht loopt op dit moment gedurende circa acht maanden.
De rechtbank is, gelet op het feit dat de dwangverpleging van [terbeschikkinggestelde] pas relatief korte tijd geleden voorwaardelijk is beëindigd, de weigering van [terbeschikkinggestelde] mee te werken aan het onderzoek van psychiater Weeda en de wijze waarop het reclasseringscontact is verlopen toen [terbeschikkinggestelde] in de afgelopen periode kennis kreeg aan een vrouw, van oordeel dat op dit moment niet moet worden overgegaan tot het alsnog opmaken van een Pro Justitia rapportage. De rechtbank is van oordeel dat de reclassering gedurende een langere periode de voortgang van [terbeschikkinggestelde] moet kunnen monitoren, met name om meer inzicht te krijgen in de wijze waarop [terbeschikkinggestelde] handelt in het kader van relaties. Volgend jaar zal [terbeschikkinggestelde] opnieuw de mogelijkheid worden geboden om mee te werken aan een rapportage. Dit zal dan zeker een goed instrument voor de rechtbank zijn om een verantwoorde beslissing te nemen over het recidivegevaar op dat moment. De rechtbank wijst het verzoek van de verdediging derhalve af.
De rechtbank zal zij de termijn van de terbeschikkingstelling, zoals geadviseerd door de reclassering en zoals gevorderd door de officier van justitie, verlengen met één jaar.
7.2.3
De voorwaarden
Bij beslissing van deze rechtbank d.d. 17 januari 2019 is bevolen dat [terbeschikkinggestelde] zich aan een aantal voorwaarden zal houden.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie voorgesteld de voorwaarden aan te passen in die zin dat meewerken aan een psychiatrisch onderzoek als extra voorwaarde wordt toegevoegd aan de huidige gestelde voorwaarden. De rechtbank zal dit niet als voorwaarde opnemen. [terbeschikkinggestelde] heeft ter zitting verklaard zijn medewerking te zullen verlenen aan een toekomstig psychiatrisch onderzoek.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat de voorwaarde met betrekking tot financiën kan komen te vervallen, nu uit voornoemd advies van de reclassering blijkt dat dit goed verloopt en de reclassering geen meerwaarde ziet hier verder op toe te zien.
7.2.4
Conclusie
[terbeschikkinggestelde] heeft de afgelopen periode laten zien dat hij op de goede weg zit. [terbeschikkinggestelde] heeft zijn zaken op verschillende leefgebieden – huisvesting, dagbesteding, financiën, sociaal netwerk, middelengebruik – op orde. Het recidiverisico is bij [terbeschikkinggestelde] echter gelegen in de relationele sfeer, met name op de wat langere termijn.
Gelet hierop en gelet op het feit dat de dwangverpleging pas recentelijk voorwaardelijk is beëindigd, zal de rechtbank de termijn gedurende welke [terbeschikkinggestelde] ter beschikking is gesteld verlengen met één jaar. De gestelde voorwaarden zullen worden gehandhaafd, met uitzondering van de voorwaarde omtrent de financiën.

8.De beslissing

De rechtbank:
  • verlengt de termijn gedurende welke [terbeschikkinggestelde] ter beschikking is gesteld met één jaar;
  • wijzigt de aan de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege gestelde voorwaarden en bepaalt dat thans de volgende voorwaarden worden gesteld:
1.
Recidive

Als voorwaarde wordt gesteld dat betrokkene zich niet in risicovolle situaties begeeft en zich niet schuldig maakt aan strafbare feiten;

2.
Reclasseringsbegeleiding

Betrokkene zal zich begeleidbaar opstellen. Hij geeft openheid van zaken over alle leefgebieden. Hij neemt zelf het initiatief om zaken bespreekbaar te maken met de reclassering.

3.
Verbod verblijf in buitenland

Betrokkene begeeft zich niet zonder toestemming van de reclassering en het Openbaar Ministerie buiten de landgrenzen van Nederland.

4.
Ambulante behandeling

Betrokkene zal zijn medewerking verlenen aan ambulante behandeling en begeleiding door De Waag of soortgelijke instelling, voor zolang als De Waag of soortgelijke instelling en de reclassering dit nodig achten. Hij neemt zelf het initiatief om zaken bespreekbaar te maken met zijn behandelaars en/of begeleiders.

5.
Relaties

Betrokkene zal open communiceren over zijn relaties naar de reclassering en De Waag of soortgelijke instelling. Hij zal meewerken aan relatiegesprekken bij De Waag of soortgelijke instelling, indien geïndiceerd.

6.
Netwerk

Betrokkene zal openheid geven over zijn sociale netwerk. Hij geeft de reclassering en De Waag of soortgelijke instelling, toestemming contact op te nemen met alle relevante referenten en derden uit zijn netwerk.

7.
Huisvesting

Betrokkene zal niet verhuizen zonder toestemming van de reclassering. Hij verleent volledige medewerking aan huisbezoeken door de reclassering.

8.
Forensisch psychiatrisch toezicht

Betrokkene zal zijn medewerking verlenen aan een forensisch psychiatrisch toezicht, ook wanneer dit inhoudt dat hij voor een time-out wordt teruggeplaatst in de Van der Hoeven Kliniek. Deze time-outplaatsing duurt in ieder geval zolang als nodig is om betrokkene op verantwoorde en veilige wijze terug te laten keren naar de persoonlijke omstandigheden voorafgaand aan de time-out, in beginsel maximaal zeven weken. Deze periode kan eenmaal met zeven weken verlengd worden.

9.
Algemene voorwaarde
Betrokkene laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van betrokkene vast te stellen.
Betrokkene helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn/haar gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
- geeft Reclassering Nederland opdracht [terbeschikkinggestelde] bij de naleving van deze voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Deze beslissing is gegeven door mr. C. Wapenaar, voorzitter, mr. W.A.P. Hillen en mr. dr. D.L.F. de Vocht, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.H.C. van den Munckhof, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 oktober 2019.
Buiten staat
Mr. W.A.P. Hillen en mr. dr. D.L.F. de Vocht zijn niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.