ECLI:NL:RBLIM:2019:9094

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 oktober 2019
Publicatiedatum
10 oktober 2019
Zaaknummer
03/137219-19 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel door het telen van hennep

Op 9 oktober 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in de ontnemingszaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het telen van hennep. De verdachte, geboren op 14 januari 1984 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. G.A.C. Beckers. De rechtbank behandelde de ontnemingsvordering gelijktijdig met de strafzaak, waarin de verdachte eerder was veroordeeld voor het telen van 566 hennepplanten. De officier van justitie had aanvankelijk het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 70.731,85, maar dit bedrag werd later verlaagd naar € 65.152,66. De verdediging betwistte de vordering en stelde dat het voordeel slechts € 46.077,36 zou bedragen, waarbij zij argumenten aanvoerde over de opbrengst en de betrokkenheid van derden.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte inderdaad wederrechtelijk verkregen voordeel had genoten door het telen van hennep en dat er voldoende bewijs was voor de eerdere oogst. De rechtbank stelde het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op € 45.820,-, rekening houdend met de kosten die de verdachte had gemaakt. De rechtbank legde de verdachte de verplichting op om dit bedrag aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De beslissing was gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank oordeelde dat er geen reden was voor matiging van de betalingsverplichting, ondanks de huidige vermogenssituatie van de verdachte.

Uitspraak

RECHTbANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/137219-19 (ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel)
Tegenspraak (gemachtigde raadsman)
Uitspraak van de meervoudige kamer d.d. 9 oktober 2019 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te Doetinchem op 14 januari 1984,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier ten lande,
domicilie kiezende te [adresgegevens verdachte] ,
hierna te noemen: [verdachte] .
[verdachte] wordt bijgestaan door mr. G.A.C. Beckers, advocaat kantoorhoudende te Sittard.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 september 2019. [verdachte] is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De behandeling van de ontnemingsvordering heeft gelijktijdig plaatsgehad met de behandeling van de strafzaak met parketnummer 03/137219-19. Op 9 oktober 2019 heeft de rechtbank eerst vonnis gewezen in de strafzaak. Vervolgens is deze uitspraak gewezen.

2.De vordering van de officier van justitie

De vordering van de officier van justitie strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan [verdachte] opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van dat geschatte voordeel. De officier van justitie heeft dit bedrag aanvankelijk geschat op € 70.731,85. Volgens de officier van justitie zou [verdachte] dit voordeel hebben verkregen door middel van het feit waarvoor hij is veroordeeld.
Op de terechtzitting van 25 september 2019 heeft de officier van justitie de vordering gewijzigd in die zin dat zij het geschatte voordeel en de op te leggen betalingsverplichting op € 65.152,66 vaststelt.

3.De beoordeling

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het aannemelijk is dat
[verdachte] wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten door het in de door hem gehuurde woning telen van 566 hennepplanten. In de hennepkwekerij waren diverse indicaties voor een eerdere oogst aanwezig, waaronder hennepresten op droogrekken en in de kwekerij zelf, bloempotten met kalkaanslag en een gebruikt koolstoffilter. Het is daarom aannemelijk dat er ten minste één keer is geoogst in de hennepkwekerij. De schatting van het verkregen voordeel is door de officier van justitie gebaseerd op het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, dat deel uitmaakt van het dossier. De berekening uit voornoemd rapport is gebaseerd op de genormeerde bedragen die zijn ontleend aan de standaardberekening van het Openbaar Ministerie. [1] De vordering dient geheel te worden toegewezen omdat [verdachte] in de strafzaak als enige is veroordeeld voor het telen van de hennep en de diefstal van elektriciteit en er verder geen concrete aanwijzingen zijn dat anderen ook hebben geteeld, waardoor het aannemelijk is dat de winst volledig aan hem ten goede is gekomen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie
niet-ontvankelijk verklaard moet worden in de vordering, gelet op de in de strafzaak bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel slechts € 46.077,36 bedraagt omdat er, gelet op de afmetingen van de kweekruimtes en de aangetroffen plantenpotten van 20 bij 20 centimeter, in de hennepkwekerij per vierkante meter 25 en geen 9 planten stonden. Daardoor is een lagere opbrengst per plant gerealiseerd. De voor de hennepkwekerij gemaakte kosten bedragen -anders dan door de officier van justitie aangevoerd- € 4.810,00. Omdat ook derden bij de hennepkwekerij betrokken waren, moet de vordering pondsgewijze slechts voor de helft worden toegewezen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Inleiding
Bij voormeld vonnis van 9 oktober 2019 is [verdachte] onder meer veroordeeld wegens het opzettelijk telen van 566 hennepplanten in de periode van 1 juli 2018 tot en met 1 oktober 2018.
De officier van justitie heeft de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig gemaakt binnen de daarvoor gestelde termijn. Ingevolge het bepaalde in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht moet worden onderzocht of, en zo ja in hoeverre, [verdachte] voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van het feit waarvoor de veroordeling heeft plaatsgevonden en of andere strafbare feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door [verdachte] zijn begaan.
3.3.2
Het bewijs [2]
Op 2 oktober 2018 is een hennepkwekerij aangetroffen in een rijtjeshuis gelegen aan het [adres] te Hoensbroek, gemeente Heerlen. [verdachte] huurde de woning sinds 1 mei 2014. [3] De hennepkwekerij bestond uit twee kweekruimtes, door de politie aangeduid als kweekruimte 1 en kweekruimte 2, met plaats voor 216 respectievelijk 350 planten. De potten hadden een afmeting van ongeveer 20 bij 20 centimeter. [4] De voor de hennepkwekerij benodigde stroom werd op illegale wijze afgenomen. [5]
In de kweekruimtes werden indicatoren aangetroffen voor minstens één oogst op grond van de volgende indicatoren:
- ( verdroogde) hennepresten in vuilniszakken en op een kartonnen plaat in de eerste kweekruimte;
- kalkafzetting op de aangetroffen plantenpotten en het grondzeil in beide kweekruimtes;
- verontreiniging van de koolstoffilters in beide kweekruimte;
- stof op het rotorblad van de ventilator in de eerste kweekruimte. [6]
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] in elk geval één eerdere teelt heeft geoogst en dat hij aan die oogst heeft verdiend. Zoals in het vonnis van 9 oktober in de strafzaak is gemotiveerd, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden dat derden ook verantwoordelijk waren voor de aangetroffen hennepplantage.
3.3.3
De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank zal het bedrag, waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vaststellen op € 45.820,-. Hiertoe overweegt zij het volgende.
In de hennepplantage van [verdachte] zijn 566 plantenpotten aangetroffen waarin hennepplanten zijn geteeld. Gelet op de afmeting van deze potten en de opstelling van de potten, is de rechtbank van oordeel dat het aannemelijk is dat er per vierkante meter 25 hennepplanten in de kwekerij stonden. Zoals in het voorgaande met wettige bewijsmiddelen is onderbouwd, acht de rechtbank bewezen dat er één keer eerder is geoogst en aannemelijk dat het aantal planten dat is geoogst overeenkomt met de aangetroffen 566 plantenpotten.
Bij gebrek aan informatie over de werkelijke opbrengst en kosten van de plantage, komt de rechtbank tot de hierna te vermelden schatting van het voordeel met toepassing van de standaardberekening van het Openbaar Ministerie, hierna te noemen: het rapport van het FPA. [7]
De opbrengst
In de kweekruimtes stonden per vierkante meter 25 hennepplanten. Volgens het rapport van het FPA is de opbrengst in dat geval 23 gram per plant.
De oogst van 566 planten levert dan op: 13,018 kilogram. De rechtbank hanteert de in het rapport van het FPA genoemde kiloprijs ter hoogte van € 4.070,00, zodat het bruto voordeel afgerond
€ 52.983,-bedraagt.
De kosten
Afschrijvingskosten
Er waren twee aparte kweekruimtes waarin 216 respectievelijk 350 hennepplanten zijn geteeld. In navolging van het rapport van het FPA gaat de rechtbank voor beide kweekruimtes uit van € 200,00 respectievelijk € 250,00 aan afschrijvingskosten. De afschrijvingskosten bedragen dus in totaal
€ 450,-.
Variabele kosten
Het normbedrag voor de variabele kosten is in het rapport van het FPA vastgesteld op € 7,69 per plant. Dit bedrag bestaat uit het normbedrag voor de inkoopprijs van stekken (€ 3,81) en het normbedrag voor de overige variabele kosten als kosten voor kweekmedium, water en voedingstoffen (€ 3,88). Het totale normbedrag vermenigvuldigd met het aantal hennepplanten brengt de geschatte variabele kosten op afgerond (€ 7,69 x 566) =
€ 4.353,-.
Knipkosten
Gelet op het grote aantal geteelde hennepplanten is het aannemelijk dat [verdachte] derden heeft ingeschakeld voor het knippen van de hennep en daarvoor kosten heeft gemaakt. De rechtbank zal overeenkomstig de in het rapport van het FPA vastgestelde norm de knipkosten vaststellen op € 2,00 per plant. De totale knipkosten bedragen dan afgerond
€ 1.132,-.
Kosten elektriciteit
Uit het dossier blijkt dat [verdachte] de voor de hennepplantages benodigde stroom illegaal heeft afgenomen. De raadsman heeft op de terechtzitting van 25 september 2019 meegedeeld dat [verdachte] de stroomkosten wil betalen en dat dit eigenlijk reeds voorafgaand aan de terechtzitting gebeurd had moeten zijn. De rechtbank heeft de vordering van [benadeelde partij] op dit punt toegewezen en de schadevergoedingsmaatregel opgelegd. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat de stroomkosten in mindering moeten worden gebracht op het door [verdachte] wederrechtelijk verkregen voordeel nu reëel is dat deze kosten alsnog worden gemaakt. Uit de factuur van [benadeelde partij] , die zich op de pagina’s 73 en 74 van het procesdossier bevindt, blijkt dat de stroomkosten afgerond
€ 1.228,-bedragen.
De totale kosten
De totale kosten worden daarmee vastgesteld op
(€ 450,- + € 4.353,- + € 1.132,- + € 1.228,- ) =
€ 7.163,-.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel
Opbrengst € 52.983,-
Kosten
€ 7.163,-
Wederrechtelijk verkregen voordeel
€ 45.820,-
Het bedrag waar het wederrechtelijk verkregen voordeel op wordt geschat, stelt de rechtbank op grond van het voorgaande vast op afgerond
€ 45.820,-.
3.3.4
De op te leggen betalingsverplichting
De rechtbank houdt bij het vaststellen van de betalingsverplichting geen rekening met de betrokkenheid van derden omdat hun precieze rol bij de hennepkwekerij niet vast is komen te staan. Voor matiging ziet de rechtbank geen reden. Uit de vermogenscheck blijkt weliswaar dat er op dit moment geen mogelijkheden zijn om dit bedrag op [verdachte] te verhalen, maar er zijn echter geen omstandigheden bekend die er op wijzen dat dit in de toekomst ook zo zal zijn. De rechtbank zal aan [verdachte] daarom de verplichting opleggen tot betaling van
€ 45.820,-aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

4.Het wettelijke voorschrift

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

5.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 45.820,-;
- legt aan [verdachte] de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel
van een bedrag van € 45.820,-.
Deze uitspraak is gewezen door mr. A.M. Schutte, voorzitter, mr. D. Osmić en
mr. M.G.J.M. van der Staak, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Hoelbeek, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 9 oktober 2019.
Buiten staat
Mr. M.G.J.M. van der Staak is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Berekening volgens het rapport Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht, Standaardberekening en normen, Update 1 juni 2016, gepubliceerd door het Functioneel Parket Afpakken (voorheen BOOM).
2.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, district Parkstad-Limburg, basisteam Heerlen, proces-verbaalnummer PL2431-2018146655, gesloten d.d. 27 november 2018 en doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 106.
3.Het schriftelijk bescheid, zijnde een huurovereenkomst zelfstandige woonruimte d.d. 1 mei 2014, pagina’s 25 tot en met 35.
4.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 15 november 2018, pagina’s 11 tot en met 14.
5.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 15 november 2018, pagina’s 12 en 13, in onderlinge samenhang met het schriftelijk bescheid, zijnde een aangifte diefstal/verduistering elektriciteit, pagina’s 69 tot en met 71.
6.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel d.d. 7 november 2018, pagina’s 58 tot en met 60.
7.Berekening volgens het rapport Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht, Standaardberekening en normen, Update 1 juni 2016, gepubliceerd door het Functioneel Parket Afpakken (voorheen BOOM).