ECLI:NL:RBLIM:2019:8871
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.H. Klifman
- A.P.A. Bisscheroux
- C.C.W.M. Aretz
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in drugszaken met betrekking tot versnijdingsmiddelen voor heroïne en cocaïne
Op 2 oktober 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van stoffen bestemd voor het versnijden van heroïne en cocaïne. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging, omdat niet bewezen kon worden dat hij wist of moest weten dat er versnijdingsmiddelen in de opslagbox lagen en dat hij daar de beschikkingsmacht over had. De stoffen, waaronder coffeïne, paracetamol en fenacetine, waren aangetroffen in een opslagbox, maar het was onduidelijk wanneer deze daar waren geplaatst. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte gedurende de tenlastegelegde periode op de hoogte was van de aanwezigheid van deze stoffen.
De zaak werd inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 september 2019, waar de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie had betoogd dat de verdachte samen met een medeverdachte de stoffen voorhanden had gehad, maar de verdediging stelde dat het bewijs onvoldoende was. De rechtbank concludeerde dat er geen camerabeelden waren die bevestigden dat de verdachte de stoffen in de opslagbox had geplaatst en dat de inloggegevens van de toegangspoort en lift niet voldoende bewijs boden voor de beschuldiging. De rechtbank achtte het mogelijk dat iemand anders de stoffen in de opslagbox had geplaatst.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging en sprak de verdachte vrij van het tenlastegelegde. Dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee andere rechters.