Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[eiser sub 1] ,
[eiseres sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 14
- de conclusie van antwoord in kort geding met producties 1 tot en met 5
- de mondelinge behandeling ter zitting van 24 september 2019
- de reactie op de conclusie van antwoord in kort geding van [eisers]
- de pleitnota van Gemeente Meerssen.
2.De feiten
3.Het geschil
subsidiairten aanzien van eiser sub 1 voor zover de primaire vordering niet is toegewezen, te bepalen dat zowel de conservatoir als executoriaal in beslag genomen goederen binnen 5 werkdagen na het in deze te wijzen vonnis geretourneerd dienen te worden door gedaagde, onder de voorwaarde dat de vervangende zekerheid op de rekening derdengelden van het kantoor van mr. Louws blijft staan totdat onherroepelijk in een bodemprocedure is vast komen te staan welk bedrag eisers aan gedaagde dienen te betalen, onder de voorwaarde dat de te starten bodemprocedure binnen 60 dagen na het in deze te wijzen vonnis aanhangig dient te zijn, dan wel binnen een termijn in goede justitie door de voorzieningenrechter te bepalen;
meer subsidiairten aanzien van eiser sub 1 gedaagde te verbieden de executoriaal en conservatoir in beslag genomen goederen te doen verkopen totdat onherroepelijk in een bodemprocedure is vast komen te staan welk bedrag eisers aan gedaagde dienen te betalen, onder de voorwaarde dat de te starten bodemprocedure binnen 60 dagen na het in deze te wijzen vonnis aanhangig dient te zijn, dan wel binnen een termijn in goede justitie door de voorzieningenrechter te bepalen;
4.De beoordeling
zelfgegevens aan te leveren op grond waarvan Gemeente Meerssen de aanslagen toeristenbelasting over 2011 tot en met 2015 had kunnen berekenen en vaststellen, maar dat [eisers] dit om hen moverende reden niet hebben gedaan, (ii) [eisers] als vennoten van de VOF (zij het ontijdig en/of ondeugdelijk) gebruik hebben gemaakt van de bestuursrechtelijke mogelijkheden om tegen de door Gemeente Meerssen opgelegde naheffingsaanslagen toeristenbelasting 2011 tot en met 2015 bezwaar te maken, (iii) moet worden uitgegaan van de formele rechtskracht van de besluiten waarbij de betalingsverplichting is vastgesteld en (iv) de vorderingen van Gemeente Meerssen daarmee onherroepelijk vaststaan. Gelet op het voorgaande moet van de rechtmatigheid van de onherroepelijke besluiten worden uitgegaan. Van een misslag is dan ook geen sprake.
Leidraad invordering BsGW(onder 1.1.5.) op grond van welk beleid Gemeente Meerssen “invorderingsmaatregelen niet neemt dan wel zoveel als mogelijk terugdraait indien blijkt dat de belastingaanslag in materiele zin niet verschuldigd kan zijn, ook al is deze onherroepelijk”, faalt in het licht van het – onweersproken – verweer van Gemeente Meerssen, te weten dat de naheffingsaanslagen zijn opgelegd eind 2016, terwijl de Leidraad eerst op 19 mei 2017 in werking is getreden en de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb) bovendien afwijkingen toestaat (de inherente afwijkingsbevoegdheid ex art. 4:84 Awb).